In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een particulier, aangeduid als [eiser], en de besloten vennootschap WSS Vastgoed BV. De zaak betreft de ontbinding van een geldleningovereenkomst die op 29 oktober 2004 was gesloten, waarbij WSS Vastgoed een bedrag van € 250.000,00 had geleend van [eiser] voor de aankoop van een perceel grond met een manege. De geldleningovereenkomst had een looptijd van tien jaar en bepaalde dat de aflossing in vijf jaarlijkse termijnen zou plaatsvinden, te beginnen vijf jaar na de verstrekking van de lening.
Eiser vorderde de ontbinding van de geldleningovereenkomst, stellende dat WSS Vastgoed tekortschiet in haar verplichtingen. De rechtbank oordeelde dat WSS Vastgoed in verzuim verkeert, omdat zij niet tijdig de tweede aflossing had gedaan en ook niet voldoende had onderbouwd dat zij aan haar verplichtingen had voldaan. De rechtbank verwierp het verweer van WSS Vastgoed dat de geldleningovereenkomst onderdeel uitmaakte van een pakketovereenkomst, en oordeelde dat de ontbinding van de geldleningovereenkomst gerechtvaardigd was.
De rechtbank heeft WSS Vastgoed veroordeeld tot betaling van € 200.000,00 aan [eiser], vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de geldleningovereenkomst met onmiddellijke ingang ontbonden. Daarnaast is WSS Vastgoed veroordeeld in de proceskosten van [eiser]. De rechtbank heeft de vordering van [eiser] tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 13 november 2013.