ECLI:NL:RBMNE:2013:3340

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
16-661135-13, 13-176600-12 (tul) en 13-651675-12 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging bij Mediamarkt te Utrecht

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 maart 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 3 februari 2013 samen met een ander een telefoon heeft gestolen bij de Mediamarkt in Utrecht. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen, na het onderzoek ter terechtzitting op 7 maart 2013. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 7 weken, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak of een straf gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte de telefoon heeft gestolen. De diefstal werd ondersteund door camerabeelden die de samenwerking tussen de twee mannen aantonen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich de telefoon reeds in de winkel wederrechtelijk had toegeëigend, aangezien deze in een speciaal voor de diefstal geprepareerde tas was aangetroffen. De rechtbank achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, hoger dan de eis van de officier van justitie, en heeft ook de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen toegewezen. De rechtbank overwoog dat winkeldiefstallen ernstige feiten zijn die veel hinder veroorzaken voor gedupeerden en dat de verdachte, gezien zijn strafblad, een hoge kans op recidive vertoonde. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen, maar kwam tot de conclusie dat een hogere straf gerechtvaardigd was om de verdachte te laten inzien dat diefstal geen middel van bestaan kan zijn.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661135-13, 13/176600-12 (tul) & 13/651675-12 (tul) (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 21 maart 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats 2] (Letland) op [geboortedatum],
thans gedetineerd in PI Nieuwegein, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. M Tijsseling, naar voren hebben gebracht.
De zaak wordt gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld met de zaak van medeverdachte [medeverdachte]..

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met een ander een telefoon heeft gestolen bij de Mediamarkt.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de camerabeelden en de aangifte. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte de diefstal tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd, nu uit de camerabeelden duidelijk blijkt dat er sprake is geweest van een samenwerkingsverband. De vraag of verdachte nog in de winkel is aangehouden of daarbuiten is niet relevant, nu de diefstal reeds voltooid was aangezien de telefoon in een voor diefstal geprepareerde tas is aangetroffen. Op dat moment hadden verdachte en zijn mededader zich de telefoon al wederrechtelijk toegeëigend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Uit de camerabeelden is niet duidelijk af te leiden wat zich precies heeft afgespeeld in de winkel. De overdracht van de telefoon vanuit het mandje naar de tas is niet zichtbaar op de beelden. Derhalve is niet vast te stellen of hetgeen in de tas is aangetroffen hetzelfde is als hetgeen eerder in het winkelmandje lag. Hierdoor kan het oogmerk tot het stelen van de telefoon niet bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Bewijsmiddelen
Op 3 februari 2013 doet de Mediamarkt in Utrecht aangifte van de diefstal op die dag van een Sony Xperia telefoon. [2] De beveiliger van de Mediamarkt ziet op de camera’s een man die opvalt vanwege zijn winkelgedrag. De man, die een rode jas draagt, legt de telefoon in zijn mandje, waarna er een tweede man bij hem komt staan. Deze man heeft een plastic tas in zijn handen. De telefoon wordt door de eerste man aan de tweede man gegeven die de telefoon vervolgens in zijn plastic tas stopt. Daarna lopen ze samen naar de uitgang. De beveiliger roept zijn collega’s op en samen houden ze de mannen aan wegens winkeldiefstal. De tas blijkt geprepareerd te zijn. [3]
Een dag later, 4 februari 2013, kijkt een verbalisant de camerabeelden van de diefstal uit. Hij ziet een man in een rode jas, waarvan is gebleken dat dit [verdachte] is, met een winkelmandje lopen waar een doosje in ligt. Even later komt de andere man, welke [medeverdachte] blijkt te zijn, bij hem staan. Hij draagt een rode plastic tas bij zich. De andere man houdt de plastic tas open en verdachte beweegt met zijn armen. Een moment later blijkt het winkelmandje, waar eerder het doosje in lag, leeg te zijn. [4]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander een telefoon bij de Mediamarkt heeft gestolen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de man in de rode jas was, maar dat hij al aangehouden werd voordat hij de winkel verlaten had. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich de telefoon reeds in de winkel wederrechtelijk heeft toegeëigend, aangezien hij deze in de winkel heeft doen verdwijnen in een speciaal voor die diefstal geprepareerde tas. Dit maakt dat de diefstal in de winkel reeds voltooid was en het voor de bewezenverklaring van het feit niet relevant is of verdachte in de winkel of pas daarbuiten is aangehouden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 3 februari 2013 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een telefoon (model Sony, type Xperia J Black), toebehorende aan winkelbedrijf Mediamarkt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
diefstal door twee of meer verenigde personen.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 weken. Ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordelingen is de officier van justitie van mening dat deze allebei kunnen worden toegewezen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde, een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, te weten –bij uitspraak- 47 dagen.
Ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordelingen verzoekt de verdediging deze primair af te wijzen en subsidiair de proeftijd te verlengen met de duur van een jaar.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder opleveren voor de gedupeerde bedrijven. Diefstallen kosten winkels, en daardoor ook het publiek, jaarlijks veel geld. Verdachte heeft hier nimmer bij stilgestaan en enkel gedacht aan zijn eigen gewin.
Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 5 februari 2013, waaruit blijkt dat verdachte alleen al in het jaar 2012 reeds 8 maal is veroordeeld wegens diefstal en hiervoor ook gevangenisstraffen opgelegd heeft gekregen.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 10 weken passend en geïndiceerd is. Het is de rechtbank ter zitting duidelijk geworden dat verdachte geen duidelijke toekomstplannen of enige intentie heeft die ertoe gaat leiden dat hij binnen aanzienbare tijd huisvesting en betaald werk zal vinden. Verdachte geeft zelf aan dat, nu het moeilijk is om werk te krijgen, hij waarschijnlijk zal moeten blijven stelen om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Op grond hiervan acht de rechtbank de kans op recidive erg hoog. De rechtbank is van oordeel dat verdachte ingescherpt moet krijgen, dat diefstal in Nederland geen middel van bestaan kan zijn. Daarom acht de rechtbank een gevangenisstraf die hoger is dan de officier van justitie heeft geëist, geboden..

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordelingen

Ten aanzien van 13/176600-12
Bij de stukken bevindt zich de op 6 februari 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 13/176600-12, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 4 december 2012 van de politierechter Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van 250,00 euro subsidiair 5 dagen hechtenis, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 27 februari 2013 in persoon aan verdachte is uitgereikt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.
Ten aanzien van 13/651675-12
Bij de stukken bevindt zich de op 13 februari 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 13/651675-12, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 12 december 2012 van de politierechter Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 dagen, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 27 februari 2013 in persoon aan verdachte is uitgereikt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Vordering tenuitvoerlegging (13/176600-12)
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe, zijnde een geldboete van 250,00 euro;
- beveelt dat indien de geldboete niet wordt voldaan, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 5 dagen.
Vordering tenuitvoerlegging (13/651675-12)
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe, zijnde een gevangenisstraf van 6 dagen.
Heft het bevel voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt met die van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A. Somsen, voorzitter,
mrs. M.J. Veldhuijzen en Y.M. Vanwersch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 maart 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 03 februari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (model Sony, type Xperia J Black), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Mediamarkt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal nr. PL0910 2013026783, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 4 tot en met 9.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 7.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 21 en 22.