Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 november 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot benoeming van een vereffenaar in de nalatenschap van een erflater, waarbij de verzoekers, DSB Bank N.V. en de curatoren in het faillissement van de bank, een verzoek hebben ingediend om een vereffenaar te benoemen uitsluitend voor de verkoop en levering van de woning van de erflater. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erflater een testament had opgemaakt, maar dat alle erven de nalatenschap hadden verworpen, waardoor het wettelijk versterferfrecht van toepassing is. Dit heeft geleid tot een onbeheerde nalatenschap.
De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de wet geen mogelijkheid biedt voor een partiële vereffening van de nalatenschap. De artikelen 4:202 tot en met 226 van het Burgerlijk Wetboek beschrijven de wettelijke vereffening die dwingend voorgeschreven is na beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers, als schuldeisers met een recht van eerste hypotheek, andere mogelijkheden hebben om hun vordering te innen, zoals parate executie.
De rechtbank heeft ook overwogen dat toewijzing van het verzoek zou betekenen dat de bank als schuldeiser bij voorrang zou worden voldaan, wat mogelijk de belangen van andere schuldeisers zou schaden. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot benoeming van een vereffenaar voor een partiële vereffening afgewezen, omdat dit in strijd zou zijn met de dwingende wettelijke bepalingen en de belangen van andere schuldeisers zou kunnen schaden. De rechtbank heeft daarom het verzoek afgewezen.