ECLI:NL:RBMNE:2013:3344

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2013
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
16-653292-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging door een minderjarige in Utrecht met jeugddetentie als gevolg

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 12 maart 2013, is een minderjarige verdachte veroordeeld voor openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 10 juni 2012 in Utrecht, waar de verdachte samen met anderen een slachtoffer heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, deel uitmaakte van een groep die geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, wat resulteerde in een jeugddetentie van 70 dagen, waarvan 23 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid door ADHD en een autismespectrumstoornis. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte begeleiding nodig heeft en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan een ITB Plus traject. De uitspraak benadrukt de ernst van openlijke geweldpleging en de impact daarvan op slachtoffers en omstanders.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/653292-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 maart 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op[geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres 1] ([postcode]) in [woonplaats 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 februari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en de advocaat, mr. C.A. Jonkers, naar voren hebben gebracht.
Deze zaak is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken van medeverdachte[woonplaats 1] onder parketnummers 16/653293-12 en 16/650800-12.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: heeft geprobeerd om samen met een ander [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Subsidiair: deel uit heeft gemaakt van een groep die op de openbare weg openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] door deze meermalen te schoppen en te slaan.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen het subsidiar tenlastegelegde en baseert zich daarbij op de aangifte, de getuigenverklaringen, het aangetroffen DNA-spoor en de bekennende verklaring van verdachte.
Dat het slachtoffer tijdens of na het feest iets heeft gezegd of heeft gedaan ten overstaan van verdachte is niet uit te sluiten. Echter is het verdachte geweest die hierop buiten heeft gereageerd door geweld te gebruiken. Uit getuigenverklaringen blijkt dat verdachte niet alleen was, maar dat de hele groep waar verdachte deel van uitmaakte geweld heeft toegepast ten aanzien van het slachtoffer.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank in haar oordeel mee te laten wegen dat het slachtoffer eerder die avond van het feest is verwijderd, omdat hij verdachte had geslagen. Daar komt bij dat verdachte slechts twee klappen heeft uitgedeeld en daarna weg is gegaan. Verdachte heeft dus geen geweld toegepast op het slachtoffer terwijl deze op de grond lag.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde baseert de rechtbank zich op:
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie [2] en ter terechtzitting;
- de aangifte van [slachtoffer]. [3]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht bewezen dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit slaan en stompen en daarnaast het trappen en schoppen tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer] terwijl hij op de grond lag. De rechtbank stelt vast dat verdachte niet degene was die [slachtoffer] heeft geschopt toen deze op de grond lag, nu dit door verdachte zelf wordt ontkend en deze ontkenning wordt ondersteund door getuigen die verklaren dat het een andere jongen dan verdachte was die geschopt heeft. Echter ziet de bewezenverklaring van openlijk geweld op handelingen die zijn gepleegd door de gehele groep en niet door afzonderlijke personen. Nu verdachte deel uitmaakte van deze groep, acht de rechtbank ten aanzien van verdachte ook het schoppen en trappen tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer] toen deze op de grond lag bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 10 juni 2012 te Utrecht met anderen, op de openbare weg, [adres 2], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
  • meermalen met kracht slaan en stompen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] en
  • vervolgens toen die [slachtoffer] op de grond lag meermalen met kracht schoppen en trappen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 47 dagen met aftrek van de dagen die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht en daarnaast een werkstraf van 60 uur, te vervangen door 30 dagen jeugddetentie indien verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht. Daarnaast vordert de officier van justitie een maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de volgende bijzondere voorwaarden: zich houden aan de aanwijzingen gegeven door de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt een behandeling bij De Waag in het kader van agressieregulatie en daarnaast een maatregel Hulp en Steun met de eerste 6 maanden een ITB plus traject.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging wijst de rechtbank op het feit dat verdachte al 7 weken in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, hetgeen voor een minderjarige een lange periode is. Daarnaast verzoekt de verdediging de rechtbank om mee te nemen in de strafoplegging dat uit de rapportages blijkt dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is verklaard. De verdediging verzoekt de rechtbank aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 10 weken waarvan 3 weken voorwaardelijk en daarbij de bijzondere voorwaarden dat hij de aanwijzingen van de reclassering moet volgen, ook indien dit inhoudt een behandeling bij De Waag.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen één jongen op straat, tijdens een uitgaansavond. Het initiatief tot de geweldpleging buiten is uitgegaan van verdachte. Verdachte heeft met zijn gedrag gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer en andere omstanders veroorzaakt. Het is algemeen bekend dat slachtoffers en getuigen van geweld, ook lang nadat dit zich heeft voorgedaan, nog de nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Verdachte heeft hier in het geheel niet bij stilgestaan.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en heeft met name gelet op
  • een de verdachte betreffend uitreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 januari 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld;
  • een de verdachte betreffende pro justitia rapportage d.d. 28 september 2012, opgesteld door A. Soetendaal, psycholoog;
  • Een de verdachte betreffende pro justitia rapportage d.d. 30 juli 2012, opgesteld door P.M. Boeting, jeugdpsychiater.
Psycholoog A. Soetendaal heeft geconcludeerd dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is, nu hij lijdt aan ADHD met een autismespectrumstoornis (ASS), wat heeft geleid tot het ontwikkelen van een gedragsstoornis. Van belang is volgens de psycholoog dat verdachte een behandeling krijgt, waarbij gedacht moet worden aan psycho-educatie ten aanzien van de ASS-problematiek, cognitieve training van de oplossingsvaardigheden en een agressieregulatietraining.
De jeugdpsychiater P.M. Boeting geeft in zijn rapport aan dat verdachte volgens hem lijdt aan ADHD met autismespectrum kenmerken, hetgeen zou kunnen leiden tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Op grond van bovenstaande rapportages over de persoonlijkheid van verdachte en de indruk die zij van verdachte heeft gekregen ter terechtzitting, komt de rechtbank tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Hiermee zal in de strafmaat rekening worden gehouden.
Met betrekking tot de door de officier van justitie geëiste (voorwaardelijke) plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, is de rechtbank van oordeel dat deze maatregel in het geval van verdachte niet opgelegd dient te worden omdat noch de ernst van de feiten, noch de persoonlijke omstandigheden van verdachte hiertoe aanleiding geven.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke jeugddetentie passend en geïndiceerd is. Het is de rechtbank duidelijk uit hetgeen ter terechtzitting en uit de rapportages is gebleken dat verdachte begeleiding nodig heeft. De rechtbank acht daarom een deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden de maatregel Hulp en Steun passend. Gedurende 6 maanden zal verdachte tijdens de proeftijd van twee jaar moeten meewerken aan een ITB Plus traject.Deze voorwaardelijke straf dient tevens als stok achter de deur om verdachte er in de toekomst van te weerhouden wederom (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.750,00 aan immateriële schade en
€ 209,53 aan materiële schade.
De behandeling van de vordering van [slachtoffer]
,levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 824, 93, te weten € 750,-- aan immateriële schade en €74,93 aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2012.
Ten aanzien van de schade die is gevorderd in verband met het verloren gaan van het horloge, de oorbel en de portemonnee, overweegt de rechtbank dat de vordering en het dossier onvoldoende aanknopingspunten bieden voor toewijzing van dit bedrag.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 70 dagen waarvan 23 dagen voorwaardelijk;
- Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- De tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de straf kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel Hulp en Steun worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg, ook indien dit inhoudt voorzetting van de behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling en/of wanneer dit inhoudt een Intensieve Traject Begeleiding (ITB) Plus voor de duur van 6 maanden.
geeft aan genoemde instelling opdracht verdachte bij de naleving van die voorwaarden hulp en steun te verlenen.
geeft de jeugdreclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Vordering benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te[woonplaats 2], toe tot een bedrag van € 570,00 (zegge vijfhonderdzeventig euro), bestaande uit €70,00 materiële schade en € 500,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2012.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen de som van € 570,- (zegge: vijfhonderdzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 11 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. M.J. Veldhuijzen en Y.M. Vanwersch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 maart 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 10 juni 2012 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
  • voornoemde [slachtoffer] meermalen (met kracht) tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
  • (vervolgens) - toen voornoemde [slachtoffer] op de grond lag - met kracht in/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 juni 2012 te Utrecht met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres 2], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
  • meermalen (met kracht) slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of
  • (vervolgens toen die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen (met kracht) schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal met nummer PL091A 2012128940, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 75 tot en met 77.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 5 tot en met 7.