ECLI:NL:RBMNE:2013:4951

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2013
Publicatiedatum
16 oktober 2013
Zaaknummer
07.662379-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van aanzienlijke geldbedragen met gedeeltelijke vrijspraak voor overige goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 oktober 2012 in zijn woning in Almere twee aanzienlijke contante geldbedragen van respectievelijk € 218.400,00 en € 500.200,00 voorhanden had, terwijl hij wist dat deze bedragen afkomstig waren uit enig misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor het witwassen van andere goederen, zoals personenauto's, sieraden en luxe goederen, omdat niet kon worden vastgesteld dat deze niet uit legale inkomsten waren verkregen. De rechtbank heeft de dagvaarding voor wat betreft deze goederen gedeeltelijk nietig verklaard, omdat de tenlastelegging te onbepaald was. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te veroordelen tot een hogere straf afgewezen, omdat de verdachte niet eerder voor witwassen was veroordeeld en hij zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis aan de wet had gehouden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het maken van een gewoonte van witwassen, omdat dit niet bewezen kon worden. De uitspraak benadrukt het belang van het kunnen aantonen van de herkomst van geldbedragen in witwaszaken en de noodzaak voor een duidelijke tenlastelegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 07.662379-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 oktober 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft laatstelijk plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Anker, advocaat te Breda en mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere.
Mr. Anker heeft voornamelijk het woord gevoerd in de hoofdzaak tegen verdachte. Waar in het vonnis staat “de raadsman” wordt daarmee dan ook mr. Anker bedoeld.
De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van
16 april 2013 en 1 oktober 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J.S. Visser en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 22 oktober 2012 te Almere en/of Amsterdam, althans in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (een) voorwerp(en), te weten (onder andere)
- een personenauto van het merk Mercedes, type ML320 CDI 4matic, kenteken [kenteken] en/of
- een personenauto van het merk Mercedes, type A170, kenteken [kenteken] en/of
- een personenauto van het merk Mercedes, type B200, kenteken [kenteken] en/of
- een scooter van het merk Piaggio, type C38 en/of
- één of meer siera(a)d(en) en/of horloge(s) (onder andere van het merk Rolex en/of TechnoMarine) en/of zonnebril(len) (onder andere van het merk Cartier en/of Ed Hardey) en/of
- één of meer televisie(s)/flatscreen(s) en/of
- één of meer (andere) (luxe) goederen en/of
- één of meer (grote) geldbedrag(en), te weten (onder andere) 218.400,-- euro (aangetroffen in een tas in een (was)mand van verdachte) en/of 500.200,-- euro (aangetroffen in een tas onder het bed van verdachte)
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten bovengenoemde
- personenauto(‘s) en/of scooter en/of
- siera(a)d(en) en/of horloges en/of zonnebril(len) en/of
- televisie(s)/flatscreen(s) en/of
- ( andere) (luxe) goederen en/of
- ( grote) geldbedrag(en)
gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven goederen en/of geldbedragen
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

3.DE VOORVRAGEN

Dagvaarding partieel nietig
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat verdachte niet weet wat er onder de in de tenlastelegging vermelde “andere luxe goederen” dient te worden verstaan. De dagvaarding is ten aanzien van dit deel te onbepaald. De dagvaarding dient daarom voor wat betreft het deel dat ziet op “één of meer andere luxe goederen” nietig te worden verklaard, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt dat “andere luxe goederen” een ruim en veelomvattend begrip is. De sieraden, horloges en televisies die apart in de tenlastelegging staan genoemd kunnen ook als luxe goederen worden aangemerkt. In de tenlastelegging staat niet vermeld welke goederen met “andere luxe goederen” worden bedoeld. Gelet op deze onduidelijkheid in de tekst van de tenlastelegging zal de rechtbank de dagvaarding voor wat betreft het deel dat ziet op “(één of meer) andere luxe goederen” (gedachtestreepjes 7 en 12) partieel nietig verklaren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor wat betreft het overige deel geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Officier van justitie ontvankelijk
Namens verdachte heeft zijn raadsman gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn vervolging. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de officier van justitie, gelet op de arresten van de Hoge Raad van 8 januari 2013 in de zaken LJN BX4449, LJN BX4605 en LJN BX4585, gehandeld heeft in strijd met de beginselen van een behoorlijke strafrechtspleging door verdachte slechts te vervolgen ter zake van witwassen - bestaande uit het voorhanden hebben van voorwerpen - en niet ter zake van het misdrijf waaruit de witgewassen voorwerpen afkomstig zijn.
In genoemde arresten heeft de Hoge Raad volgens de raadsman aangegeven dat met zijn rechtspraak - waarbij hij beslist heeft dat indien vaststaat dat het enkel voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan bijdragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd - beoogd is te voorkomen dat een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en die door dat misdrijf verkregen voorwerpen onder zich heeft en dus voorhanden heeft, zich automatisch ook schuldig maakt aan het witwassen van die voorwerpen, waarmee de Hoge Raad beoogt te bevorderen dat in zo een geval het door de verdachte begane (grond)misdrijf in de vervolging centraal staat.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Daargelaten of deze rechtspraak inhoudt dat de officier van justitie slechts zou mogen vervolgen ter zake van het misdrijf waaruit witgewassen voorwerpen afkomstig zijn en niet ter zake van witwassen indien het witwassen slechts zou bestaan uit het voorhanden hebben van die voorwerpen, in het onderhavige geval vervolgt de officier van justitie ter zake van witwassen niet alleen door het voorhanden hebben van de desbetreffende voorwerpen, maar ook door het verwerven, overdragen, omzetten en gebruik maken van die voorwerpen. Bovendien vervolgt de officier van justitie verdachte alleen ter zake van witwassen, omdat hij - zo begrijpt de rechtbank - niet heeft kunnen vaststellen welk grondmisdrijf gepleegd is. Van een schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde is geen sprake.
De rechtbank heeft tot slot vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding [1]
Op 13 juli 2011 kwam er bij de Financiële Recherche Dienst een melding binnen van de Financial Intelligence Unit (hierna: FIU) van het Korps Landelijke Politiediensten. De melding betrof informatie over een zestal verdachte transacties welke op 13 juli 2011 door de FIU was ontvangen. [2] In de periode van 16 november 2006 tot en met 15 juli 2010 was sprake van:
- vier money transfers naar Thailand en de Nederlandse Antillen voor een totaalbedrag van
€ 13.730,00;
- één voorgenomen money transfer (refund) naar de Nederlandse Antillen van € 4.880,00;
- één contante betaling bij aankoop van twee voertuigen voor een totaalbedrag van
€ 37.500,00.
Bij deze transacties was verdachte [verdachte] betrokken. [3] Verdachte was de begunstigde van de money transfers en hij had de twee voertuigen gekocht. Het voertuig met kenteken [kenteken] stond op naam van de partner van verdachte en het voertuig met kenteken [kenteken] stond op naam van verdachte zelf. Naast deze twee voertuigen had verdachte vanaf 11 augustus 2010 ook een Piaggio C38 op zijn naam staan. Op 18 mei 2012 bleek dat verdachte een personenauto van het merk Mercedes, type B200, voorzien van kenteken [kenteken] op zijn naam had staan. [4]
De genoemde zes transacties werden als verdacht aangemerkt, omdat er eerder transacties van verdachte waren doorgemeld en omdat er sprake was van HKS-antecedenten van verdachte op het gebied van de Opiumwet in 2009. [5]
Er is vervolgens nader onderzoek gedaan bij de Belastingdienst, diverse financiële instellingen, de Kamer van Koophandel en er is informatie gehaald uit politiebronnen.
Uit eerdere observatie door de Koninklijke Marechaussee bleek dat verdachte contact had met een persoon met antecedenten op het gebied van de Opiumwet. [6]
Navraag bij de Kamer van Koophandel leerde dat verdachte sinds 24 maart 2006 eigenaar was van eenmanszaak [bedrijf 1], een winkel in tuinartikelen, plantenartikelen, voedingssupplementen, kweekbenodigdheden en irrigatiesystemen. [7] Uit controles door de Belastingdienst bij [bedrijf 1] bleek dat er geen gedegen kasadministratie en kasboek werden bijgehouden, dat er geen voorraadadministratie werd bijgehouden en dat er bij de laatste administratie in 2011 geen juiste verslaglegging van het kasboek en de kasadministratie plaatsvond. [8]
Volgens overige gegevens van de Belastingdienst ontving verdachte in 2006 een uitkering van € 4.202,00 en had hij vanaf 2007 naast zijn eenmanszaak geen andere inkomsten. [9] Cijfers van de eenmanszaak [bedrijf 1] wezen uit dat sprake was van extreem hoge winstmarges en hoge contante privé onttrekkingen door verdachte. [10]
Uit de voor het onderzoek opgevraagde gegevens blijkt dat verdachte en zijn partner over de onderzoeksperiode hogere contante uitgaven hebben gedaan dan zij kunnen verantwoorden met contante legale ontvangsten. Dit leidde tot het vermoeden dat verdachte zich schuldig maakte aan witwassen.
Op 7 september 2012 heeft de rechter-commissaris een machtiging verleend tot het instellen van een Strafrechtelijk Financieel Onderzoek (hierna: SFO). [11]
Op 22 oktober 2012 is de woning van verdachte in het kader van het onderzoek doorzocht. In de slaapkamer van verdachte werd onder het bed een sporttas aangetroffen met een contant geldbedrag van € 500.200,00 en in een zwarte tas in een mand in de slaapkamer werd een geldbedrag van € 218.400,00 aangetroffen. [12] Op 22 oktober 2012 is verdachte aangehouden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De officier van justitie is van mening dat het witwassen een zodanige omvang en continuïteit heeft gehad dat niet anders geconcludeerd kan worden dan dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de nader in het ter zitting overgelegde schriftelijk requisitoir omschreven gronden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het aan verdachte ten laste gelegde feit en heeft aldus verzocht om verdachte integraal vrij te spreken. De verdediging heeft daarbij gewezen op de in het ter zitting overgelegde schriftelijk pleidooi omschreven gronden.
Het oordeel van de rechtbank
Rechtmatige doorzoeking woning verdachte
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat de doorzoeking van de woning van verdachte op 22 oktober 2012 onrechtmatig is geweest, omdat het daarvoor vereiste redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit ontbrak. De raadsman heeft er daarbij op gewezen dat de gegevens waarover de officier van justitie en de rechter-commissaris beschikten volstrekt onvoldoende waren om te kunnen spreken van een verdenking ter zake van witwassen en dat aanvullend onderzoek uit oogpunt van proportionaliteit en subsidiariteit noodzakelijk was, voordat tot een ingrijpend opsporingsmiddel als een doorzoeking zou kunnen worden overgegaan. De doorzoeking was aldus onrechtmatig met als gevolg een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen zou moeten leiden tot uitsluiting van alles wat ten tijde van de doorzoeking in de woning van verdachte is aangetroffen en in beslag is genomen van het bewijs of tot strafvermindering, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt dat blijkens het dossier de navolgende feiten en omstandigheden hebben geleid tot het afgeven van de machtiging door de rechter-commissaris tot doorzoeking van de woning van verdachte:
- de melding van de FIU in verband met onder meer de contante aankoop van twee auto’s van in totaal € 37.500,00 door verdachte;
- de informatie van de CIE dat verdachte zich zou bezig houden met drugshandel en dat hij betrokken zou zijn bij illegale wietkwekerijen;
- het onderzoek in het Herkenningsdienstsysteem van de politie (hierna: HKS), waaruit bleek dat van verdachte diverse criminele antecedenten bekend waren, waaronder antecedenten met betrekking tot de Opiumwet;
- het feit dat verdachte als verdachte was aangemerkt in het onderzoek Felix, een onderzoek naar zeven vermeende leveringen van hennep;
- het onderzoek in Blue View, waaruit bleek dat een registratie was opgemaakt naar aanleiding van een Melding Misdaad Anoniem met betrekking tot verdachte. De melding dateerde van februari 2011 en ging over de eigenaar van de growshop op de [adres] in [woonplaats] en hield in dat in die growshop in drugs werd gehandeld. Verdachte was de eigenaar van deze growshop;
- informatie uit Blue View, waaruit bleek dat verdachte contacten had met een persoon met antecedenten op het gebied van de Opiumwet;
- informatie van een financiële instelling over meerdere contante stortingen op de rekening van de growshop en andere informatie van financiële instellingen;
- informatie van de Belastingdienst over de inkomsten van verdachte en zijn partner.
De rechtbank is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien voldoende waren om te kunnen spreken van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. De rechter-commissaris heeft derhalve op basis van die feiten en omstandigheden in redelijkheid tot zijn beslissing kunnen komen om een machtiging tot doorzoeking van de woning van verdachte af te geven. Er is aldus sprake geweest van een rechtmatige doorzoeking. Van bewijsuitsluiting van al hetgeen bij de doorzoeking is aangetroffen en in beslag is genomen dan wel van enige ander gevolg als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering is dus geen sprake. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Vrijspraak van de tenlastelegging voor zover de tenlastelegging ziet op de 3 personenauto’s (gedachtestreepjes 1, 2, 3 en 9), de scooter (gedachtestreepjes 4 en 9), de sieraden, horloges en zonnebrillen (gedachtestreepjes 5 en 10) en de televisie/flatscreen (gedachtestreepjes 6 en 11)
De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek is gebleken dat verdachte samen met zijn partner over de periode waarin de verschillende genoemde goederen zijn aangeschaft een redelijk bedrag aan legale inkomsten heeft gehad. Het totaalsaldo van de contante ontvangsten van verdachte uit zijn onderneming is bepaald op € 53.345,64. [13] Daarnaast blijkt uit gegevens van de Belastingdienst dat de partner van verdachte in de periode 2006 tot en met 2011 een inkomen heeft ontvangen van € 160.248,84 netto van werkgever [bedrijf 2] (periode 2006 tot en met 2009), uit een WW-uitkering (periode 2009) en uit een WW-uitkering en een ZW-uitkering (periode 2009 tot en met 2011). [14]
Als vaststaand kan niet worden aangenomen dat de waarde van de door verdachte gekochte personenauto’s, scooter, sieraden, horloges, zonnebrillen en televisie dermate hoog is dat hij deze onmogelijk zou hebben kunnen bekostigen van de door hen ontvangen legale inkomsten. Daar komt bij dat ten aanzien van de twee personenauto’s die in 2010 zijn gekocht geldt dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij voor de aanschaf hiervan een groot deel van het bedrag heeft geleend van zijn zwager. [15] Zijn verklaring wordt op dit punt ondersteund door de verklaring van zijn partner bij de rechter-commissaris. Aanvullend onderzoek door de politie heeft de verklaringen dat een deel van het geld daadwerkelijk was geleend niet ontkracht. Het Openbaar Ministerie heeft de verklaring van verdachte op dit punt verder niet op enigerlei wijze geverifieerd. De verklaring van verdachte is op voorhand niet dermate onaannemelijk dat hieraan zonder meer voorbij kan worden gegaan. Nu niet kan worden vastgesteld dat de genoemde goederen niet uit de legale inkomsten dan wel op andere legale wijze door verdachte zijn aangeschaft en aldus niet kan worden vastgesteld dat verdachte deze goederen heeft aangeschaft met geld dat uit enig misdrijf afkomstig is zal de rechtbank verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Bewezenverklaring van de tenlastelegging voor zover deze ziet op de geldbedragen van
€ 218.400,00 en € 500.200,00 (gedachtestreepje 8)
Op 22 oktober 2012 heeft in de woning van verdachte aan de [adres] in [woonplaats] een doorzoeking plaatsgevonden. [16] Tijdens die doorzoeking werd in de slaapkamer van verdachte onder kledingstukken in een mand een zwarte schoudertas aangetroffen met daarin een contant geldbedrag van in totaal € 218.400,00. Dit geld bestond uit coupures van 50, 200 en 500 euro. Tevens werd in de slaapkamer van verdachte onder het bed een sporttas aangetroffen. In de sporttas lag onder een handdoek een vijftal plastic zakken met eurobiljetten. De vijf zakken met eurobiljetten waren luchtdicht verpakt (geseald). De waarde van deze biljetten bleek in totaal € 500.200,00 te zijn. Het geld bestond uit coupures van 20, 50, 100, 200 en 500 euro. [17]
Totaal werd aldus in de woning van verdachte in zijn slaapkamer een bedrag van
€ 718.600,00 gevonden.
De Financiële Recherche Dienst van de politie Flevoland heeft een proces-verbaal witwassen opgesteld waarin wordt nagegaan of en in hoeverre het aangetroffen contante geld uit legale bron afkomstig is. Dit proces-verbaal bevat een kasopstelling, waarin de totale contante uitgaven van verdachte worden afgezet tegen de beschikbare legale contante gelden. De twee in de tenlastelegging genoemde bedragen maken deel uit van het eindsaldo aan contanten. Volgens de conclusies van dit proces-verbaal is sprake van een niet uit aanwijsbare, legale bronnen afkomstig vermogen van € 955.600,19. In twee aanvullende processen-verbaal worden correcties daarop aangebracht. Van genoemd bedrag dient een bedrag van € 12.650 [18] afgetrokken te worden in verband met contante opnames met een creditcard en € 8.000 [19] in verband met een girale betaling van meubels.
Verdachte heeft verklaard dat hij naast zijn inkomen uit zijn eenmanszaak veel geld heeft verdiend met het wedden op paardenraces. [20] Verdachte heeft ter zitting echter geen antwoord gegeven op de vraag hoeveel geld hij de afgelopen jaren daarmee ongeveer had verdiend. Uit zijn verklaring blijkt ook niet bij benadering hoeveel geld het gokken hem heeft opgeleverd. Ook de ter zitting gehoorde getuige [getuige], met wie verdachte naar diens zeggen nauw samenwerkte wat het gokken betreft, heeft hierover geen helderheid kunnen verschaffen. [21] De wedbonnen die ter zitting van 16 april 2013 door verdachte zijn overgelegd en waaruit de door hem ontvangen winst zou blijken, zouden in een zak in zijn schuur hebben gelegen. Uit het door de politie opgemaakte proces-verbaal blijkt echter dat deze zak ten tijde van de doorzoeking van de schuur, waarbij de hele schuur is ontruimd, niet is aangetroffen. [22] Gelet hierop beschouwt de rechtbank het door verdachte gestelde met betrekking tot de wedbonnen niet als een plausibele verklaring voor de (legale) herkomst van de aangetroffen geld-bedragen of een gedeelte daarvan. Het bedrag dat hiermee gemoeid zou zijn is € 124.321,60.
In aanvulling daarop heeft verdachte gesteld, dat een deel van het geld de niet aangetroffen kasgelden betreft, zoals beschreven in het proces-verbaal bevindingen verhoor [A] bij Rechter-Commissaris I d.d. 26 september 2013. Dit overtuigt echter niet. Op geen enkele wijze is in de administratie van zijn onderneming vastgelegd dat deze kasgelden door verdachte mee naar huis genomen zijn. Bij de aangetroffen geldbedragen ontbreekt ook elke registratie dat een deel daarvan kasgeld van de onderneming zou betreffen. Het hiermee gemoeide bedrag is € 52.234,70.
Verdachte heeft zich ten aanzien van de herkomst van het aangetroffen geld voor het overige op zijn zwijgrecht beroepen. [23] Door verdachte zijn daarmee geen feiten en omstandigheden aangevoerd die duiden op een legale herkomst van de rest van het geld.
Het thuis onder het bed en in de wasmand bewaren van twee zeer aanzienlijke contante geldbedragen, deels in plastic zakken geseald, is op zijn minst ongebruikelijk te noemen. Temeer daar verdachte over bankrekeningen kon beschikken.
Gelet op enerzijds het ontbreken van een afdoende verklaring over de herkomst van het geld en anderzijds de omstandigheden waaronder dit geld bewaard werd door verdachte, komt de rechtbank tot de slotsom dat uitgesloten kan worden dat de bij verdachte gevonden geldbedragen een legale herkomst hebben en dat derhalve een illegale en daarmee criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden, van welke herkomst verdachte moet hebben geweten.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het op 22 oktober 2012 voorhanden hebben van de twee in zijn woning aangetroffen geldbedragen, terwijl hij wist dat deze geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf.
Nu de rechtbank bewezen verklaart dat verdachte zich op 22 oktober 2012 heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van twee grote geldbedragen en zij verdachte van het overige deel van de tenlastelegging vrijspreekt zal zij verdachte ook vrijspreken van het maken van een gewoonte van witwassen.
De raadsman heeft ter zitting het verweer gevoerd dat de stukken inzake het onderzoek Felix geheel ten onrechte aan het dossier zijn toegevoegd en derhalve niet mogen bijdragen aan het bewijs. Nu de rechtbank de in het dossier aanwezige stukken uit het onderzoek Felix niet voor het bewijs gebruikt komt de rechtbank aan de bespreking van het door de raadsman gevoerde verweer op dit punt verder niet toe.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 22 oktober 2012 te Almere voorwerpen, te weten
- grote geldbedragen, te weten 218.400,-- euro (aangetroffen in een tas in een wasmand van verdachte) en 500.200,-- euro (aangetroffen in een tas onder het bed van verdachte)
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank verbetert de tenlastelegging in die zin dat zij van het in de tenlastelegging opgenomen “in of omstreeks de periode van” maakt “op”. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld wie het gronddelict, dat aan het witwassen ten grondslag ligt, heeft gepleegd. Nu niet vastgesteld kan worden dat verdachte het gronddelict heeft gepleegd, en daarmee ook niet dat de in beslag genomen geldbedragen uit eigen misdrijf afkomstig zijn, komt de rechtbank niet toe aan de kwalificatie-uitsluiting, zoals door de Hoge Raad bepaald. Deze kwalificatie-uitsluiting ziet immers uitsluitend op gevallen waarin verdachte het gronddelict zelf heeft begaan, in welke gevallen dan vereist is dat komt vast te staan dat het enkele voorhanden hebben heeft bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de geldbedragen.
Het bewezenverklaarde kan daarom als volgt worden gekwalificeerd.
Het bewezene levert op:
Witwassen, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en met een proeftijd van drie jaar. De officier van justitie heeft gevorderd om aan het voorwaardelijke strafdeel als bijzondere voorwaarden te koppelen dat verdachte geen growshop zal exploiteren, dat verdachte niet bij een growshop in dienst zal zijn en dat verdachte niet anderszins werkzaamheden zal verrichten in of ten dienste van een growshop, alsmede om deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt de door de officier van justitie gevorderde straf geen passende sanctie is in deze zaak. Gelet op het feit dat verdachte niet eerder voor witwassen is veroordeeld en verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft laten zien dat hij zich aan de wet houdt, dient een eventueel op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf beperkt te worden tot de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Een voorwaardelijk strafdeel met de bijzondere voorwaarden, zoals door de officier van justitie gevorderd, kan in deze zaak niet aan de orde zijn, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van twee aanzienlijke geldbedragen. Door het witwassen werd de werkelijke herkomst van het geld versluierd. Veel criminaliteit is gericht op het verkrijgen van financieel gewin. Door de opbrengst van misdrijven, waaruit die criminaliteit bestaat, wit te wassen, heeft verdachte een belangrijke bijdrage geleverd aan het scheppen en in stand houden van omstandigheden die gunstig zijn voor het plegen van die misdrijven. Bovendien zou het gebruik van de betrokken gelden de integriteit van het economische verkeer in ernstige mate geschonden hebben.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 12 september 2013 volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest voor het misdrijf witwassen.
De rechtbank baseert zich voor het bepalen van de strafmaat op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die het LOVS heeft opgesteld voor het soortgelijke delict fraude. Verdachte heeft in totaal een bedrag van € 718.600,00 witgewassen. Volgens de genoemde oriëntatiepunten is een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden tot vierentwintig maanden voor het witwassen van een dergelijk bedrag passend. Afhankelijk van eventueel aanwezige strafvermeerderende of strafverminderende factoren kan de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden aangepast.
In de onderhavige zaak wordt verdachte weliswaar door de rechtbank voor het plegen van witwassen veroordeeld, maar spreekt de rechtbank verdachte van een groot deel van de tenlastelegging vrij. Het in beginsel ten laste gelegde en tevens door de officier van justitie tevens bewezen verklaarde maken van een gewoonte van witwassen wordt als gevolg hiervan beperkt tot het witwassen van twee geldbedragen op de dag waarop deze geldbedragen door de politie zijn aangetroffen.
De aanzienlijke geldbedragen die verdachte voorhanden heeft gehad rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank wel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan gevorderd. Rekening houdend met de genoemde oriëntatiepunten acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden passend en geboden. Verdachte heeft ter zitting geen verklaring willen geven voor de aanwezigheid van het grootste deel van de aanzienlijke geldbedragen in zijn woning. Verdachte laat daarmee zien dat hij de onjuistheid van zijn handelen niet erkent. De rechtbank is van oordeel dat een deel van de straf voorwaardelijk moet worden opgelegd om verdachte ervan te doordringen dat hij zich in de toekomst verre moet houden van (soortgelijke) strafbare feiten. De rechtbank acht daartoe een proeftijd van drie jaar geïndiceerd. De rechtbank ziet in de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting, alsmede in de uiteindelijke bewezenverklaring van het feit, geen aanleiding om de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden dan wel enige andere bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk strafdeel te koppelen.
Alles overziende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om alle in beslag genomen voorwerpen, zoals deze staan genoemd op de in het dossier gevoegde beslaglijst van 12 april 2013 onder de nummers 1 tot en met 80, verbeurd te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om alle op de beslaglijst onder nummer 1 tot en met nummer 80 vermelde in beslag genomen goederen terug te geven aan de rechtmatige eigenaar, zijnde verdachte dan wel zijn partner.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst van 12 april 2013 onder de nummers
1 en 4 vermelde in beslag genomen geldbedragen van € 500.200,00 respectievelijk
€ 218.400,00 moeten worden verbeurdverklaard, omdat met betrekking tot deze aan verdachte toebehorende geldbedragen het bewezen verklaarde feit is begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de beslaglijst onder de nummers 2, 3 en 5 tot en met 80 vermelde voorwerpen en geldbedragen, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
De beslaglijst is aan dit vonnis gehecht.

12.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit feit op de wijze zoals onder 6 omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
drie jaarniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de datum waarop dit vonnis onherroepelijk wordt;
Beslag
- verklaart verbeurd de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 12 april 2013 onder nummer 1 en nummer 4 vermelde geldbedragen van € 500.200,00 en € 218.400,00;
- gelast de teruggave aan de verdachte van de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 12 april 2013 onder de nummers 2, 3 en 5 tot en met 80 vermelde voorwerpen/geldbedragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mrs. C.A. de Beaufort en B. Fijnheer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2012045305, doorgenummerd blz. 1 tot en met 699, tenzij anders vermeld
2.Proces-verbaal start onderzoek, blz. 23
3.Melding uit motion-dossier, blz. 35 tot en met 44
4.Kentekengegevens, blz. 66 tot en met 69
5.Melding motion-dossier, blz. 35
6.Relaasproces-verbaal, blz. 8 + registratie Koninklijke Marechaussee, blz. 77 tot en met 81
7.Uittreksel Kamer van Koophandel, blz. 61
8.Gegevens belastingdienst, blz. 236 tot en met 262 van het BOB-dossier
9.Relaasproces-verbaal, blz. 12 + gegevens belastingdienst blz. 52 tot en met 57
10.Aanvraag SFO, blz. 423
11.Machtiging SFO, blz. 428
12.Proces-verbaal doorzoeking, blz. 53 van het Dossier Doorzoeking
13.Proces-verbaal witwassen, blz. 7 van Dossier Witwassen
14.Relaasproces-verbaal, blz. 12 + aanvraag SFO, blz. 423
15.Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 112 van Dossier Doorzoeking/persoonsdossier
16.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 50 van Dossier Doorzoeking
17.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 53 van Dossier Doorzoeking
18.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juli 2012, nr. 1307240930.AMB
19.Proces-verbaal van bevindingen verhoor [A] bij Rechter-Commissaris II
20.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 oktober 2013
21.Verklaring van getuige, afgelegd ter terechtzitting van 1 oktober 2013
22.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL2527-2012045305-45
23.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 oktober 2013