ECLI:NL:RBMNE:2013:4861

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2013
Publicatiedatum
10 oktober 2013
Zaaknummer
16-657320-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige

Op 10 oktober 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige. De zaak kwam ter terechtzitting op 26 september 2013, waar de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging door de raadsman, mr. A.J.M. Mohrmann. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair ontuchtige handelingen met een aan de verdachte toevertrouwde minderjarige, geboren in 1998.

De rechtbank heeft de bewijsvoering van het Openbaar Ministerie beoordeeld, waarbij de verklaring van het vermeende slachtoffer, een twaalfjarig meisje met een geestelijke beperking, centraal stond. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer niet voldoende overtuigend was, mede door de geestelijke beperking van het slachtoffer en het gebrek aan objectief bewijs. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen, en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.

Daarnaast werd de benadeelde partij, vertegenwoordigd door de vader van het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank compenseerde de kosten van partijen, waarbij ieder de eigen kosten droeg. Deze uitspraak benadrukt het belang van overtuigend bewijs in strafzaken, vooral wanneer het gaat om delicten tegen minderjarigen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/657320-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 10 oktober 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte]
Geboren op [1947] te [geboorteplaats]
Wonende te [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. A.J.M. Mohrmann, advocaat te Bussum, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ontucht heeft gepleegd met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige (
primair), dan wel met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd (
subsidiair).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor het primair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft voor het bewijs ten aanzien van het primair ten laste gelegde verwezen naar de verklaring van [slachtoffer]. Haar verklaring wordt ondersteund door de aangifte van de vader van [slachtoffer], [aangever], de verklaring van getuige[getuige], de verklaring van de moeder van [slachtoffer], [A] en de verklaringen van de leidinggevenden van verdachte bij Connexxion, [B] en[C].
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde -blijkens een aan de rechtbank overgelegde pleitnota- algehele vrijspraak betoogd. De raadsman heeft aangevoerd dat het bewijs ten aanzien van de ten laste gelegde feiten slechts wordt gevormd door de verklaring van [slachtoffer]. Het is echter vaste jurisprudentie dat een bewezenverklaring niet enkel kan volgen uit de verklaringen van het vermeende slachtoffer. Daarnaast is [slachtoffer] minderjarig en heeft zij een geestelijke beperking, waardoor haar verklaring niet als betrouwbaar bewijsmiddel kan worden gebruikt. De deskundigenberichten kunnen niet als aanvullend bewijs worden gebezigd, omdat die geen objectieve gegevens bevatten. De verklaring van getuige [getuige] is slechts suggestief, waardoor die verklaring ook geen ondersteuning biedt om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, vanwege het ontbreken van overtuigend bewijs. De bewijswaarde van de verklaring van [slachtoffer] dient met de nodige terughoudendheid te worden beschouwd. [slachtoffer] was een -op dat moment- twaalfjarig meisje, met een geestelijke beperking en een door de deskundigen geschatte belevingswereld van een drie- of vierjarige. Naast de verklaring van [slachtoffer] is er slechts de verklaring van getuige [getuige] over wat hij gezien heeft op de parkeerplaats. Deze verklaring biedt echter onvoldoende onderbouwing om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten te komen. De verklaring van verdachte dat [slachtoffer] hem heeft omhelsd en hem een kusje heeft gegeven omdat zij een cadeautje van hem kreeg, is niet onaannemelijk, mede in het licht van hetgeen de ouders van [slachtoffer] hebben verklaard over haar aanhankelijkheid. Bovendien zou het kunnen passen in wat getuige [getuige] heeft gezien.
De rechtbank kan onder deze omstandigheden niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de ten laste gelegde feiten zich hebben voorgedaan.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.

5.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich -daartoe vertegenwoordigd door [aangever]- als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 1.425, -, zijnde immateriële schade.
5.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de benadeelde partij -gelet op de bepleite vrijspraak-
niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer] wordt in de vordering niet-ontvankelijk verklaard nu de verdachte van de hem ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken.

6.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
Benadeelde partij
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
compenseert de kosten van partijen aldus dat ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Brouwer, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en J.F. Haeck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 oktober 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Primair
hij op of omstreeks 06 juli 2011 te Lage-Vuursche, gemeente Baarn, althans in
het arrondissement Utrecht, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en /
of opleiding en / of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer],
geboren op [1998], immers heeft hij verdachte (meermalen)
(terwijl die [slachtoffer] op zijn schoot zat)
- die [slachtoffer] geknuffeld en/of gekust en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 06 juli 2011 te Lage-Vuursche, gemeente Baarn, althans in
het arrondissement Utrecht, met [slachtoffer], geboren op [1998], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- knuffelen en/of kussen van die [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of houden van zijn tong in de mond van die [slachtoffer]
(terwijl die [slachtoffer] op zijn schoot zat);
art 247 Wetboek van Strafrecht