ECLI:NL:RBMNE:2013:3534

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2013
Publicatiedatum
26 augustus 2013
Zaaknummer
UTR 13/3206
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening van zienswijzen in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 augustus 2013 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de Vereniging Dorpsbelang Bant als eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder als verweerder. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiseres, die te laat haar zienswijzen heeft ingediend tegen een besluit van verweerder. Dit besluit, genomen op 14 mei 2013, verleende een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouw en gebruik van het bouwwerk 't Polderhuis in Bant. Eiseres had haar zienswijze pas op 11 april 2013 ingediend, terwijl de termijn voor het indienen van zienswijzen op 10 april 2013 afliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet tijdig heeft gereageerd en dat de overschrijding van de termijn haar redelijkerwijs kan worden verweten. Eiseres stelde dat zij onjuist was voorgelicht door een medewerker van de gemeente over de einddatum van de zienswijzentermijn, maar de rechtbank oordeelde dat deze verklaring niet aannemelijk was. Hierdoor werd het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank heeft geen inhoudelijke behandeling van de beroepsgronden plaatsgevonden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 13/3206

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2013 in de zaak tussen

Vereniging Dorpsbelang Bant, te Bant, eiseres

(gemachtigden: E.J.M. de Theije en E. Okkes),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder, verweerder
(gemachtigde: N. Christiaens en M. de Jong).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: 't Polderhuis, te Bant,

vergunninghouder
(gemachtigden: [B]).

Procesverloop

Bij besluit van 14 mei 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder, onder toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouw en het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk in verband met brandveiligheid aan vergunninghouder verleend voor ’t Polderhuis op het perceel[perceel] in Bant. De zienswijze van eiseres is hierbij ‘buiten behandeling’ gelaten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is gelijktijdig behandeld met het verzoek om voorlopige voorziening met nummer UTR 13/3603 en het beroep met nummer UTR 13/3182 op de zitting van 12 augustus 2013. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens vergunninghouder is zijn gemachtigde verschenen, vergezeld door [A], werkzaam bij Martho Flexwerk.
Na de zitting is de behandeling van het beroep UTR 13/3206 weer gesplitst
van de zaken UTR 13/3206 en UTR 13/3182. Thans wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1.
Namens vergunninghouder heeft [B] op 13 december 2012 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouw en gebruik. Dit betreft een interne verbouwing en een functiewijziging van het bestaande gebouw ’t Polderhuis op[perceel] in Bant (het perceel). Op 27 februari 2013 is in FlevoPost gepubliceerd dat het ontwerpbesluit vanaf 28 februari 2013 zes weken ter inzage ligt bij het loket Woonomgeving in het gemeentehuis in Emmeloord.
2.
Het bestreden besluit gaat over verweerders verlening, onder toepassing van afdeling 3.4 van de Awb, aan vergunninghouder van een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouw en het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk in verband met brandveiligheid voor ’t Polderhuis op het perceel. Verweerder heeft de zienswijze van eiseres hierbij ‘buiten behandeling’ gelaten, omdat deze buiten de termijn is ingekomen.
3.
Op grond van artikel 3:15, eerste lid, van de Awb kunnen belanghebbenden bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.
Op grond van artikel 3:16, eerste lid, van de Awb bedraagt de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen zes weken.
Op grond van het tweede lid vangt de termijn aan met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd.
Op grond van artikel 6:13 van de Awb, voor zover hier van belang, kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
4.
Ambtshalve staat de rechtbank voor de vraag of eiseres ontvankelijk is in haar beroep.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.1.
Het ontwerpbesluit is met ingang van 28 februari 2013 voor zes weken ter inzage gelegd, zodat tot en met 10 april 2013 zienswijzen naar voren konden worden gebracht.
Vaststaat dat verweerder de schriftelijke zienswijze van eiseres op 11 april 2013 om 10.45 uur heeft ontvangen. Een gemachtigde van eiseres heeft de zienswijze bij het gemeentehuis omstreeks dit moment aan het loket afgegeven. Dit betekent dat eiseres buiten de wettelijke termijn de zienswijze naar voren heeft gebracht.
4.2.
Gelet op deze te late indiening komt de vraag aan de orde of het niet (tijdig) naar voren brengen van een zienswijze redelijkerwijs niet aan eiseres verweten kan worden in de zin van artikel 6:13 van de Awb.
Eiseres heeft daarover verklaard dat zij, naar de rechtbank begrijpt, door verweerder onjuist is voorgelicht over het einde van de zienswijzentermijn. Zo is haar tweemaal telefonisch door een medewerker van de gemeente Noordoostpolder, de[C], medegedeeld dat de zienswijze uiterlijk op 11 april 2013 vóór twaalf uur binnen moest zijn. Eiseres heeft dit opgevat als 12.00 uur ‘s middags en heeft daarom haar zienswijze op
11 april 2013 vóór 12 uur laten afgeven op het gemeentehuis.
4.3.
In reactie hierop heeft verweerder ter zitting toegelicht dat twee keer navraag is gedaan bij [C] over deze door eiseres gestelde gang van zaken. [C] heeft toen desgevraagd verklaard dat hij bij vragen standaard aangeeft dat de zienswijzentermijn op een woensdag om 00.00 uur eindigt en dat hij dit ook in dit geval heeft gedaan. Verder heeft verweerder ter zitting toegelicht dat de ter inzagelegging van een ontwerpbesluit standaard op donderdag ingaat, zodat de zienswijzentermijn altijd op een woensdag om 00.00 uur afloopt. Daarom is de ‘standaard’ reactie van [C] ook aannemelijk, aldus verweerder.
4.4.
Gelet op de verklaring van [C], de toelichting van verweerder ter zitting alsmede het feit dat eiseres haar standpunt verder niet op enige wijze heeft onderbouwd, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat eiseres door verweerder onjuist is voorgelicht over het einde van de zienswijzentermijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat hetgeen door eiseres is gesteld niet maakt dat de overschrijding van de termijn voor het naar voren brengen van de zienswijze eiseres redelijkerwijs niet kan worden verweten.
5.
Het beroep is dus niet-ontvankelijk. Aan de inhoudelijke behandeling van de beroepsgronden van eiseres komt de rechtbank dan ook niet toe.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Altenaar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.