ECLI:NL:RBMNE:2013:3346

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2013
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
16-653293-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld gepleegd door een groep jongeren tegen een slachtoffer tijdens een hockeyfeest in Utrecht

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte op 10 juni 2012 in Utrecht betrokken geweest bij een geweldsincident tijdens een hockeyfeest. De rechtbank heeft op 12 maart 2013 uitspraak gedaan na een zitting op 26 februari 2013. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. L. de Leon, werd beschuldigd van openlijk geweld tegen een slachtoffer, dat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie vorderde een jeugddetentie van 26 dagen en een leerstraf van 35 uur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, dat op dat moment op de grond lag. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder getuigenverklaringen en DNA-sporen, om de verdachte schuldig te verklaren voor het subsidiair tenlastegelegde feit. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er geen redelijk vermoeden van schuld was, en oordeelde dat de aanhouding van de verdachte rechtmatig was. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 26 dagen, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest had doorgebracht, en een leerstraf van 35 uur. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding vaststelde op € 824,93, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/653293-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 maart 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren in[geboorteplaats] op[geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres 1] ([postcode]) in [woonplaats 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 februari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en de advocaat, mr. L. de Leon, naar voren hebben gebracht.
De voorzitter deelt mede dat deze zaak gelijktijdig maar niet gevoegd wordt behandeld met de zaak van verdachte onder parketnummer 16/650800-12. Daarnaast wordt de zaak gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak van medeverdachte[medeverdachte] met parketnummer 16/653292-12.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: heeft geprobeerd om samen met anderen[slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
Subsidiair: samen met anderen op een openbare weg, openlijk geweld heeft gepleegd tegen[slachtoffer] door hem meermalen te schoppen en te slaan.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen het subsidiair tenlastegelegde en baseert zich daarbij op de aangifte, de getuigenverklaringen, het proces-verbaal van verbalisanten en het gevonden DNA-spoor. Getuigen hebben verdachte de avond van de vechtpartij op het feest gezien. Daar komt bij dat verbalisanten verklaren een stempel van het feest op de arm van verdachte te hebben waargenomen, waaruit ook blijkt dat verdachte op het feest aanwezig is geweest. Ten slotte is op het vest van verdachte een DNA-spoor aangetroffen dat mogelijk van het slachtoffer afkomstig kan zijn. De verklaring van verdachte dat het een bloedveeg betreft, die via de bebloede handen van medeverdachte [medeverdachte] op zijn vest terecht moet zijn gekomen, is onaannemelijk. Het gaat immers niet om een veeg of vlek maar duidelijke bloedspatten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit. De verdediging voert hiertoe het volgende aan.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit is de verdediging van mening dat er geen sprake is van een redelijk vermoeden van schuld. Verdachte is aangehouden enkel op basis van het feit dat het zou gaan om een negroïde persoon en omdat iemand van horen zeggen de naam van verdachte heeft gehoord als zijnde mogelijk betrokken bij de vechtpartij. Dit is niet voldoende voor het aannemen van een redelijk vermoeden van schuld en de aanhouding van verdachte is dan ook onrechtmatig. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de resultaten die zijn verkregen ten gevolge van deze aanhouding onrechtmatig zijn en uitgesloten dienen te worden van het bewijs. Verdachte dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het signalement dat wordt gegeven van de negroïde persoon, is de verdediging van mening dat er onvoldoende overtuigend bewijs is dat het om verdachte gaat. Er is slechts één getuige die heeft verklaard dat de negroïde persoon verdachte moet zijn. Daartegenover staat een tweetal getuigen die verdachte niet bij de vechtpartij hebben gezien.
Met betrekking tot het aangetroffen DNA op het vest van verdachte, voert de verdediging het volgende aan. Medeverdachte [medeverdachte] had bloed op zijn handen van het slachtoffer. Verdachte heeft [medeverdachte] een lift aangeboden op zijn scooter. Toen [medeverdachte] zich vastpakte aan verdachte gedurende de rit, is dit bloed terechtgekomen op het vest van verdachte. Ook op grond hiervan dient verdachte te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Tot slot voert de verdediging aan dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu opzet ontbreekt. Er staat onvoldoende vast of verdachte handelingen heeft verricht en indien hij dat heeft gedaan, welke handelingen dat dan zijn geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Redelijk vermoeden van schuld
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat ten tijde van de aanhouding geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte kort na het gebeuren is aangehouden, dat hij in combinatie met degene met wie hij werd aangehouden voldeed aan de opgegeven signalementen, dat er bloedsporen op verdachte werden aangetroffen en dat bij verdachte een stempel met de letter ‘H’ is aangetroffen op zijn rechterpols, dat bij het hockeyfeest werd uitgedeeld om gebruik te kunnen maken van het toilet. Hieruit volgt dat er ten tijde van de aanhouding sprake was van een redelijk vermoeden van schuld, zodat het verweer van de raadsman ten aanzien van de onrechtmatige aanhouding wordt verworpen.
4.3.2
De bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Bewijsmiddelen
Op 11 juni 2012 doet [slachtoffer] aangifte bij de politie. Hij verklaart dat hij op zondag 10 juni slachtoffer is geworden van openlijk geweld, gepleegd op het [adres 2] te Utrecht. In de nacht van 9 op 10 juni 2012 is hij mishandeld toen hij op een hockeyfeest was in stadion de Galgenwaard in Utrecht. Meerdere jongens hebben hem geslagen en nadat hij op de grond was gevallen werd hij ook nog geslagen en getrapt. Uiteindelijk heeft hij het bewustzijn verloren. [2]
[getuige 1] verklaart dat hij samen met onder andere [slachtoffer] naar het hockeyfeest is gegaan. Toen ze na afloop van het feest samen naar buiten liepen, kwam er een groep jongens op [slachtoffer] aflopen die op hem begonnen in te slaan en [slachtoffer] kwam op de grond terecht. Hij zag dat de groep jongens op [slachtoffer] begon in te schoppen en dat een van de jongens een aanloop nam en [slachtoffer] nogmaals in zijn gezicht schopte.[getuige 1] zag dat een jongen een getinte huidskleur had. [getuige 1] weet dat een andere jongen dan de blonde of getinte jongen een aanloop nam en [slachtoffer] in het gezicht trapte. [3]
De getuige [getuige 2] verklaart dat hij verdachte op het feest en buiten heeft gezien.
Bij bovengenoemd feest werden stempels gebruikt: bezoekers kregen een stempel in de vorm van een H voor onbeperkt toiletbezoek [4] ., Bij de aanhouding van verdachte zien de verbalisanten een stempel in de vorm van een H op de rechterpols van verdachte, en op het vest van[verdachte] zien verbalisanten bloedspatten [5] Het vest van verdachte waar de bloedspatten op zijn waargenomen wordt voor DNA-onderzoek naar het Nederlands Forensisch Instituut gestuurd. Daaruit blijkt dat de bloedspatten zoals aangetroffen op de rechtermouw van het vest van verdachte afkomstig kunnen zijn van [slachtoffer]. [6]
Bewijsoverwegingen
Verdachte ontkent dat hij bij de vechtpartij betrokken is geweest en ook dat hij bij het feest aanwezig is geweest. De hiervoor besproken bewijsmiddelen laten geen andere conclusie toe dan dat verdachte aanwezig is geweest tijdens de vechtpartij die buiten het Partycentrum heeft plaatsgevonden. De verklaring die verdachte geeft voor de aanwezigheid van de bloedspatten op zijn vest acht de rechtbank niet aannemelijk. Duidelijk waarneembaar is dat het bloedspatten zijn en geen afdruk van een bebloede hand, evenmin heeft verdachte een verklaring gegeven voor de aangetroffen bloedspatten op de rechtermouw van zijn vest, die afkomstig zijn van het slachtoffer.
De rechtbank stelt vast dat verdachte niet degene was die [slachtoffer] heeft geschopt toen deze op de grond lag. De bewezenverklaring van openlijk geweld ziet echter op handelingen die zijn gepleegd door de gehele groep en niet door afzonderlijke personen. Nu verdachte deel uitmaakte van een groep jongeren die [slachtoffer] geslagen en geschopt heeft, acht de rechtbank ten aanzien van verdachte ook het schoppen en trappen tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer], toen hij op de grond lag, bewezen.
Gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden en bezien in onderling verband en samenhang, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte, samen met anderen, openlijk geweld tegen[slachtoffer] heeft gepleegd. Voor het primair ten laste gelegde ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten in het dossier, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 10 juni 2012 in Utrecht met anderen op de openbare weg, Herculesplein 281, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen[slachtoffer], welk geweld bestond uit het
  • meermalen met kracht slaan en stompen tegen het hoofd en lichaam van die [slachtoffer] en
  • vervolgens toen die [slachtoffer] op de grond lag meermalen met kracht schoppen en trappen tegen het hoofd en lichaam van die [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 26 dagen met aftrek van de dagen die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie een taakstraf van 60 uur, bestaande uit een leerstraf Tact van 35 uur, te vervangen door 17 dagen jeugddetentie indien verdachte de leerstraf niet of niet naar behoren verricht en een werkstraf van 25 uur, te vervangen door een jeugddetentie van 13 dagen indien verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat hij voor het onderhavige feit al geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts verzoekt de verdediging om bij de strafoplegging aan te sluiten bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, namelijk het opleggen van een leerstraf voor de duur van 35 uur.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen één jongen op straat, tijdens een uitgaansavond. Verdachte heeft met zijn gedrag gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer en andere omstanders veroorzaakt. Het is algemeen bekend dat slachtoffers en getuigen van geweld, ook lang nadat dit zich heeft voorgedaan, nog de nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Verdachte heeft hier in het geheel niet bij stilgestaan.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en heeft met name gelet op
  • een de verdachte betreffend uitreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 januari 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor openlijke geweldpleging is veroordeeld
  • een de verdachte betreffende pro justitia rapportage d.d. 23 augustus 2012, opgesteld door drs. R.E. Arends, GZ-psycholoog/orthopedagoog NVO
  • een de verdachte betreffende rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 26 juni 2012 en 8 oktober 2012, opgesteld door drs. R. Simmering.
Uit de pro justitia rapportage blijkt dat verdachte niet lijdt aan een stoornis en dat er ook geen sprake is van een gebrekkige ontwikkeling. Er zijn niet veel zorgen omtrent verdachte. Wel zou reclasseringstoezicht wenselijk zijn, omdat verdachte in relatief korte tijd voor de tweede keer verdacht wordt van betrokkenheid bij een geweldsdelict. Hierbij zou dan gedacht kunnen worden aan een training die zich richt op het omgaan met agressie.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert om een leerstraf TACT op te leggen, omdat de factoren die lijken te hebben geleid tot het onderhavige delict (agressie, attitude en vaardigheden) hiermee worden aangepakt. Een nader toezicht van de jeugdreclassering acht de Raad voor de Kinderbescherming niet nodig.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 26 dagen met aftrek en daarnaast een leerstraf TACT van 35 uur passen en geïndiceerd is. Nader toezicht van de jeugdreclassering acht de rechtbank niet noodzakelijk, gezien hetgeen de Raad van de Kinderbescherming hierover heeft geadviseerd en het feit dat er geen grote zorgen zijn omtrent verdachte.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.750,00 aan immateriële schade en
€ 209,53 aan materiële schade.
De behandeling van de vordering van [slachtoffer] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 824, 93, te weten € 750,-- aan immateriële schade en €74,93 aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2012.
Ten aanzien van de schade die is gevorderd in verband met het verloren gaan van het horloge, de oorbel en de portemonnee, overweegt de rechtbank dat de vordering en het dossier onvoldoende aanknopingspunten bieden voor toewijzing van dit bedrag.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 26 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot een
leerstraf TACT van 35 uur;
- beveelt dat indien de verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
17 dagen.
Vordering benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer], wonende te[woonplaats 2], toe tot een bedrag van € 824,93 (zegge achthondervierentwintig euro en drieënnegentig cent), bestaande uit € 74,93 materiële schade en € 750,00 immateriële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2012 tot de dag der voldoening.
Veroordeelt verdachte aan[slachtoffer] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer[slachtoffer], te betalen de som van € 824,93,- (zegge: achthondervierentwintig euro en drieënnegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2012 tot de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. M.J. Veldhuijzen en Y.M. Vanwersch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 maart 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 10 juni 2012 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd[slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
  • voornoemde [slachtoffer] meermalen (met kracht) tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
  • (vervolgens) - toen voornoemde [slachtoffer]op de grond lag - met kracht in/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 juni 2012 te Utrecht met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres 2], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen[slachtoffer], welk geweld bestond uit het
  • meermalen (met kracht) slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of
  • (vervolgens toen die[slachtoffer] op de grond lag) meermalen (met kracht) schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om het proces-verbaal met nr. PL091A 2012128940, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 5 tot en met 7.
3.Proces-verbaal verhoor van getuige p. 46-48
4.Proces-verbaal bevindingen p. 26
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 29 tot en met 31.
6.Rapport DNA-onderzoek d.d. 1 augustus 2012, p. 88.