In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een diëtist, aangeduid als [eiser], en de Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD). De eiser, die sinds 2002 lid was van de NVD, heeft zijn lidmaatschap opgezegd op 21 november 2011, omdat hij zich niet vertegenwoordigd voelde door de vereniging. De NVD heeft vervolgens op 22 juni 2012 het lidmaatschap van de eiser opgezegd, met als argument dat hij onrust en verwarring binnen de vereniging had veroorzaakt door zijn kritiek op het beleid van de NVD en zijn eigen alternatieve plannen te promoten. De eiser heeft de opzegging van zijn lidmaatschap betwist en vorderde vernietiging van het besluit van de NVD.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de NVD op grond van haar statuten het recht had om het lidmaatschap van de eiser op te zeggen. De eiser heeft zijn kritiek op de NVD op een wijze geuit die de vereniging in verlegenheid heeft gebracht en de samenwerking met haar leden heeft bemoeilijkt. De rechtbank oordeelde dat de NVD niet in strijd heeft gehandeld met de redelijkheid en billijkheid door het lidmaatschap van de eiser op te zeggen. De vordering van de eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de NVD, die op € 1.493,00 werden begroot.
Deze uitspraak benadrukt de rechten en plichten van leden binnen een vereniging en de mogelijkheden voor een bestuur om lidmaatschappen te beëindigen wanneer leden zich niet conformeren aan de belangen van de vereniging. De rechtbank heeft de belangen van de vereniging zwaarder laten wegen dan de persoonlijke vrijheden van de eiser, wat leidt tot een belangrijke precedent in het verenigingsrecht.