ECLI:NL:RBMNE:2013:3624

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2013
Publicatiedatum
30 augustus 2013
Zaaknummer
16-650823-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van politieambtenaar en verzet tegen aanhouding tijdens Koninginnedag

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 juni 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 30 april 2011 tijdens de viering van Koninginnedag in Driebergen-Rijsenburg een politieambtenaar heeft bedreigd met de dood en zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die zich hevig verzette tegen de politie, de woorden 'Ik maak jullie dood' heeft geuit. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord tijdens de zitting op 31 mei 2013. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de verdachte strafbaar was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 50,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de overige vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/650823-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 14 juni 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode] [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 mei 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. M.G. Vos, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 30 april 2011 te Driebergen-Rijsenburg:
feit 1:[verbalisant 1] (aspirant van politie) heeft bedreigd;
feit 2:zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding door politieambtenaren.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij op de processen-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en de verklaring van de verdachte dat hij zich heeft verzet tegen zijn aanhouding door de politie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Er is sprake van een persoonsverwisseling. Verdachte is niet degene die de in de tenlastelegging opgenomen bedreigingen heeft geuit. Voorts bestond er ook geen vrees dat degene die de woorden heeft geuit zijn woorden in daden zou omzetten. De verdediging heeft ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat verdachte slechts zijn arm heeft losgerukt. Verdachte heeft zich niet met geweld verzet tegen zijn aanhouding.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1], betreffende zijn bevindingen aangaande een onderzoek dat door hem op 30 april 2011 is ingesteld te Driebergen-Rijsenbrug op de locatie Traaij, blijkt het volgende. [2]
Op zaterdag 30 april 2013, omstreeks 21.45 uur, zag hij, verbalisant [verbalisant 2], een zeer grote zwaargebouwde man op hem aflopen. Verbalisant [verbalisant 2] zag en voelde dat de man hem weg wilde duwen om bij collega verbalisanten te komen. Verbalisant [verbalisant 2] hoorde dat de man met luide stem riep dat collega verbalisanten zijn vader niets moesten aandoen. Verbalisant [verbalisant 2] riep luidkeels dat hij afstand moest houden. Verbalisant [verbalisant 2] hoorde de man schreeuwen ‘Ik maak jullie dood’ en ‘Ik maak jullie allemaal dood’. Hij zag en voelde dat de man hem met zijn hele gewicht wegduwde. Hij hoorde de man luid roepen: ‘dat is mijn vader, hij heeft niets gedaan. Doe hem niets aan.’ Verbalisant [verbalisant 2] hoorde vervolgens dat de man riep: ‘Ik maak je dood, ik maak jullie allemaal dood. Wacht maar af’. Verbalisant [verbalisant 2] voelde dat de man hem opzij wilde duwen. Hij voelde zich op dat moment zeer bedreigd. Deze man kwam zeer bedreigend op hem over. De afstand tussen hen was minder dan een meter. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat de man hem recht aankeek. Hij wist zeker dat de man zijn woorden waar zou kunnen maken. Later bleek dat deze man ook was aangehouden en hij bleek te zijn genaamd:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], hierna te noemen verdachte. [3]
Verbalisant [verbalisant 2] zag dat zijn collega’s[verbalisant 3] en [verbalisant 4] de verdachte vast hadden. Hij zag dat verdachte zich hevig verzette. [4]
Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2], betreffende haar bevindingen aangaande een onderzoek dat door haar op 30 april 2011 is ingesteld te Driebergen-Rijsenbrug op de locatie Traaij, blijkt het volgende. [5]
Op 30 april 2011 hoorde zij, verbalisant [verbalisant 2], een grote man met een zwart shirt van een jaar of 40 roepen: ‘Dat is mijn vader! Blijf van hem af! Ik maak jullie dood!’. [6]
Uit het proces-verbaal van verbalisant[verbalisant 3], betreffende zijn bevindingen aangaande een onderzoek dat door hem op 30 april 2011 is ingesteld te Driebergen-Rijsenbrug op de locatie Traaij, blijkt het volgende. [7]
Verbalisant[verbalisant 3] hoorde van een beveiliger dat een man, nader te noemen verdachte [verdachte], de collega’s welke zijn vader hadden aangehouden te grazen wilde nemen. [8] Verbalisant [verbalisant 3] had verdachte [verdachte] vast aan een van zijn armen. Verdachte [verdachte] verzette zich tegen zijn aanhouding door weg te lopen en elke keer zijn armen los te trekken. [9]
Verdachte heeft op 30 april 2011 bij zijn voorgeleiding verklaard dat hij zich inderdaad niet heeft gedragen tijdens het feest. Verdachte zag dat zijn vader werd aangehouden en daar wilde hij wat aan doen. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich heeft proberen los te trekken toen hij werd beetgepakt en hem de handboeien werden omgedaan. [11]
Nadere bewijsoverweging
De rechtbank acht niet aannemelijk dat sprake is geweest van een persoonsverwisseling zoals door de verdediging gesteld, met name gelet op de verklaring van verdachte tijdens zijn voorgeleiding, dat hij zag dat zijn vader werd aangehouden in combinatie met het feit dat de persoon die de agenten heeft bedreigd het opneemt voor zijn vader.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 30 april 2011 te Driebergen-Rijsenburg [verbalisant 1] (aspirant van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 2] meermalen dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood" en
"Ik maak jullie allemaal dood, wacht maar af" en daarbij met kracht heeft geduwd tegen
het lichaam van die [verbalisant 2];
2.
op 30 april 2011 te Driebergen-Rijsenburg toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één op heterdaad ontdekt strafbaar feit, had aangehouden en had vastgegrepen teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2: wederspannigheid.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 50 uren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om aan verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen. De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de schending van de redelijke termijn.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 30 april 2011 tijdens de viering van Koninginnedag in Driebergen-Rijsenburg een politieambtenaar in functie bedreigd met de dood. Verdachte heeft zich voorts met geweld verzet tegen zijn aanhouding. Verdachte heeft de bedreigde ambtenaar willens en wetens angst aangejaagd en aangetast in zijn gezag. Bovendien getuigt het bedreigen van politieambtenaren in functie en het verzet tegen de aanhouding van een kwalijk gebrek aan respect voor het openbaar gezag. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 23 april 2013 waaruit volgt dat verdachte niet recent is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten;
- een hem betreffend rapport van Reclassering Nederland d.d. 4 mei 2011, opgemaakt door E. Ebbinkhuijsen, reclasseringswerker, inhoudende het advies om geen reclasseringsinterventies in te zetten. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag.
De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat verdachte op 1 mei 2011 voor het eerst is gehoord over deze feiten, maar dat het vervolgens lange tijd heeft geduurd voordat de zaak op zitting is aangebracht.
De rechtbank acht, alles overwegende, een werkstraf van 30 uren, met aftrek van voorarrest, een passende straf.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelte partij[benadeelde] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 600,00 aan immateriële schade gevoegd in het strafproces.
De benadeelde partij [verbalisant 3] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 300,00 aan immateriële schade gevoegd in het strafproces.
9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen tot schadevergoeding. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de benadeelde partij [benadeelde] een bedrag van € 50,00 wordt toegekend met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat aan de benadeelde partij [verbalisant 3] een bedrag van € 50,00 wordt toegekend met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. De officier van justitie is van mening dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in het overige deel van de vorderingen.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd dat de vorderingen van de benadeelde partijen[benadeelde] en[verbalisant 3] moeten worden afgewezen. De verdediging heeft hierbij aangevoerd dat de geleden schade niet aan verdachte is te wijten.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij[benadeelde]
De rechtbank is van oordeel dat de door[benadeelde] gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 50,00 een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 bewezen verklaarde en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht de rechtbank tot dat bedrag aannemelijk geworden en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 30 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij[verbalisant 3]
De rechtbank is van oordeel dat de door [verbalisant 3] gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 50,00 een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 bewezen verklaarde en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht de rechtbank tot dat bedrag aannemelijk geworden en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 30 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 180 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2: wederspannigheid.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van een werkstraf, van 30 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 15 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 50,00 (vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 30 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde], € 50,00 (vijftig euro) aan de Staat te betalen,vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 30 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 1 dag vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [verbalisant 3] toe tot een bedrag van € 50,00 (vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 30 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [verbalisant 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 3], € 50,00 (vijftig euro) aan de Staat te betalen,vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 30 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 1 dag vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Vanwersch, voorzitter, mrs. M.A.A.T. Engbers en P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juni 2013.
BIJLAGE: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 30 april 2011 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse
Heuvelrug,, althans in het arrondissement Utrecht, [verbalisant 1] (aspirant
van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[verbalisant 2] (meermalen) dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood" en/of
"Ik maak jullie allemaal dood, wacht maar af", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en/of (daarbij) (met kracht) heeft geduwd tegen
het lichaam van die [verbalisant 2];
2.
hij op of omstreeks 30 april 2011 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse
Heuvelrug,, toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar
verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad
ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had aangehouden en had vastgegrepen,
althans vast had, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van
justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen
eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn of haar bediening, heeft verzet door te rukken en/of te trekken in een
richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te
geleiden.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0950 2011097839-7, blz. 82 t/m 85 van het proces-verbaal nr. PL0920 2011168435.
3.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0950 2011097839-7, blz. 83 van het proces-verbaal nr. PL0920 2011168435.
4.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0950 2011097839-7, blz. 84 van het proces-verbaal nr. PL0920 2011168435.
5.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0950 2011097839-8, blz. 78-81 van het proces-verbaal nr. PL0920 2011168435.
6.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0950 2011097839-8, blz. 79 van het proces-verbaal nr. PL0920 2011168435.
7.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0950 2011097839-6, blz. 86-92 van het proces-verbaal nr. PL0920 2011168435.
8.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0950 2011097839-6, blz. 89 van het proces-verbaal nr. PL0920 2011168435.
9.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0950 2011097839-6, blz. 90 van het proces-verbaal nr. PL0920 2011168435.
10.Proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. aanhouding nr. PL0950 2011097839-8, blz. 39 van het proces-verbaal nr. PL0920 2011168435.
11.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 mei 2013.