4.3Het oordeel van de rechtbankTussen verdachte en zijn buren, de familie[naam], bestaat reeds langere tijd een conflict dat verband houdt met een recht van overpad.
Aangever [A] (verder: aangever) heeft bij de politie verklaard dat zijn buurman
[verdachte] onder meer hem,[naam], blijft belagen. Dit gebeurt onder meer door fotograferen en het sturen van brieven.
Fotograferen
Verbalisant [verbalisant] geeft een beschrijving van camerabeelden die door aangever op een USB-stick aan de politie zijn overhandigd.
Op de beelden is op 2 juli 2012 de keukenzijde van de woning van[naam] zichtbaar. De verbalisant ziet twee personen die de keukenramen aan het schilderen zijn. Hij ziet[verdachte] vanuit de richting van zijn woning in beeld komen en kennelijk foto’s maken van de schilders. Te zien is ook dat mevrouw[naam] uit de woning komt. De verbalisant ziet dat[verdachte] zich met de camera richt op mevrouw[naam] en kennelijk ook foto’s van haar maakt.
Op 6 juli 2011, 20 september 2011 en 22 september 2011 is op de beelden te zien dat[verdachte] foto’s aan het maken is van de woning van[naam].
Op 27 augustus 2011 is het gastenverblijf van[naam] zichtbaar op de beelden. De verbalisant ziet een persoon in beeld verschijnen die komt vanuit de richting van de ondergrondse garage van[verdachte]. Deze persoon keert zich in de richting van de woning van[naam] en neemt een houding aan alsof hij aan het fotograferen is.[naam] komt in beeld en kijkt in de richting van de persoon die kennelijk fotografeert. De persoon blijft staan en er verandert niets aan zijn houding. Na ongeveer 1 minuut lang kennelijk foto’s te hebben gemaakt loopt de persoon weg in de richting van de ondergrondse garage van de woning van[verdachte].
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend meermalen [A], de familie[naam] en hun woning aan de [adres 2] te [woonplaats], gemeente Utrechtse Heuvelrug, alsmede het gastenverblijf en de schuur van de familie[naam] en personen werkzaam voor de familie[naam] te hebben gefotografeerd. Dit betreffen in ieder geval de foto’s zoals die zijn opgenomen op pagina’s 68, 69 en 89 van het dossier.
BrievenAangever heeft verklaard dat er door verdachte verschillende brieven naar instanties zijn verstuurd.Aangever heeft hierbij onder andere verklaard over:
- Een klachtbrief van 3 juli 2012 gericht aan de gemeente Utrechtse Heuvelrug.
Deze klachtbrief is opgenomen op pagina 174 en 175 van het procesdossier en houdt onder meer in dat [A] een pathologische leugenaar is.
- Een bezwaarschrift van 25 augustus 2013 gericht aan de gemeente Utrechtse Heuvelrug.
Dit bezwaarschrift is opgenomen op pagina 150 en verder van het procesdossier en houdt onder meer in dat [A] een pathologische leugenaar is en spreekt over leugenachtigheid van en fraude en chantage door de [naam].
Aangever verklaart dat hij in het bezwaarschrift en de brieven wordt beschuldigd van oplichting, chantage van de gemeente en valse aangifte. Ook leest aangever in de brief dat hij een pathologische leugenaar is.
Verdachte heeft bekend de brieven te hebben geschreven en verstuurd aan de gemeente Utrechtse Heuvelrug.
Ten aanzien van de wederrechtelijkheid
In de Memorie van Toelichting zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State (Kamerstukken II, 1997-1998, 25 768, nr. 5, p. 2) bij het wetsvoorstel tot strafbaarstelling van belaging, het huidige artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, wordt belaging, ook wel ‘stalking’ genoemd, als volgt omschreven:
“Bij belaging wordt iemand opzettelijk door een ander herhaaldelijk lastig gevallen en wordt daardoor een inbreuk gemaakt op iemands persoonlijke levenssfeer. Dit kan door een en dezelfde activiteit, maar ook door middel van een variëteit aan gedragingen, zoals bijvoorbeeld het op straat achtervolgen, bedreigingen uiten, telefonisch of schriftelijk ongewenst benaderen, voor de woning of werkplek posten, het ongewenst bestellen van goederen en diensten op naam en op rekening van het slachtoffer, het laten bezorgen van grafkransen en het plaatsen van overlijdensadvertenties, het ongevraagd geven van opdrachten op naam van het slachtoffer, het verspreiden van valse geruchten over het slachtoffer, het bekladden van de woning, het beschadigen, vernielen of verplaatsen van goederen, het onder valse voorwendselen informatie inwinnen bij instanties over het slachtoffer, het telkenmale nodeloos aanspannen van gerechtelijke procedures etc. De gedragingen behoeven zich niet louter tot het slachtoffer uit te strekken, ook familieleden, de werkgever, collega's, vrienden en kennissen kunnen door de belager worden geterroriseerd. Als gevolg van de diepgaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer wordt het slachtoffer vaak bang of onzeker. Een normaal functioneren is in veel gevallen onmogelijk. Het slachtoffer kan zich genoodzaakt voelen een geheim telefoonnummer te nemen, zich niet onbeschermd op straat te begeven, op het werk voorzieningen te treffen, buren en anderen in te schakelen om alert te zijn etc. Veel slachtoffers voelen zich gevangene in eigen huis.”
Bij de beoordeling of in het ten laste gelegde geval sprake is geweest van belaging, zal de rechtbank deze opmerkingen bij de beoordeling betrekken.
Gelet op het samenstel van gedragingen van verdachte ten aanzien van aangever stelt de rechtbank vast dat deze gedragingen een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van
aangever oplevert. De rechtbank neemt hierbij onder meer in aanmerking dat verdachte meerdere malen foto’s heeft gemaakt van aangever en zijn familie, hun woning, het gastenverblijf en de schuur van de familie van aangever en personen werkzaam voor de familie van aangever. Daarnaast heeft verdachte een bezwaarschrift en een klachtbrief naar de gemeente Utrechtse Heuvelrug gestuurd, waarin hij aangever een pathologische leugenaar noemt en hem beticht van leugenachtigheid, frauduleuze handelingen en chantage. De gedragingen van verdachte hadden een dermate frequent karakter dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangever.
Dat de handelingen van verdachte gericht waren op het dwingen iets te dulden en vrees aanjagen, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de tot het bewijs gebezigde foto’s, brieven en de door verdachte afgelegde verklaringen.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij de door hem verrichte handelingen uitsluitend heeft verricht ter bescherming van zijn eigen privacy en ter onderbouwing van zijn standpunt in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures.
De rechtbank volgt verdachte daarin niet. Het al dan niet schenden van de privacy van verdachte door aangever respectievelijk de familie van aangever rechtvaardigt niet dat verdachte een inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van aangever. Het door verdachte gestelde doel van het maken van de foto’s en het sturen van de brieven, namelijk ter onderbouwing van zijn standpunt in rechterlijke procedures, doet daar niet aan af. Gelet op het feit dat de verhoudingen tussen verdachte en aangever reeds gedurende lange tijd ernstig waren verstoord en gelet op de frequentie van de gedragingen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte de grenzen van het maatschappelijk betamelijke heeft overschreden. De inbreuken op de levenssfeer van aangever waren dan ook wederrechtelijk.
De rechtbank zal het ten laste gelegde, voor zover het betreft belaging van aangever
[A] derhalve bewezen verklaren.