ECLI:NL:RBMNE:2013:3339

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
16-564889-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor diefstal in vereniging met bijzondere voorwaarden en werkstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen in vereniging. De verdachte is veroordeeld voor twee feiten van diefstal, waarbij hij samen met anderen twee laptops en twee iPhones uit een woning heeft gestolen, en een scooter, autosleutel en huissleutel uit een andere woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 oktober 2012 en 24 november 2012 deze diefstallen heeft gepleegd. De verdachte heeft tijdens het proces een bekennende verklaring afgelegd voor de eerste twee feiten, maar ontkende betrokkenheid bij het vernielen van de scooter, wat resulteerde in een vrijspraak voor dat feit. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 1 maand, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is er een werkstraf van 60 uren opgelegd, met de voorwaarde dat deze kan worden omgezet in jeugddetentie indien de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling en het feit dat hij nog nooit eerder met justitie in aanraking is geweest. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder de verplichting tot meewerking aan reclasseringstoezicht in het kader van een maatregel Hulp en Steun. De uitspraak is gedaan in het belang van de slachtoffers en de samenleving, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers heeft meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/654889-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 9 april 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres 1] ([postcode]) in [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 maart 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. M.K.J. Dikkerboom, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met een ander twee laptops en twee I-phones uit een woning heeft gestolen
Feit 2: samen met een ander een scooter, een autosleutel en een huissleutel uit een woning heeft gestolen
Feit 3: samen met anderen een scooter heeft vernield

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat alle feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard en baseert zich hierbij op het volgende. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd. In combinatie met de aangiften die zich in het dossier bevinden, kunnen deze feiten bewezen worden verklaard. Ten aanzien van feit 3 heeft verdachte aangevoerd dat hij geen enkele rol heeft gespeeld bij het in brand steken van de scooter. Hij heeft er enkel bijgestaan. De officier van justitie houdt verdachte aan de bekennende verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd. In combinatie met de aangifte kan ook dit feit wettig en overtuigend bewezen worden verklaard volgens de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 1 aan hetgeen de officier van justitie heeft gerequireerd.
Ten aanzien van feit 2 verzoekt zij de rechtbank om verdachte gedeeltelijk vrij te spreken en wel voor de bestanddelen ‘inklimming’ en ‘valse sleutel’ die in de tenlastelegging bij dit feit zijn opgenomen. Zowel verdachte als zijn mededader [medeverdachte] verklaren dat de deur gewoon openstond en zij zo naar binnen konden lopen.
Ten aanzien van feit 3 is de verdediging van mening dat weliswaar voldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is, maar dat de overtuiging ontbreekt. Verdachte heeft bij de politie uit angst voor de echte dader verklaard dat hij het zelf had gedaan. Hij was en is nog steeds bang voor represailles. Dat deze angst gegrond is, blijkt uit het feit dat de persoon die de scooter daadwerkelijk in brand heeft gestoken, hem voor deze zitting mondeling bedreigd heeft. De verdediging verzoekt de rechtbank hier rekening mee te houden en verdachte voor dit feit vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Vrijspraak ten aanzien van feit 3
De rechtbank is van oordeel dat feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank is er niet van overtuigd dat verdachte zelf uitvoeringshandelingen heeft verricht. De combinatie van het stelen van de scooter en vervolgens het enkel aanwezig zijn bij het in brand steken van de scooter is in dit geval niet voldoende om het medeplegen van de vernieling bewezen te achten.
Ten aanzien van feit 1:Aangezien verdachte het feit heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit bewezen, gelet op:
- aangifte van[benadeelde 1]; [2]
- bekennende verklaring van verdachte bij de politie [3] en ter zitting.
Ten aanzien van feit 2Aangezien verdachte het feit heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit bewezen, gelet op:
- aangifte van [benadeelde 2] en [benadeelde 3]; [4]
- bekennende verklaring van verdachte [5] bij de politie en ter zitting.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1:
op 7 oktober 2012 te Leusden, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan [adres 2] heeft weggenomen twee laptops en twee Iphones, toebehorende aan[benadeelde 1].
Ten aanzien van feit 2:
hij op 24 november 2012 te Leusden tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen een scooter, een autosleutel en een huissleutel, toebehorende aan
[benadeelde 2] en [benadeelde 3], waarbij verdachte de weg te nemen scooter onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
Feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen.
Feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen verklaarde feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 1 maand, geheel voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren. Hierbij vordert de officier de bijzondere voorwaarden dat verdachte verplicht mee moet werken aan reclasseringstoezicht, in het kader van een maatregel Hulp en Steun. Daarnaast vordert de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 120 uur, indien verdachte deze niet of niet naar behoren verricht, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de voorwaardelijke jeugddetentie gerefereerd aan de eis van de officier van justitie. Ten aanzien van de werkstraf is de verdediging van mening dat deze te hoog is. Zij verzoekt de rechtbank deze te matigen en daarbij in overweging te nemen dat het op dit moment erg goed gaat met verdachte. Hij heeft zijn diploma gehaald en zelf een jaarcontract geregeld bij de werkgever waar hij nu fulltime werkzaam is.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstallen uit woningen in zijn eigen woonomgeving. Dit zijn nare feiten, die naast schade, overlast en angst bij de slachtoffers, onrust in de samenleving teweeg brengen. Bovendien is de privacy van de bewoners geschonden. De verdachte lijkt slechts uit te zijn op persoonlijk financieel gewin zonder zich te bekommeren om de gevolgen voor zijn slachtoffers.
De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en heeft met name gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 februari 2013 waaruit blijkt dat verdachte nog nooit eerder met politie of justitie in aanraking is geweest.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van een rapportage opgemaakt door mevrouw S. Bremmer van Bureau Jeugdzorg d.d. 5 februari 2013. Hieruit blijkt dat verdachte zeer beïnvloedbaar is. Daarnaast lijkt het middelengebruik te zijn afgenomen. Bureau Jeugdzorg adviseert in haar rapportage aan verdachte een leerstraf op te leggen. Ter zitting is mevrouw Bremmer hier echter op terug gekomen aangezien het erg goed gaat met[verdachte]. Hij werkt momenteel fulltime en er lijkt geen sprake te zijn van verslavingen op het gebied van drugs en alcohol. Mevrouw Bremmer adviseert ter zitting om aan verdachte een werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte mee moet werken aan reclasseringstoezicht in het kader van een maatregel Hulp en Steun.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 1 maand geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte verplicht mee moet werken aan reclasseringstoezicht, ook in het kader van een maatregel Hulp en Steun en daarnaast een werkstraf van 60 uur, indien verdachte deze niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen jeugddetentie, passend is. Voor iedere nacht die hij in voorarrest heeft doorgebracht wordt twee uur van deze werkstraf afgetrokken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Spreekt verdachte vrij van het onder feit 3 ten laste gelegde feit
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen.
Feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 1 maand geheel voorwaardelijk;
- Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- De tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de straf kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt:
Stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
o Zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o Ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o Medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
o zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel Hulp en Steun worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg;
de rechtbank draagt die instelling op om de verdachte hulp en steun te verlenen bij het naleven van de bijzondere voorwaarde.
- Veroordeelt verdachte tot een
werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat, indien deze werkstraf niet of niet naar behoren wordt verricht,
vervangende jeugddetentie van 30 dagenzal worden toegepast, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht naar de maatstaf van twee uren per dag;
-
heft het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip waarop het vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, tevens kinderrechter
mrs. M.J. Veldhuijzen en R.P. den Otter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 april 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 07 oktober 2012 te Leusden, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit een woning gelegen aan
[adres 2]) heeft weggenomen twee laptops en/of twee Iphones, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde 1], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 24 november 2012 te Leusden, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen
aan de [adres 3]) heeft weggenomen een scooter, een autosleutel en/of een
huissleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde 2] en/of [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming en/of
door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 24 november 2012 te Leusden, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een scooter (Yamaha kenteken [kenteken]), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),
heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt, door toen
aldaar tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk die scooter in brand te steken;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 65 tot en met 69.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 40 en 41 in combinatie met proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 44.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 84 tot en met 87.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 45.