ECLI:NL:RBMNE:2013:3342

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
16-601186-11 en 16-600587-09 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, vrijheidsberoving, afpersing, verkrachting, diefstal en belediging

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 maart 2013 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder mishandeling, vrijheidsberoving, afpersing, verkrachting, diefstal met valse sleutels en belediging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende tijdstippen tussen maart en november 2011 geweld heeft gebruikt tegen twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De feiten zijn als volgt:

Feit 1 betreft de mishandeling van [slachtoffer 1], waarbij de verdachte haar in mei en november 2011 heeft geslagen en gestompt. De rechtbank heeft de verklaringen van [slachtoffer 1] en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de wisselende verklaringen van het slachtoffer.

Feit 2 betreft de vrijheidsberoving van [slachtoffer 1], waarbij de verdachte haar tegen haar wil in zijn auto heeft geduwd en meegenomen. De rechtbank heeft de tweede verklaring van [slachtoffer 1] als meest betrouwbaar aangemerkt, ondersteund door getuigenverklaringen.

Feit 3 betreft de afpersing van [slachtoffer 2], waarbij de verdachte haar heeft gedwongen haar pinpas en pincode af te geven door geweld te gebruiken. De rechtbank heeft de verklaringen van [slachtoffer 2] en getuigen als geloofwaardig beoordeeld, ondersteund door medische rapporten.

Feit 4 betreft de verkrachting van [slachtoffer 2], waarbij de verdachte haar heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van [slachtoffer 2] als overtuigend beschouwd.

Feit 5 betreft de diefstal van geld van [slachtoffer 2] met gebruik van de gestolen pinpas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het geld heeft gepind met de pinpas en pincode die hij van [slachtoffer 2] had afgenomen.

Feit 6 betreft de belediging van ambtenaren tijdens hun werkzaamheden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/601186-11 en 16/600587-09 (tul) (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 21 maart 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op[geboortedatum],
wonende aan de [adres]([postcode]) in [woonplaats],
thans gedetineerd in HvB locatie Nieuwegein

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. H. Seton naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is ter zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:[slachtoffer 1] heeft mishandeld
Feit 2 primair:[slachtoffer 1] van haar vrijheid heeft beroofd
Feit 2 subsidiair: [slachtoffer 1] heeft mishandeld en haar horloge heeft vernield
Feit 3 primair: door geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen haar pinpas en pincode af te geven
Feit 3 subsidiair: [slachtoffer 2] heeft mishandeld
Feit 4: [slachtoffer 2] heeft verkracht
Feit 5: van [slachtoffer 2] geld heeft gestolen met gebruikmaking van valse sleutels
Feit 6: [A], [B] en [C] heeft beledigd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat feit 1, feit 2 primair, feit 3 primair, feit 4, feit 5 en feit 6 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en baseert zich hierbij op het volgende. Allereerst stelt zij vast dat[slachtoffer 1] wisselend heeft verklaard en dat de relatie tussen haar en verdachte ook wisselend is geweest. Verdachte heeft zich al eerder gewelddadig opgesteld tegenover[slachtoffer 1] en is daar ook voor veroordeeld. Toch blijkt dat de relatie tussen verdachte en[slachtoffer 1] steeds weer goed komt. De verklaringen van[slachtoffer 1] acht zij, in dit licht bezien, niet onbetrouwbaar.
Ten aanzien van feit 1 baseert zij zich op de aangifte van[slachtoffer 1] en de verklaringen van de 3 getuigen die in grote lijnen hetzelfde verklaren.
Ten aanzien van feit 2 baseert zij zich op de aangifte van[slachtoffer 1] en de verklaring van getuige [getuige 1] die uit zichzelf de politie heeft gebeld omdat hij zo erg schrok van het incident. Daarnaast wordt de verklaring van[slachtoffer 1] ondersteund door hetgeen [getuige 6] heeft verklaard bij de politie.
Ten aanzien van feit 3 baseert zij zich op de verklaring van aangeefster[slachtoffer 2]. De politie heeft alle punten uit haar verklaring gecontroleerd en dit klopte allemaal. De alternatieve verklaring die verdachte geeft is totaal ongeloofwaardig. Daarnaast komt het door de politie geconstateerde letsel van[slachtoffer 2] overeen met hetgeen zij heeft verklaard.
Ten aanzien van feit 4 is de officier van justitie van mening dat de verklaring van[slachtoffer 2] zo geloofwaardig is, dat niet meer nodig is voor een bewezenverklaring, mede gezien de rest van het dossier.
Ten aanzien van feit 5 geeft de officier van justitie aan dat zij wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte medepleger is van het feit, omdat er geen camerabeelden zijn van de daadwerkelijke pintransactie. Derhalve kan niet onomstotelijk vast komen te staan of het verdachte is geweest die geld heeft gepind. Wel is verdachte door het wegnemen van de pinpas en de pincode een essentieel onderdeel geweest van het tot stand komen van dit feit. Daarnaast baseert zij zich op de aangifte, de bevestiging dat de rekening direct werd geblokkeerd en het rekeningafschrift waarop de transactie zichtbaar is.
Ten aanzien van feit 6 baseert zij zich op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting en bij de politie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de feiten 1 tot en met 5 niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard en verdachte dient hiervoor vrijgesproken te worden.
De verdediging wijst op het volgende.
Ten aanzien van feit 1 is de verdediging van mening dat sprake is van slechts één bewijsmiddel, namelijk de verklaring van[slachtoffer 1]. Door een tweetal getuigen is letsel geconstateerd waarvan door[slachtoffer 1] wordt gezegd dat zij dit heeft opgelopen door met een meisje te vechten. Op grond van het gebrek aan overig bewijs kan niet uitgesloten worden dat iemand anders dan verdachte het letsel bij[slachtoffer 1] heeft toegebracht. Wellicht was[slachtoffer 1] jaloers omdat verdachte een nieuwe vriendin had en heeft zij uit wraak gezegd dat het verdachte is geweest die haar het letsel had toegebracht.
Ten aanzien van feit 2 is de verdediging van mening dat de verklaring van getuige [getuige 1] niet overeenkomt met hetgeen[slachtoffer 1] zelf heeft verklaard. Ook de verklaring van [getuige 6] is niet betrouwbaar, nu zij heeft verklaard dat[slachtoffer 1] in de kofferbak is gegooid. Dit is door[slachtoffer 1] zelf ontkend en ook getuige [getuige 1] zegt hier niets over. Wanneer[slachtoffer 1] voor de eerste keer gehoord wordt omtrent dit feit, zegt ze dat verdachte haar niet tegen haar wil heeft meegenomen. Later komt ze hier op terug. Op dat moment leven verdachte en[slachtoffer 1] in onmin en wordt[slachtoffer 1] gedreven door wraakgevoelens. Wellicht heeft zij hierdoor haar eerdere, naar mening van de verdediging juiste, verklaring veranderd.
Voor feit 3 is, volgens de verdediging, slechts één bewijsmiddel voorhanden, namelijk de verklaring van[slachtoffer 2]. In deze verklaring zitten tal van tegenstrijdigheden, bijvoorbeeld de manier van afsluiten van de auto. De verdediging twijfelt hierdoor aan de betrouwbaarheid van de verklaring van[slachtoffer 2]. Daar komt bij dat getuige [getuige 2] verklaart dat[slachtoffer 2] aan haar vertelde dat ze zelf haar pinpas aan verdachte had gegeven.
Ten aanzien van feit 4 geldt hetzelfde, namelijk dat het enige bewijsmiddel de verklaring van[slachtoffer 2] is. Dit is niet voldoende voor een bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 5 wil de verdediging nogmaals benadrukken dat getuigen [getuige 3] en [getuige 2] beiden verklaren dat[slachtoffer 2] hen heeft verteld dat zij zelf haar pinpas aan verdachte had gegeven.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 6.
Ten slotte doet de verdediging het verzoek om het geschorste bevel gevangenhouding op te heffen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
Op 5 december 2011 komt [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) aangifte doen bij de politie tegen haar ex-vriend [verdachte] (hierna:[verdachte]). [2] Ze verklaart dat ze in mei 2011 op een feestje van haar vriendin[getuige 4] is geweest.[verdachte] heeft haar daar toen tegen haar wil van de bank getrokken, beetgepakt, in zijn auto geduwd, meegenomen en haar gestompt en geslagen. [3] [getuige 4] is gehoord als getuige. Zij verklaart dat ze in maart 2011 een verjaardagfeestje heeft gegeven waar ook [slachtoffer 1] aanwezig was. Op een gegeven moment kwam[verdachte] binnen. Hij heeft [slachtoffer 1] van de bank getrokken, over zijn schouder gegooid, in zijn auto geduwd en is met haar weggereden. [4] Ook [D] was op het feest en verklaart hetzelfde als [getuige 4].[verdachte] heeft [slachtoffer 1] over zijn schouder gegooid, haar in de auto geduwd terwijl [slachtoffer 1] tegenstribbelde en is uiteindelijk met haar weggereden. [5] [verdachte] verklaart ter terechtzitting zelf dat hij inderdaad in maart 2011 op het feestje van [getuige 4] is geweest.
Daarnaast verklaart [slachtoffer 1] ook over een incident dat heeft plaatsgevonden in november 2011.[verdachte] heeft haar toen opgehaald van een bedrijfsfeest, waarna hij haar in haar gezicht en tegen haar arm heeft geslagen. [6] Een collega van [slachtoffer 1], [E], verklaart dat ze de vrijdag na het bedrijfsfeest heeft gezien dat [slachtoffer 1] een grote blauwe plek op haar arm had. [7] Ook de zus van [slachtoffer 1], [getuige 5], wordt gehoord als getuige. Zij verklaart dat zij op 21 of 22 november 2011 heeft gezien dat haar zusje een blauwe linkerwang had. [8]
De rechtbank beziet de feiten in onderlinge samenhang en acht beide onderdelen van het onder 1 tenlastegelegde feit bewezen. Verdachte heeft aangevoerd dat [slachtoffer 1] aangifte heeft gedaan uit jaloezie en wraakgevoelens, aangezien hij een nieuwe vriendin had. De rechtbank acht niet relevant wat voor [slachtoffer 1] de motivatie is geweest om aangifte te doen tegen[verdachte], nu vast is komen te staan dat hij haar wel degelijk heeft mishandeld in maart en november 2011. Dat [slachtoffer 1] mogelijk jaloers is geweest doet niet af aan de betrouwbaarheid van haar (reeds eerder afgelegde) verklaringen. De overtuiging van de rechtbank wordt mede gesterkt door de eerder genoemde verklaring van de zus van [slachtoffer 1], die naast dat zij letsel constateert, aangeeft dat ze niet geloofde dat het letsel was veroorzaakt door een meisje.
Ten aanzien van feit 2
Op 6 juli 2011 belt[getuige 1] de politie, omdat hij ziet dat een meisje met zwart haar in een parkeergarage in een auto wordt gegooid waarna een jongen met Marokkaans uiterlijk met haar wegrijdt. [9] Op 29 december 2011 wordt een vriendin van [slachtoffer 1], [getuige 6], gehoord als getuige. Zij verklaart dat zij heeft gezien dat[verdachte] in de zomer van 2011 [slachtoffer 1] in de auto heeft gesleurd en mee heeft genomen terwijl zij dat niet wilde. [10] Wanneer [slachtoffer 1] hier zelf over wordt gehoord op 6 januari 2013 verklaart ze dat ze inderdaad tegen haar wil door[verdachte] de auto in is gesleurd en mee is genomen. [11]
De rechtbank neemt bovengenoemde verklaring van [slachtoffer 1] over voor de bewezenverklaring van het feit. De rechtbank is ervan op de hoogte dat [slachtoffer 1] eerder heeft verklaard, namelijk op 6 juli 2011, dat zij vrijwillig met[verdachte] is meegegaan. Echter ondersteunen de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 6] de tweede verklaring van [slachtoffer 1], namelijk dat zij door[verdachte] werd gedwongen in de auto te stappen en tegen haar wil is meegenomen. Getuige [getuige 1] –een willekeurige getuige- belt uit zichzelf de politie omdat hij schrikt van de manier waarop[verdachte] [slachtoffer 1] heeft gedwongen met hem mee te gaan. Gezien deze verklaringen acht de rechtbank de tweede verklaring van [slachtoffer 1] het meest betrouwbaar.
Daarnaast constateert de rechtbank dat het vernielen van het horloge van [slachtoffer 1] –hetgeen verdachte heeft bekend- wellicht intimiderend is overgekomen, maar dat niet is uit de stukken is gebleken dat deze vernieling een middel was om haar van haar vrijheid te beroven. Derhalve acht de rechtbank dit deel van de tenlastelegging niet bewezen.
Ten aanzien van feit 3, 4 en 5
Op 22 juni 2011 komt [slachtoffer 2] aangifte doen bij de politie. Ze zegt dat haar ex-vriend[verdachte] haar heeft gedwongen om haar pincode en pinpas aan hem te geven. Hierbij heeft hij geweld gebruikt en gedreigd nog meer geweld te gebruiken. Zo heeft hij haar keel dichtgeknepen, haar geslagen op haar oog en tegen haar arm gestompt. [12] Vervolgens heeft[verdachte] haar gedwongen hem oraal te bevredigen. Hiertoe heeft hij haar hoofd naar zijn penis geduwd en gedreigd haar te slaan wanneer ze het niet wilde doen. [13] [slachtoffer 2] is naar een arts geweest, die op 24 juni 2011 heeft vastgesteld dat ze grote blauwe plekken had op haar ooglid en bovenarm. [14] [slachtoffer 2] zegt dat zij gelijk na het incident haar vriendin [getuige 2] heeft gebeld om haar alles te vertellen. [15] [getuige 2] bevestigt dat [slachtoffer 2] haar heeft gebeld en dat zij de volgende dag bij [slachtoffer 2] donkere plekken in haar gezicht heeft gezien en een dikke bult. [16] Op het moment dat [slachtoffer 2] belde naar [getuige 2], was [getuige 3] bij [getuige 2]. Ook zij heeft gehoord dat [slachtoffer 2] heeft verteld dat ze klappen van[verdachte] had gehad, dat hij haar pinpas had gestolen en dat ze hem gedwongen had moeten pijpen. [17] Uit opgevraagde belgegevens blijkt dat de telefoon van[verdachte] op 20 juni 2011 omstreeks 18.15 uur is aangestraald bij een paal in Baarn en om 19.10 uur bij een paal aan de Maatweg in Soest, welke zich dichtbij de pleegplaats van het strafbare feit bevindt. [18] Later blijkt dat geld van [slachtoffer 2] rekening is afgehaald, met de pinpas en pincode die[verdachte] haar kort daarvoor heeft afgenomen. [19] [slachtoffer 2] laat de bankrekening blokkeren [20] en doet hiervan aangifte. [21] De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 2] geloofwaardig, nu deze worden ondersteund door de verklaringen die getuigen [getuige 2] en [getuige 3] hebben afgelegd. Ook de foto’s van het letsel en de medische verklaring van de arts ondersteunen hetgeen [slachtoffer 2] heeft verklaard. Gelet op de onderbouwing in de rest van het dossier heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het hem onder 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan. Daar komt bij dat verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting een ongeloofwaardige verklaring aflegt, die volledig indruist tegen hetgeen hierboven uiteen is gezet. Verdachte verklaart bij de politie dat hij [slachtoffer 2] niet kent, ondanks dat de politie allerlei nadere informatie over [slachtoffer 2] geeft aan verdachte ter herkenning. Ter terechtzitting geeft hij plotseling aan [slachtoffer 2] wel te kennen, maar onder een andere naam. Daarnaast verklaart verdachte bij de politie niet in Baarn te zijn geweest op 20 juni 2011. Wanneer blijkt dat zijn telefoon is aangestraald in Baarn op het tijdstip waarop [slachtoffer 2] zegt dat de feiten hebben plaatsgevonden, verandert verdachte zijn verklaring en zegt dat het wel mogelijk is dat hij toen in Baarn is geweest, omdat hij [slachtoffer 2] daar wel eens opzocht. De rechtbank acht de verklaringen van verdachte onbetrouwbaar en kent derhalve meer waarde toe aan de verklaringen van [slachtoffer 2]. Daarnaast acht de rechtbank bewezen dat het verdachte zelf is geweest die het geld van de pinpas van[slachtoffer 2] heeft gehaald, nu hij degene is geweest die haar de pinpas met bijbehorende pincode afhandig heeft gemaakt. Enkel[slachtoffer 2] en verdachte waren op de hoogte van de pincode. Het is niet waarschijnlijk dat[slachtoffer 2] het geld zelf heeft gepind, nu zij kort daarna haar bankrekening heeft geblokkeerd.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 6
- Bekennende verklaring verdachte bij de politie [22] en ter terechtzitting;
- Bevindingen verbalisanten. [23]
Gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden en bezien in onderling verband en samenhang, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte de hem tenlastegelegde feiten, zoals hierboven uiteengezet, heeft gepleegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat:
Feit 1:
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 maart 2011 tot en met 21 november 2011 in Nederland telkens opzettelijk mishandelend[slachtoffer 1],
  • in de maand maart 2011 in Amersfoort en/of Soesterberg met kracht van een bank heeft getrokken en daarbij met kracht heeft beetgepakt en met kracht door elkaar heeft geschud en met kracht een auto heeft ingeduwd en die[slachtoffer 1] in haar gezicht heeft geslagen en gestompt en
  • op of omstreeks 21 november 2011 in Nederland die[slachtoffer 1] in haar gezicht en tegen haar arm heeft geslagen
waardoor voornoemde[slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Feit 2 primair:
hij op of omstreeks 6 juli 2011 te Amersfoort, opzettelijk[slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, toen daar opzettelijk wederrechtelijk
  • die[slachtoffer 1] vastgepakt en vervolgens meegesleurd naar de auto en
  • die[slachtoffer 1] vastgehouden (terwijl die[slachtoffer 1] zich probeerde los te trekken en zei dat ze niet mee wilde) en
  • die[slachtoffer 1] in de auto geduwd en
  • in de auto tegen die[slachtoffer 1] gezegd dat ze in de auto moest blijven zitten;
Feit 3 primair:
hij op 20 juni 2011 te Baarn, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een pinpas inclusief bijbehorende pincode, toebehorende aan die [slachtoffer 2], welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte
  • die[slachtoffer 2] bij haar arm heeft vastgepakt en vervolgens meegetrokken in de richting van een auto en op dreigende toon tegen die[slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij in die auto moest gaan zitten (waarna die[slachtoffer 2] in die auto is gaan zitten) en hij, verdachte, samen met die[slachtoffer 2] is weggereden en
  • in die auto die[slachtoffer 2] bij de keel heeft gegrepen en de keel van die[slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen heeft gehouden en
  • in die auto die[slachtoffer 2] met kracht tegen haar arm heeft gestompt;
Feit 4:
hij op 20 juni 2011 te Baarn, door geweld en een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld en een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het door hem, verdachte, brengen en houden van de penis in de mond van die[slachtoffer 2]
immers heeft hij, verdachte
  • een bedreigende situatie voor die[slachtoffer 2] gecreëerd door terwijl die[slachtoffer 2] had aangegeven dat zij geen seks wilde door te gaan met seksuele handelingen en
  • terwijl die[slachtoffer 2] zich in een auto bevond een autoportier afgesloten en
terwijl hij, verdachte, en die[slachtoffer 2] zich in de auto bevonden
  • zijn broek losgemaakt en zijn penis uit zijn onderbroek gehaald en
  • die[slachtoffer 2] bij haar keel gegrepen en de keel van die[slachtoffer 2] dichtgeknepen en
  • die[slachtoffer 2] met kracht tegen haar arm gestompt en
  • die[slachtoffer 2] tegen haar oog gestompt en
  • tegen die[slachtoffer 2] gezegd: ‘Doe het nu maar gewoon want ik heb geen zin om nog meer klappen uit te delen’ en
  • die[slachtoffer 2] bij haar hoofd gepakt en meermalen met kracht naar zijn, verdachtes, penis geduwd en
  • die[slachtoffer 2]’s mond om zijn penis geduwd;
Feit 5:
hij op 20 juni 2011 te Amersfoort met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening uit een pinautomaat heeft weggenomen geld (100 euro), toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, namelijk een pinpas en een pincode toebehorende aan die[slachtoffer 2];
Feit 6:
hij op 6 december 2011 te Hilversum, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [A] en [B] en [C], gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, namelijk belast met noodhulpsurveillance en de aanhouding van verdachte, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden ‘kankerpolitie’ en ‘blonde trut’.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
Feit 1: mishandeling
Feit 2 primair: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
Feit 3 primair: afpersing
Feit 4: verkrachting
Feit 5: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
Feit 6: belediging
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging is de officier van justitie van mening dat deze geheel kan worden toegewezen. Ten slotte verzoekt de officier van justitie de rechtbank om de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op de dag dat het vonnis wordt uitgesproken op te heffen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte zijn uiterste best heeft gedaan om nieuw werk te vinden sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis. Daarnaast heeft verdachte een kamer gehuurd en heeft hij dus een vaste verblijfplaats. Ten slotte is ook de relatie tussen verdacht een[slachtoffer 1] sinds de zomer van 2012 hersteld en gaat het erg goed tussen hen.
De verdediging verzoekt de rechtbank om, indien zij komt tot een bewezenverklaring, een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Een hogere straf zou ertoe kunnen leiden dat hij zijn werk, zijn huis en wellicht zelfs zijn vriendin kwijtraakt.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft meerdere malen geweld gebruikt tegen 2 meisjes met wie hij op dat moment een relatie had. In het geval van[slachtoffer 1] heeft hij haar tevens tegen haar wil van haar vrijheid beroofd.[slachtoffer 2] heeft hij met geweld gedwongen tot het afgeven van haar pinpas en pincode, om vervolgens geld van haar rekening te halen. Daarnaast heeft hij haar met geweld gedwongen seksuele handelingen te dulden. Deze feiten hebben op beide meisjes een ingrijpende inbreuk opgeleverd op hun persoonlijke vrijheid en gevoel van veiligheid. De handelingen van verdachte moeten voor zowel[slachtoffer 1] als[slachtoffer 2] beangstigend en bedreigend zijn geweest. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor het welzijn van zijn slachtoffers.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en heeft met name gelet op
  • een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 28 januari 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten
  • een de verdachte betreffende pro justitia rapportage d.d. 16 juli 2012, opgesteld door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog
  • een de verdachte betreffende reclasseringsrapportage d.d. 19 oktober 2012, opgesteld door E. Ebbinkhuijsen.
Uit de pro justitia rapportage blijkt dat verdachte niet lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis. Wel wordt het beeld geschetst van een egocentrisch persoon met een lacunaire gewetensfunctie. Wanneer verdachte een intieme relatie aangaat, heeft hij de neiging om zich daar volledig in te verliezen en andere zaken op te geven om bij zijn vriendin te zijn. De psycholoog is van mening dat verdachte zou kunnen profiteren van reclasseringstoezicht, om zijn leven op de rails te krijgen, echter is verdachte hiertoe niet gemotiveerd.
De reclassering adviseert de rechtbank om aan verdachte een al dan niet gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldingsgebod, deelname aan de leefstijltraining en de arbeidsvaardighedentraining, een drugs- of alcoholverbod met verplichte urinecontroles en meewerken aan andere voorwaarden die zullen werken aan de schoolgang en het vinden van werk. Wel geeft de reclassering aan dat verdachte niet gemotiveerd is voor reclasseringtoezicht.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar passend en geïndiceerd is. Nadere begeleiding van de reclassering acht de rechtbank misschien wel noodzakelijk, maar niet zinvol, nu duidelijk is geworden dat verdachte hiervoor totaal niet gemotiveerd is.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 6 februari ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/600587-09, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 12 april 2010 van de politierechter te Utrecht waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 33 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde de 2 jaar durende proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 18 februari 2013 aan een huisgenoot van verdachte is uitgereikt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 242, 266, 267, 282, 300, 310, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op hetgeen genoemd is onder rubriek 6.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- De tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de straf kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe, zijnde gevangenisstraf van 33 dagen.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A. Somsen, voorzitter,
mrs. M.J. Veldhuijzen en Y.M. Vanwersch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 maart 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot en met 21 november 2011 te Amersfoort, althans in Nederland (telkens) opzettelijk mishandelend[slachtoffer 1],
- ( (in of omstreeks de maand maart 2011) (in Amersfoort en/of in Soesterberg, althans in Nederland) (met kracht) van een bank heeft getrokken en/of (daarbij) (met kracht) heeft beetgepakt en/of (met kracht) door elkaar heeft geschud en/of (met kracht) een auto heeft ingeduwd/ingegooid en/of die[slachtoffer 1] in haar gezicht en/of tegen haar been heeft geslagen en/of gestompt, en/of
- ( (op of omstreeks 21 november 2011) (te Amersfoort of Bunschoten-Spakenburg, althans in Nederland) die[slachtoffer 1] in haar gezicht en/of tegen haar arm heeft geslagen en/of gestompt waardoor voornoemde[slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 6 juli 2011, in elk geval in het jaar 2011, te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk[slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, toen daar opzettelijk wederrechtelijk
  • het horloge van die[slachtoffer 1] van haar pols getrokken en/of (vervolgens) kapotgegooid en/of
  • die[slachtoffer 1] vastgepakt en (vervolgens) meegesleurd naar een auto en/of
  • die[slachtoffer 1] vastgehouden (terwijl die[slachtoffer 1] zich probeerde los te trekken en/of zei dat ze niet mee wilde) en/of
  • die[slachtoffer 1] in die auto geduwd en/of
  • (in de auto) tegen die[slachtoffer 1] gezegd dat ze in de auto moest blijven zitten (althans woorden van gelijke strekking) en/of
  • (in de auto) die[slachtoffer 1] tegen haar been, althans tegen haar lichaam, geslagen/gestompt;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 6 juli 2011, te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk mishandelend[slachtoffer 1] (stevig) (bij haar schouders en/of bij haar keel) heeft vastgepakt en/of heeft meegesleurd en/of in de auto heeft geduwd en/of op haar been, althans tegen haar lichaam, heeft geslagen/gestompt, waardoor voornoemde[slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 6 juli 2011, te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door dat horloge van de pols van die[slachtoffer 1] te trekken en/of (vervolgens) kapot te gooien;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
Primair
hij op of omstreeks 20 juni 2011 te Baarn, althans in het arrondissement Utrecht, met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas (inclusief bijbehorende pincode), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en / of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte
  • die[slachtoffer 2] bij haar arm heeft vastgepakt en/of (vervolgens) meegetrokken in de richting van een auto en/of (op dreigende toon) tegen die[slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij in die auto moest gaan zitten (waarna die[slachtoffer 2] in die auto is gaan zitten en hij, verdachte, samen met die[slachtoffer 2] is weggereden en/of
  • (in die auto) die[slachtoffer 2] bij de keel heeft gegrepen en/of de keel van die[slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden en/of
  • (in die auto) die[slachtoffer 2] (met kracht) op/tegen haar gezicht en/of arm heeft gestompt en/of geslagen;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 20 juni 2011 te Baarn, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] - bij haar arm heeft gepakt en/of (vervolgens heeft meegetrokken) en/of
  • bij haar keel heeft gegrepen en/of de keel van die[slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden en/of
  • (met kracht) op/tegen haar arm en/of in haar gezicht heeft gestompt en/of geslagen, waardoor voornoemde[slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks 20 juni 2011 te Baarn, althans in het arrondissement Utrecht, door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door bedreiging met geweld en / of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben
bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het door hem, verdachte, brengen en/of houden van de penis in de mond van die[slachtoffer 2] immers heeft hij, verdachte
  • misbruik gemaakt van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht (veroorzaakt door onder andere de lichamelijke verschillen tussen hem, verdachte, en die[slachtoffer 2]) en/of
  • een bedreigende situatie voor die[slachtoffer 2] gecreëerd door (terwijl die[slachtoffer 2] had aangegeven dat zij geen seks wilde) door te gaan met seksuele handelingen en/of
  • (terwijl die[slachtoffer 2] zich in een auto bevond) een autoportier afgesloten en/of
  • (terwijl hij, verdachte, en die[slachtoffer 2] zich in de auto bevonden) zijn broek losgemaakt en zijn penis uit zijn onderbroek gehaald en/of
  • die[slachtoffer 2] bij haar keel gegrepen en/of de keel van die[slachtoffer 2] dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en/of
  • die[slachtoffer 2] (met kracht) op/tegen haar arm gestompt en/of geslagen en/of - die[slachtoffer 2] in/tegen haar oog, althans in haar gezicht gestompt en/of geslagen en/of
  • tegen die[slachtoffer 2] gezegd: 'Doe het nu maar gewoon want ik heb geen zin om nog meer klappen uit te delen' althans woorden van gelijke strekking en/of
  • die[slachtoffer 2] bij haar hoofd gepakt en (meermalen) (met kracht) naar zijn, verdachtes, penis geduwd en/of
  • die[slachtoffer 2]'s mond om zijn penis geduwd;
art 242 Wetboek van Strafrecht
5.
Hij in of omstreeks 21 juni 2011 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pinautomaat heeft weggenomen geld (100 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), namelijk een pinpas en/of een pincode toebehorende aan die[slachtoffer 2];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 06 december 2011 te Hilversum, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [A] en/of [B] en/of [C] , gedurende en / of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, namelijk belast met noodhulpsurveillance en/of de aanhouding van verdachte, in diens / dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankerpolitie"
en/of "blonde trut", althans woorden van gelijke beledigende aard en / of strekking;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal PL0930 2011277530-12, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 26 tot en met 32.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 27.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 91 en 92.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 191 van proces-verbaal met nr. PL0930 2011281347, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 29 en 30.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 185 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 5.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 88.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 230 en 231 van het proces-verbaal nr. PL 0930 2011281347C, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 211 van het proces-verbaal nr. PL0930 2011281347B, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
11.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 214 en 215 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 10.
12.Proces-verbaal van aangifte, p. 99 tot en met 101.
13.Proces-verbaal van aangifte, p. 122 en 123.
14.Medische verklaring, p. 130.
15.Proces-verbaal van aangifte, p. 124.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 131.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 193 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 5.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 253 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 9.
19.Rekeningafschriften Rabobank van bankrekening[slachtoffer 2], p. 114 en 115.
20.E-mail medewerkster Rabobank, p. 309 van het proces-verbaal met nr. PL0930 2011281347D, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
21.Proces-verbaal van aangifte, p. 109.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 161.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 138.