Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser 1],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 26 januari 2011
- de antwoordakte van [eisers] van 23 februari 2011, waarbij de eis is verminderd
- het deskundigenbericht van mr. A. Verduijn, gedeponeerd op 19 maart 2012
- de akte na deskundigenbericht van [eisers] d.d. 31 oktober 2012
- de antwoordakte na deskundigenbericht van [gedaagde] d.d. 9 januari 2013.
2.De verdere beoordeling
meerof
eerderbelasting verschuldigd zou worden over de met de verkoop gerealiseerde boekwinsten dan als over die winsten fiscaal pas had hoeven te worden afgerekend als de verkoop eind 1999 niet zou hebben plaatsgevonden, hij de onderneming had kunnen voortzetten en de onderneming pas had gestaakt op een (veel) later ‘normaal’ moment. Hij constateert dat [eiser 3] zijn onderneming begin 2000 niet heeft gestaakt, maar, ook fiscaal, slechts heeft stilgelegd: de verkochte geleverde zaken en rechten zijn van de balans verdwenen, andere vermogensbestanddelen zijn op de balans blijven staan en de boekwinsten op de bedrijfsopstallen en het melkquotum zijn opgenomen in een vervangingsreserve (vanaf 2001: herinvesteringsreserve). In 2006 is [eisers] wel tot (fiscale) staking van zijn onderneming overgegaan. Volgens de deskundige hadden de herinvesteringsreserves evenwel ook na 2006 kunnen worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van de onderhavige civiele procedure. Indien deze reserves wel waren aangehouden, zouden deze bij teruglevering van de gebouwen hebben kunnen worden afgeboekt op het bedrag van de terugbetaalde koopsom waardoor de belastingheffing over de boekwinsten uiteindelijk geheel had kunnen worden uitgesteld tot het tijdstip waarop [eiser 3] na hervatting van de bedrijfsactiviteiten werkelijk zou staken. Hetzelfde geldt volgens hem ten aanzien van het melkquotum en de veestapel.
€ 7.140,00
2.712,00(6,0 punten × tarief € 452,00)