ECLI:NL:RBMNE:2013:5234

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2013
Publicatiedatum
24 oktober 2013
Zaaknummer
16-659490-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking, bedreiging en mishandeling van ex-vriendin

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 oktober 2013 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zijn ex-vriendin stelselmatig heeft lastiggevallen na de beëindiging van hun relatie. De verdachte heeft zijn ex-vriendin, [slachtoffer 2], meerdere keren bedreigd, haar gestalkt en mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte na de relatiebreuk in januari 2013 dagelijks contact zocht met [slachtoffer 2] door haar te bellen en te sms'en, ondanks haar verzoeken om dit te stoppen. Dit gedrag leidde tot een ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer.

De rechtbank heeft ook de bedreiging van de vader van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], in beschouwing genomen. De verdachte heeft op 26 maart 2013 telefonisch gedreigd met de dood, wat door de rechtbank als een ernstige bedreiging werd beschouwd. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan de uitvoering voorwaardelijk is, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een werkstraf van 100 uur opgelegd, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en verplichte behandeling voor agressie- en verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd om te voorkomen dat de verdachte in de toekomst contact opneemt met de slachtoffers. De uitspraak benadrukt de ernst van stalking en geweld in relaties en de noodzaak van bescherming voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/659490-13
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 oktober 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te[geboorteplaats],
wonende te ([postcode]) [woonplaats] aan de [adres].

1.Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, S.M.J. van de Ven, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] heeft bedreigd met de dood;
feit 2: zijn ex-vriendin [slachtoffer 2] heeft gestalkt;
feit 3: [slachtoffer 2] meermalen heeft mishandeld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde niet bewezen kan worden. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de verdediging de hierna te noemen verweren gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De verweren strekkende tot bewijsuitsluiting
Uitsluiting van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2]
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit verzocht om uitsluiting van de verklaring van [slachtoffer 2], omdat haar verklaring onbetrouwbaar zou zijn.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar. Haar verklaring is zeer gedetailleerd en vindt bovendien op essentiële punten steun in de
- hierna te noemen - verklaringen van getuigen [slachtoffer 1],[getuige 1],[getuige 2] en [getuige 3] en in een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant[verbalisant 1]. Tot slot vindt de verklaring van [slachtoffer 2] steun in de verklaring van verdachte zelf. De rechtbank zal voornoemd verweer dan ook verwerpen.
4.3.2.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1Op 27 maart 2013 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan tegen verdachte, de ex-vriend van zijn dochter [slachtoffer 2]. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 26 maart 2013 in zijn woning te Abcoude was, toen hij werd gebeld door verdachte. Verdachte schreeuwde door de telefoon naar hem: “Ik maak je dood”. [1] Verdachte heeft erkend [slachtoffer 1] telefonisch te hebben bedreigd met de dood. [2]
4.3.3.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1Op basis van het dossier kan weliswaar niet worden vastgesteld dat verdachte door genoemde bedreiging angst bij [slachtoffer 1] heeft teweeg gebracht, maar voor een bewezenverklaring van artikel 285 Wetboek van Strafrecht is dat echter niet vereist.
Van belang is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is gebeurd, dat bij de bedreigden de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte daadwerkelijk uitvoering zou geven aan zijn woorden. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake was. Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank voornoemd verweer.
De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder rubriek 5 zal worden uitgeschreven.
4.3.4.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2Op 27 maart 2013 doet [slachtoffer 2] aangifte tegen haar ex-vriend, verdachte. Zij verklaarde dat verdachte haar, nadat hun relatie in januari 2013 is beëindigd, dagelijks meermalen belt en sms’t, waarbij hij haar meermalen bedreigt, uitscheldt en beledigt. [3] Zij verklaarde verder dat verdachte haar meermalen heeft opgewacht bij haar school in Amsterdam en haar daar probeerde aan te spreken. Ook bij het bedrijf waar zij werkt in Abcoude [4] en bij station Abcoude, via welk station zij veelal reist, wachtte verdachte haar meermalen op en probeerde hij vervolgens contact met haar te zoeken. [5]
Ook nadat verbalisant nadat zij aangifte deed contact had opgenomen met verdachte met het verzoek om geen contact meer met [slachtoffer 2] te zoeken, ging verdachte verder met voornoemd gedrag. [6] Dit volgt ook uit het in het dossier opgenomen overzicht van ontvangen sms-berichten en gemiste oproepen van verdachte in de periode van 28 maart 2013 tot en met 27 april 2013, [7] uit welk overzicht volgt dat verdachte [slachtoffer 2] vrijwel dagelijks, zowel overdag als ’s nachts, al dan niet meermalen, sms’te en belde.
Verdachte heeft erkend aangeefster na het verbreken van hun relatie dagelijks meermalen te hebben gebeld en ge-sms’t. Hij erkende verder dat hij [slachtoffer 2] na het verbreken van hun relatie meermalen heeft opgewacht bij haar werk en bij het station Abcoude, in de hoop opnieuw contact met haar te krijgen. [8]
4.3.5.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2Anders dan de verdediging acht de rechtbank het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte contact is blijven zoeken met [slachtoffer 2],
ondanks haar talrijke verzoeken aan hem om dat niet meer te doen, ondanks de aangifte die zij tegen hem deed en ondanks zijn eigen toezeggingen aan verbalisant [verbalisant 2] te stoppen met het zoeken van contact.
Gelet op de frequentie van de toenaderingspogingen van verdachte en de hardnekkigheid waarmee verdachte [slachtoffer 2] dwong tot dat contact, welke vele toenaderingspogingen [slachtoffer 2] moest dulden, is er sprake van een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2]. Door zo te handelen heeft verdachte haar belaagd.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte [slachtoffer 2] telefonisch met de dood heeft bedreigd. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.3.6.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij en verdachte op of omstreeks 21 september 2012 ruzie kregen in de woning van verdachte, gelegen te Soest. Tijdens deze ruzie sloeg verdachte haar met kracht meermalen met zijn vuist tegen haar lichaam. Zij probeerde weg te vluchten, maar kwam daarbij ten val. Verdachte stond, terwijl zij op de grond lag, naast haar en sloeg haar opnieuw meermalen met zijn gebalde vuist, waarbij hij haar op haar hoofd en op haar lichaam raakte. Ook deze klappen deden pijn en veroorzaakten een dikke, opgezwollen lip, een blauw linkeroog en een blauwe plek op haar bovenbeen.
Omdat zij gelet op voornoemd letsel niet naar haar ouderlijk huis durfde, is zij samen met verdachte enkele dagen weggebleven. Toen zij weer terugkwam, had zij een gesprek met haar ouders en een verbalisant. Zowel haar ouders, getuigen [slachtoffer 1] [9] en [getuige 2] [10] als voornoemde verbalisant [11] hebben verklaard dat [slachtoffer 2] ten tijde van dit gesprek een blauw/geel oog had. Verdachte heeft erkend op of omstreeks 21 september 2012 een woordenwisseling te hebben gehad met [slachtoffer 2]. Tijdens deze woordenwisseling heeft hij met haar geworsteld, haar naar de grond gewerkt en met de vlakke hand een klap in het gezicht gegeven. Hij zag daarna dat [slachtoffer 2] een blauw oog had [12] en dat haar lip dik was. [13]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij in oktober 2012 of november 2012 op haar scooter naar voornoemde woning van verdachte ging. Verdachte trapte met kracht tegen haar borst, waardoor zij op de grond viel. Toen zij op de grond lag, voelde zij dat verdachte meermalen tegen haar bovenlichaam schopte. Ook schopte hij meermalen tegen haar hoofd, waarop zij op dat moment een helm droeg. Door het schoppen van verdachte had zij niet alleen pijn, maar kreeg ook meerdere blauwe plekken op haar lichaam. [14] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij in het najaar van 2012 werd gebeld door [slachtoffer 2], met het verzoek haar op te komen halen bij de woning van verdachte. Voornoemde getuige zag dat een deel van het gezicht van [slachtoffer 2] opgezwollen was, dat haar huid rood was en dat haar oog een beetje dicht zat. [slachtoffer 2] vertelde haar dat zij en verdachte ruzie hadden gehad. [15] Verdachte heeft erkend dat hij tijdens voornoemde door [slachtoffer 2] omschreven ruzie heeft geworsteld met [slachtoffer 2], haar met zijn voet tegen de grond heeft gebracht en haar meermalen tegen de helm die zij op haar hoofd droeg heeft getrapt. [16]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij medio december 2012 in het bos in Soest was toen zij een woordenwisseling kreeg met verdachte. Tijdens deze woordenwisseling sloeg verdachte haar meermalen met kracht met zijn vuist op haar lichaam. Dit deed pijn.
Ook pakte hij haar met zijn hand om haar keel en kneep haar keel vervolgens dicht. [17] Getuige[getuige 2] heeft verklaard dat zij in december 2012 zag dat [slachtoffer 2] blauwe plekken c.q. striemen op haar keel had. [slachtoffer 2] vertelde haar dat verdachte haar bij haar keel had gepakt. [18] Niet alleen getuige [getuige 2], ook getuige[getuige 3], mentor van [slachtoffer 2], verklaarde dat zij in december 2012 zag dat [slachtoffer 2] letsel op haar nek had. Zij verklaarde te hebben gezien dat [slachtoffer 2] zowel op haar keel als aan de onderzijde van haar oog blauwe plekken had. [19] Verdachte heeft erkend dat hij [slachtoffer 2] tijdens voornoemde ruzie bij haar keel heeft gepakt, waarna hij zag dat zij zijn nagelafdrukken in haar nek had. [20]
4.3.7.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank gelet op voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] meermalen heeft mishandeld in de tenlastegelegde periode, zoals hierna onder rubriek 5 zal worden uitgeschreven.
De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsvrouw genoemde verweren ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde worden verworpen door de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 26 maart 2013 te Abcoude [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: “Ik maak je dood”;
feit 2:
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 29 april 2013 te Abcoude en Amsterdam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2], met het oogmerk die [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden, immers heeft verdachte
  • die [slachtoffer 2] vele malen heeft gebeld en ge-sms’t;
  • die [slachtoffer 2] meermalen uitgescholden en beledigd en
  • die [slachtoffer 2] meermalen opgewacht bij de school van die[slachtoffer 2] en het
bedrijf waar die [slachtoffer 2] werkt en het station Abcoude;
feit 3:
op tijdstippen in de periode van 1 september 2012 tot en met 31 december 2012 te Soest, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2]:
  • meermalen met kracht tegen het gezicht en tegen het lichaam heeft geslagen (in de periode van 1 september 2012 tot en met 30 september 2012)
  • met kracht tegen de borst heeft getrapt waardoor die[slachtoffer 2] ten val kwam en vervolgens meermalen met kracht tegen het hoofd heeft geschopt (in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 30 november 2012)
  • meermalen met kracht tegen het gezicht en tegen het lichaam heeft gestompt en haar keel heeft dichtgeknepen (in de periode van 1 december 2012 tot en met
waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2: belaging;
feit 3: mishandeling, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid

De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde aangevoerd dat sprake is geweest van noodweerexces. Het handelen van verdachte – het eenmaal slaan van [slachtoffer 2] in september 2012 en het bij de keel grijpen van [slachtoffer 2] in december 2012 -
is het directe gevolg van de hevige gemoedsbeweging die bij verdachte ontstond toen [slachtoffer 2] hem sloeg. Door de woede, onmacht en drift die verdachte als gevolg daarvan kreeg, heeft hij bij zijn verdediging naar een te zwaar middel gegrepen, aldus de raadsvrouw.
Van noodweerexces is sprake wanneer de (disproportionele) handelwijze van een verdachte het onmiddellijke gevolg is van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Aannemelijk moet zijn dat de hevige gemoedsbeweging door de aanranding is veroorzaakt en dat die gemoedsbeweging van doorslaggevend belang is geweest voor het handelen van de verdachte.
De rechtbank overweegt dat het handelen van verdachte past bij het beeld van een
vergelding maar niet kan worden aangemerkt als een (overtrokken) reactie van partner die na een onverwachte aanval zichzelf dient te verdedigen. De rechtbank verwerpt daarom het beroep op noodweerexces.
Er is evenmin een andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De strafoplegging

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 47 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een verplichte behandeling voor agressieproblematiek bij De Waag en een verplichte behandeling voor verslavingsproblematiek bij Victas Centrum voor Verslavingszorg (voorheen Centrum Maliebaan), alsmede een contactverbod met aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1].
De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie heeft voorts een werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, indien de rechtbank daaraan toekomt, een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen en daaraan een proeftijd te koppelen voor de duur van 1 jaar.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft na de beëindiging van hun relatie, zijn ex-vriendin stelselmatig lastig gevallen in de hoop opnieuw contact met haar te krijgen. Hij heeft zich op verschillende manieren aan haar opgedrongen, ondanks dat zij hem duidelijk had gemaakt hier niet van gediend te zijn. Verdachte had daar echter geen boodschap aan en zocht meermalen per dag telefonisch contact met haar en zond meermalen per dag sms-berichten. Ook wachtte hij haar op nabij haar werk, school of bij het station. Verdachte heeft door zijn handelwijze een forse inbreuk gemaakt op de privacy en integriteit van zijn ex-vriendin. Zijn handelen heeft grote invloed gehad op haar dagelijkse functioneren.
Daarnaast mishandelde verdachte zijn ex-vriendin waarbij zij letsel heeft opgelopen dat zij voor familie verborgen wilde houden en bedreigde hij haar vader.
De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder rekening gehouden met:
  • een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 2 augustus 2013, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld;
  • een reclasseringsrapport d.d. 29 mei 2013, opgemaakt door R. de Mul, reclasseringsmedewerker, waarin is vermeld dat het recidiverisico wordt ingeschat als matig;
  • een voortgangsverslag d.d. 11 september 2013, opgemaakt door A.J. Pongers, toezichthouder bij Victas Centrum voor Verslavingszorg (voorheen Centrum Maliebaan), nader toegelicht door voornoemde toezichthouder ter terechtzitting van 25 september 2013.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard open te staan voor toezicht door de reclassering en een ambulante behandeling voor zijn agressie- en verslavingsproblematiek.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken passend en geboden, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank ziet geen aanleiding om een kortere proeftijd te gelasten, zoals door de verdediging is verzocht.
Voornoemde voorwaardelijke straf dient te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan het plegen van soortgelijke strafbare feiten en maakt voorts begeleiding door de reclassering en een verplichte behandeling mogelijk.
Naast begeleiding door de reclassering en een verplichte behandeling legt de rechtbank als bijzondere voorwaarde een contactverbod op om te voorkomen dat de slachtoffers in de komende twee jaar ongewenst met verdachte worden geconfronteerd.
Verder legt de rechtbank aan verdachte een werkstraf voor de duur van 100 uur subsidiair 50 dagen hechtenis op, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De door de rechtbank opgelegde straf is lager dan de straf die door de officier van justitie is geëist. Daarbij heeft de rechtbank gelet op het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank de rol die zijn ex-vriendin zelf in de conflicten heeft gespeeld, ten voordele van verdachte meegewogen. Zoals hiervoor is overwogen, betekent dat niet dat de gedragingen van verdachte waren toegestaan, wel is de rechtbank van oordeel dat thans kan worden volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen zal de rechtbank, gelet op artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, de gestelde voorwaarden uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 22c, 22d, 57, 285, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2: belaging;
feit 3: mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
vier weken.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich na zijn veroordeling binnen twee dagen meldt bij de Reclassering Nederland, op het adres Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
5. zich ambulant moet laten behandelen bij de polikliniek De Waag te Utrecht en Victas Centrum voor Verslavingszorg (voorheen Centrum Maliebaan) te Utrecht,
of een vergelijkbare instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
6. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect - contact opneemt, zoekt of heeft met [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 2], en met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 3];
De rechtbank geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 100 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Voorlopige hechtenis
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Blomsma, voorzitter, mr. R.P. den Otter en
mr. P.J.M. Mol, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A. Groenevelt-Timmer, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 oktober 2013.
Mr. G. Blomsma is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 maart 2013 te Abcoude, gemeente De Ronde Venen, en/of
Soest, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend
de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking.
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 29 april 2013 te
Abcoude, gemeente De Ronde Venen, en/of Soest en/of Amsterdam, in elk geval in
Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op
de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2], in elk geval van een ander, met
het oogmerk die [slachtoffer 2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet
te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte
- die [slachtoffer 2] (maandenlang) (dagelijks) vele malen, in elk geval meermalen
gebeld en/of gesms't en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen telefonisch bedreigd met de dood en/of uitgescholden
en/of beledigd en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen opgewacht bij de school van die [slachtoffer 2] en/of het
bedrijf waar die [slachtoffer 2] werkt en/of het station Abcoude.
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en met 31 december
2012 te Soest, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk
mishandelend [slachtoffer 2]
- meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd,
in elk geval op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt (waardoor die
[slachtoffer 2] ten val kwam) (in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en
met 30 september 2012) en/of
- ( met kracht) tegen de borst, in elk geval tegen het lichaam heeft
getrapt/geschopt (waardoor die [slachtoffer 2] ten val kwam) en/of (vervolgens)
meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) tegen het hoofd, in elk geval
tegen het lichaam heeft geschopt/getrapt (in/of omstreeks de periode van 1
oktober 2012 tot en met 30 november 2012) en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd,
op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of diens keel heeft
dichtgeknepen (in of omstreeks de periode van 1 december 2012 tot en met 31
december 2012),
waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft
ondervonden.
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 27 maart 2013, opgenomen op pagina 62 van het proces-verbaal dossiernummer PL0971 2013116672, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 76.
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 69.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 27 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 29 en het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie d.d. 27 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in ditzelfde proces-verbaal, pagina 32.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 27 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 29.
5.Ibidem, pagina 30.
6.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] d.d. 29 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 34.
7.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] d.d. 29 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 34 tot en met 40.
8.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 september 2013.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 61.
10.Het proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 44.
11.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 51.
12.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 27 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 57 en de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 september 2013.
13.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 27 mei 2013, in de wettelijk vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 57.
14.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 27 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 28.
15.Het proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 45.
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 58 en de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 september 2013.
17.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 27 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 28.
18.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 45.
19.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 48.
20.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 58.