In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 augustus 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de vereniging R.K. woningbouwvereniging Zeist (RKW) en een gedaagde huurder. De gedaagde, die sinds 20 augustus 2009 een woning huurde van Stichting De Seyster Veste, was eerder veroordeeld tot ontruiming van een andere woning vanwege ernstige overlast. In het kader van het Laatste Kansbeleid had hij een nieuwe huurovereenkomst met RKW gesloten, waarin het hem was verboden om samen te wonen met een bepaalde persoon, [A]. RKW vorderde ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand, omdat de gedaagde in strijd met de huurovereenkomst samenwoonde met [A] en huurachterstand had opgebouwd.
De procedure begon met een dagvaarding en verschillende producties van beide partijen. RKW stelde dat de gedaagde niet voldeed aan zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, terwijl de gedaagde betwistte dat hij samenwoonde met [A]. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de gedaagde samenwoonde met [A] en dat dit leidde tot overlast voor omwonenden. De rechter benadrukte dat de gedaagde, gezien zijn eerdere veroordeling en de voorwaarden van de huurovereenkomst, zich bijzonder moest inspannen om overlast te voorkomen.
De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde tekortgeschoten was in zijn verplichtingen en dat de ontruiming van de woning gerechtvaardigd was. De rechter bepaalde dat de gedaagde de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis moest ontruimen en dat hij de huurachterstand moest betalen. De kosten van de procedure werden aan de gedaagde opgelegd. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het kader van het Laatste Kansbeleid, waarbij de rechter de noodzaak van strikte handhaving van huurovereenkomsten onderstreept.