Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 19 december 2012;
- de ter gelegenheid van de comparitie met instemming van partijen over en weer overgelegde stukken (brief mr. Tan van 20 februari 2013 met bijlage en brief mr. Keulaerds van 26 februari 2013 met bijgevoegde productie 22);
- het proces-verbaal van comparitie van 4 maart 2013;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
3. Salaris
3.Het geschil
Personal Performance Planen/of PFC -
Performance Contract) maar van hetzij een “overall terugblik” achteraf (2009) hetzij een eenzijdig door [gedaagde partij] opgesteld PPP (2010). [gedaagde partij] spreekt in dit verband van een informele beoordelingssystematiek. Het PFC voor 2011 is opgesteld door de toenmalig leidinggevende van [eisende partij], [B] en is gebaseerd op vergelijkbare uitgangspunten als het PPP voor 2010. [gedaagde partij] betwist gemotiveerd dat [eisende partij] niet van dit PFC op de hoogte was. [gedaagde partij] is bij de beoordeling van de diverse targets uitgegaan van de resultaten die aan het einde van 2011 bekend waren. Dit geeft ook het eerlijkste beeld ook al heeft [eisende partij] niet meer gewerkt na 23 augustus 2011. [eisende partij] heeft de doelstellingen in het PFC niet gehaald.
4.De beoordeling
Personal Performance Plan(of PPP) voor [eisende partij] heeft vastgesteld. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde partij] niet een dergelijk PPP voor 2011 heeft vastgesteld. Ook dit biedt dus nog onvoldoende rechtstreekse aanknoping voor het nemen van een beslissing.
Performance Contract(of PFC) is vastgesteld, dat niet wezenlijk afweek van het PPP dat voor 2010 voor [eisende partij] was vastgesteld. Uit deze toelichting volgt dat in de visie van [gedaagde partij] het PPP van [eisende partij] voor 2011 kan worden afgeleid uit het PFC voor dat jaar. Dit laatste komt overeen met de eigen stellingen van [eisende partij] dat over 2011 geen wezenlijk andere targets zijn vastgesteld dan voor hem in 2010 golden en dat weliswaar voor hem zelf geen PFC is vastgesteld, maar dat zijn eigen PFC wel van het overgelegde PFC van zijn voormalig leidinggevende kan worden afgeleid.
high risksvan meer dan drie maanden te hebben. Uit het rapport van de afdeling Corporate Audit blijkt dat er op 1 december 2011 één high risk bestond en dat er in december nog één is bij gekomen. Deze high risks zijn in januari 2012 geaccepteerd en dat betekent dat de termijn waarbinnen de high risks moesten worden opgelost niet is gehaald.
high risksvan langer dan drie maanden bestaan. De kantonrechter kan dit echter niet uit die productie afleiden, zodat op dit onderdeel de feitelijke grondslag voor de stellingen van [gedaagde partij] als onvoldoende onderbouwd wordt verworpen. De daaraan te verbinden conclusie is dat [eisende partij] geacht moet worden dit target te hebben gehaald.
1.800,00(3 punten x tarief € 600,00)