ECLI:NL:RBMNE:2013:5460

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 november 2013
Publicatiedatum
5 november 2013
Zaaknummer
16/652883-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afpersing met bedreiging en geweld

Op 5 november 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van afpersing. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 17 november 2012 te Leusden, waar de verdachte samen met medeverdachten een leeftijdsgenoot bedreigde en zijn telefoon afnam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door de fiets van het slachtoffer vast te houden, hem belette om weg te komen terwijl hij door een medeverdachte werd bedreigd. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat het medeplegen van afpersing wettig en overtuigend bewezen maakte. De verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij de fiets heeft vastgehouden om het slachtoffer te beletten weg te komen, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet geloofwaardig. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf van 50 uur op, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien deze niet naar behoren wordt uitgevoerd. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de afpersing. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die voor het eerst met justitie in aanraking kwam, en de rol die hij speelde in het delict.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/652883-13
vonnis van de meervoudige strafkamer van 5 november 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op[1998],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 oktober 2013, welke achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. J.A.P.F. Hoens, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen[benadeelde] van zijn telefoon heeft beroofd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat het primair ten laste gelegde medeplegen van afpersing bewezen dient te worden verklaard. Hij baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit is volgens de verdediging geen sprake van medeplegen, nu er geen sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. [medeverdachte 1] heeft in een zeer kort tijdsbestek de berovingshandeling uitgevoerd, dat kwam voor verdachte volstrekt onverwacht. Hierdoor ontbreekt tevens het oogmerk tot afpersing waardoor het feit niet bewezen kan worden verklaard.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de fiets van aangever aan de bagagedrager vast heeft gehouden en dat hij begrijpt dat aangever hierdoor moeilijker weg kon komen. Hij heeft de fiets naar eigen zeggen echter niet vastgehouden met de intentie dat aangever hierdoor moeilijker weg kon komen. Het enkel leunen op de bagagedrager van de fiets van aangever is volgens de raadsman niet voldoende om vast te stellen dat verdachte een aandeel heeft gehad in de afpersing.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht echter wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door de fiets van aangever vast te houden, hem heeft belet weg te komen terwijl hij door medeverdachte werd bedreigd. De rechtbank gaat hierbij van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft ter zitting d.d. 22 oktober 2013 verklaard dat hij op 17 november 2012 in Leusden de fiets van aangever heeft vastgehouden toen [medeverdachte 1] de bedreigingen uitte. Op dat moment stonden ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om aangever heen. [2] Aangever heeft verklaard dat de drie jongens om hem heen zijn gaan staan. Hij voelde dat zijn fiets werd tegengehouden terwijl hij werd bedreigd door de jongen die voor zijn fiets stond. Deze jongen zei tegen hem: “Geef je telefoon, anders steek ik je neer”. [3] Ook getuige[getuige] verklaart dat de jongens om aangever heen zijn gaan staan. Hij herkent één van de jongens als zijnde[verdachte] en ziet dat deze de fiets van aangever vastpakt bij de bagagedrager, evenals één van de andere twee jongens terwijl de derde jongen de aangever aan het bedreigen was door te zeggen dat hij zijn telefoon af moest geven omdat hij hem anders neer zou steken. [4] Door deze bedreiging voelde aangever zich gedwongen om zijn Blackberry af te geven. [5]
Bewijsoverweging
De verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij de fiets heeft vastgehouden om aangever te beletten om weg te komen. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij zich kon voorstellen dat het voor aangever overkwam alsof hem werd belet om weg te gaan terwijl hij, onder bedreiging, zijn telefoon moest afgeven. De rechtbank is ervan overtuigd dat verdachte de fiets enkel heeft vastgehouden om te zorgen dat verdachte niet weg kon komen en hem zo onder druk te zetten om zijn telefoon af te geven aan medeverdachte. De verdediging heeft geen feiten of omstandigheden aannemelijk gemaakt om de rechtbank te overtuigen van een alternatief scenario.
De rechtbank acht, anders dan de raadsman heeft betoogd, het medeplegen wettig en overtuigend bewezen, nu wel sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft samengewerkt met medeverdachten om de afpersing tot stand te brengen, hij heeft namelijk de fiets van aangever vastgehouden en zo belet dat aangever weg kon komen. Dat de beslissing om aangever te gaan afpersen mogelijk niet afkomstig was van verdachte en dat die beslissing door hem en medeverdachten in een zeer kort tijdsbestek waarschijnlijk zonder mondeling overleg tot stand kwam, doet aan het bestaan van de nauwe en bewuste samenwerking niet af.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 17 november 2012 te Leusden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld[benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (Blackberry), toebehorende aan die [benadeelde] welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij en zijn mededaders
- die [benadeelde] hebben omsingeld en
- dreigend op korte afstand van die [benadeelde] zijn gaan staan en
- de fiets van die [benadeelde] hebben vastgehouden en
- die [benadeelde] hebben tegengehouden en belemmerd te vertrekken en
- tegen die [benadeelde] gezegd: "geef je telefoon, anders steek ik je neer".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
medeplegen van afpersing
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 50 uur, te vervangen door 25 dagen jeugddetentie indien deze niet of niet naar behoren wordt uitgevoerd, met aftrek van de dagen die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en, indien gekomen wordt tot een bewezenverklaring, een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met twee andere jongens onder dreiging van geweld een telefoon afgepakt bij een leeftijdsgenoot. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid bij het slachtoffer, wat ook blijkt uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring. Het getuigt van weinig respect voor het eigendom van anderen en zorgt voor de gedupeerden voor financiële schade en overlast. De verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden, maar alleen aan zijn eigen behoeften gedacht. De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf rekening met het feit dat verdachte een ondergeschikte rol heeft gespeeld bij het incident.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 april 2013, waaruit blijkt dat hij nooit eerder met justitie of politie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft daarbij kennis genomen van een rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 26 juli 2013, waaruit blijkt dat zorgen rondom [verdachte] voornamelijk ligt in de opvoedomgeving en verwerken van traumatische ervaringen uit het verleden. Hiervoor krijgt het gezin momenteel opvoedondersteuning, waardoor de Raad voor de Kinderbescherming het niet nodig acht om nadere hulpverlening in te zetten. Zij adviseren, indien tot een bewezenverklaring wordt gekomen, een taakstraf op leggen.
De rechtbank zal met bovenstaande rekening houden bij het opleggen van een straf.
De rechtbank ziet in al het bovenstaande reden om aan verdachte een werkstraf van 50 uur op te leggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij[benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 502,58 bestaande uit € 152,58 aan materiële schade en € 350,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de gevorderde materiële schade dient te worden toegewezen, maar dat de immateriële schade dient te worden gematigd tot € 200,00 met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de vordering in de eerste plaats dient te worden afgewezen omdat primair vrijspraak is betoogd. Mocht de rechtbank overgaan tot een bewezenverklaring, is de verdediging van mening dat de vordering dient te worden gematigd met betrekking tot de immateriële schade en wel tot een bedrag van € 100,00.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van[benadeelde] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 152,58 aan materiële schade en € 200,00 aan immateriële schade. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 352,52 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2012. Voor het overige deel zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd, voor het bedrag van
€ 352,52 tevens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2012.
De verplichting tot schadevergoeding wordt hoofdelijk opgelegd, dat wil zeggen dat verdachte, evenals de medeverdachten, aansprakelijk is voor de gehele schade. Als een van de medeverdachten de schade heeft betaald, is verdachte bevrijd aan de benadeelde partij te betalen en omgekeerd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van afpersing
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een
werkstraf voor de duur van 50 uur;
- beveelt dat, indien deze werkstraf niet of niet naar behoren wordt verricht,
vervangende jeugddetentievan
25 dagenzal worden toegepast;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag.
Vordering benadeelde partij
  • wijst de vordering van benadeelde partij[benadeelde], wonende te[woonplaats], toe tot een bedrag van € 152,58 euro (zegge honderdtweeënvijftig euro en achtenvijftig cent) aan materiële schade en € 200,00 (zegge tweehonderd euro) aan immateriële schade, totaal een bedrag van € 352,58 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2012 tot de dag der algehele voldoening;
  • Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan[benadeelde], behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
  • Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer[benadeelde], te betalen de som van € 352,58, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2012 tot de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
  • Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
  • Bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.G.M. Waarts, voorzitter, tevens kinderrechter
mrs. L.M.G. de Weerd en Y.A.T. Kruyer rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 november 2013
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 17 november 2012 te Leusden, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld[benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (Blackberry), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (Blackberry), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij
en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde] hebben omsingeld en/of
- dreigend op korte afstand van die [benadeelde] zijn gaan staan en/of
- de fiets van die [benadeelde] heeft/hebben vastgehouden en/of
- die [benadeelde] heeft/hebben tegengehouden en/of belemmerd te vertrekken en/of
- ( meermalen) tegen die [benadeelde] gezegd: "geef je telefoon, anders steek ik je neer", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 312 Wetboek van strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[medeverdachte 1] op of omstreeks 17 november 2012 te Leusden, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld[benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (Blackberry), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een telefoon (Blackberry), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde] hebben omsingeld en/of
- dreigend op korte afstand van die [benadeelde] zijn gaan staan en/of
- de fiets van die [benadeelde] heeft/hebben vastgehouden en/of
- die [benadeelde] heeft/hebben tegengehouden en/of belemmerd te vertrekken en/of
- ( meermalen) tegen die [benadeelde] gezegd: "geef je telefoon, anders steek ik je neer", althans woorden van gelijke aard en/of strekking bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, tezamen en in vereniging, althans alleen, toen en daar opzettelijk behulpzaam is geweest door de fiets van die [benadeelde] vast te houden en/of tegen te houden;
art 48 Wetboek van strafrecht
art 312 Wetboek van strafrecht
art 317 Wetboek van strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal nr. PL 0940 2013055852, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces- verbaal van de zitting van 22 oktober 2013
3.Proces-verbaal verhoor aangever, pagina 222.
4.Proces-verbaal verhoor getuige, pagina 229.
5.Proces-verbaal verhoor aangever, pagina 221.