Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de producties 1 tot en met 11 van SBA c.s.,
- de mondelinge behandeling van 6 november 2013,
- de pleitnota van SBA c.s.
- de pleitnota van Achmea.
2.De feiten
ook wel genoemd de apotheekinkoopprijs (hierna: AIP), en publiceert maandelijks een prijslijst, welke prijslijst ook wel wordt aangeduid als de “G-standaard” of “de taxe”.
2.5. Tot 1 januari 2012 werden de tarieven voor farmaceutische zorg
(de apotheektarieven) door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vastgesteld.
Vanaf 1 januari 2012 geldt dat de zorgverzekeraars met de apotheken moeten overeenkomen welke vergoeding de apotheken ontvangen voor de levering van farmaceutische zorg aan de verzekerden van de zorgverzekeraars.
1) Farmacie Basisovereenkomst 2012-2013 (hierna: de basisovereenkomst),
2) IDEA Overeenkomst 2012-2013 (hierna: de IDEA overeenkomst).
“(…)
Achmea Geneesmiddelen Prijslijst vergoeden.
In de bijlage “Methodiek Achmea Geneesmiddelen Prijslijst” staat beschreven op welke manier de Achmea Geneesmiddelen Prijslijst wordt aangepast. Deze bijlage is tevens te vinden op
www. agisweb.nl en www.achmeazorg.nl.
(…)
5.8Achmea honoreert de apotheker, met betrekking tot de aan verzekerden geleverde farmaceutische zorg, op basis van de vigerende Beleidsregel “Prestatiebekostiging farmaceutische zorg” (…) zoals die thans luidt dan wel gedurende de looptijd van deze overeenkomst komt te luiden. Hierbij geldt 2012 als transitiejaar. De hoogte van het prestatie “terhandstelling” alsmede alle verdere informatie over het transitiemodel is te vinden in de bijlage “Transitiemodel”, tevens te raadplegen op www.agisweb.nl of www.achmeazorg.nl.
(…).
het volgende bepaald:
ToelichtingVanaf 2012 komt de clawback te vervallen en zijn verzekeraars en apothekers vrij om over de tarieven voor materiaalkosten te onderhandelen. Twee belangrijke onderdelen daarin zijn
i) het vaststellen van de bruto vergoeding voor materiaal en ii) het vaststellen van de netto vergoeding van materiaal rekening houdende met kortingen en bonussen. Voor het vaststellen van de bruto vergoeding is de “nieuwe taxe” van belang. Voor het vaststellen van de netto vergoeding is de korting van belang. Dit document behandelt achtereenvolgens het beleid van Achmea op deze twee onderdelen.
Achmea heeft met het transitiemodel ervoor gekozen om 2012 een voorspelbaar jaar te maken voor apothekers en voor de eigen bedrijfsvoering. Deze voorspelbaarheid betekent het vasthouden aan beschikbare prijsinformatie. Omdat het voorbestaan van de taxe onzeker is, heeft Achmea een alternatief ontwikkeld: de Achmea Geneesmiddelen Prijslijst. De Achmea Geneesmiddelen Prijslijst zal de vergoeding aan apothekers bevatten en daarmee de basis vormen voor de declaraties.
de volgende brutoprijzen:
● De WGP prijs minus de afstand tussen de WGP prijs van oktober 2011 en de AIP in de Z-index
taxe van oktober 2011
● De AIP in de Z-index taxe van oktober 2011
● Gepubliceerde prijzen van geneesmiddelen indien er een landelijke Taxe-lijst bestaan
● De GVS limiet
(…)
Korting op Achmea Geneesmiddelen Prijslijst – De geneesmiddelen prijs correctieFabrikanten zijn gehouden aan de Wet Geneesmiddelen Prijzen (WGP). (…) De WGP bepaalt de maximumprijs die groothandels aan apotheken in rekening kunnen brengen. Achmea gaat er in haar vergoeding van uit dat de kortingen die een apotheker ontvangt gelijk zijn aan 2011. Daarom hanteert Achmea dezelfde korting als er nu op prijzen wordt ingehouden namelijk 6,82% met een maximum van € 6,80 per receptregel; hierna te noemen geneesmiddelen prijs correctie.
InleidingVanaf 1 januari 2012 gelden vrije tarieven voor farmaceutische dienstverlening. Voorts wordt de vergoedingswijze aangepast. De combinatie van vrije tarieven en veranderende vergoedingswijze wordt in 2012 ondervangen door het in de basisovereenkomst onder artikel 5.8 genoemde transitiemodel. Deze bijlage dient als leidraad aangaande dit transitiemodel. De uitgangspunten, de financiële- en operationele kaders als ook de overgang naar 2013 zullen hier worden gespecificeerd.
(…).”.
HIV-geneesmiddelen, waaronder de middelen Truvada en Atripla, en de daaraan deels verwante grote stedenproblematiek.
de Minister verhoogd.
3.De vordering
primair, Achmea wordt geboden de AGP met ingang van 1 januari 2013 niet meer te hanteren en deze per die datum te vervangen door in overleg met SBA c.s. op te stellen systematiek gebaseerd op de door Z-index bijgehouden G-Standaard,
subsdiair, Achmea wordt geboden de nadelige gevolgen van het AGP systeem, bestaande
uit het noodzakelijkerwijs onder de kostprijs afleveren van geneesmiddelen, vanaf
1 januari 2013 te compenseren tot de prijs volgens de door Z-index bijgehouden
G-Standaard,
meer subsidiair, maatregelen worden getroffen die de voorzieningenrechter gepast voorkomen,
primair, subsidiair en meer subsdiair, Achmea wordt veroordeeld in de proceskosten.
4.De beoordeling
SBA c.s. legt aan deze vordering de stelling ten grondslag dat partijen zijn overeengekomen dat de Achmea Geneesmiddelen Prijslijst (hierna: de AGP) alleen voor 2012 van toepassing zou zijn en dat zij in overleg zouden moeten treden over het in 2013 voor de levering van geneesmiddelen toe te passen vergoedingssysteem.
“
Achmea heeft met het transitiemodel ervoor gekozen om 2012 een voorspelbaar jaar te maken voor apothekers en voor de eigen bedrijfsvoering.“
dat gedurende de gehele looptijd van overeenkomst, te weten van 1 januari 2012 tot en
met 31 december 2013, het AGP-systeem onverkort zou worden toegepast.
van de overeenkomst juist is. Hierover wordt het volgende overwogen.
– zoals Achmea aanvoert – aan de hand van de Haviltex-norm.
In artikel 5.1 van de basisovereenkomst is bepaald dat deze vergoeding zal plaatsvinden op basis van de Achmea Geneesmiddelen Prijslijst (AGP). Dit staat tussen partijen ook niet ter discussie. Partijen verschillen echter wel van mening over de periode waarover dit
AGP-systeem zal worden toegepast.
In de basisovereenkomst en de daarvan onderdeel uitmakende bijlage “Methodiek Achmea Geneesmiddelen Prijslijst” is verder geen bepaling opgenomen die inhoudt dat het in artikel 5.1 neergelegde AGP-systeem niet gedurende de gehele contractsperiode, maar alleen voor het jaar 2012 zou gelden.
Integendeel, de hiervoor genoemde bijlage biedt een aanknopingspunt dat het AGP-systeem gelijk loopt met de in artikel 15 van de basisovereenkomst genoemde contractsperiode. In deze bijlage is immers vermeld dat de prijzen in de Achmea Geneesmiddelen Prijslijst
op vier vaste momenten zullen worden gewijzigd (aangepast), namelijk op 1 april 2012,
1 november 2012, 1 april 2013 en 1 november 2013.
31 december 2013, onverkort van toepassing zou zijn. Er zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aanknopingspunten dat partijen desondanks zijn overeengekomen dat het AGP-systeem alleen voor het jaar 2012 zou gelden. Dit wordt als volgt gemotiveerd.
Dat deze onzekerheid over het voortbestaan van de G-Standaard aanleiding is geweest voor het invoeren van het AGP-systeem, betekent echter nog niet dat wanneer blijkt dat de
G-standaard toch blijft voortbestaan, partijen in onderhandeling moeten treden over een nieuw vergoedingssysteem. Dit is alleen het geval indien dit duidelijk uit de tekst van de basisovereenkomst bezien in relatie met de hiervoor bedoelde bijlage valt op te maken.
Dat is echter naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet het geval.
In deze bijlage is niet met zoveel woorden vermeld dat het AGP-systeem alleen voor 2012 geldt, dan wel komt te vervallen wanneer blijkt dat de G-Standaard nog blijft voortbestaan. Evenmin is in deze bijlage vermeld dat partijen in overleg zullen treden over een voor 2013 toe te passen vergoedingssysteem, waarbij zal worden teruggevallen op de
G-standaard voor zover deze nog blijkt te bestaan.
Integendeel, in de bijlage is vermeld dat de AGP-prijs op vier momenten zal worden aangepast, waarvan twee momenten zijn gelegen in het jaar 2013.
Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de tekst van artikel 5.1 van de basisovereenkomst bezien in samenhang met de tekst van artikel 5.8 van de basisovereenkomst erop wijst dat het transitiemodel alleen van toepassing is in het kader van de vergoeding voor verlening van farmaceutische zorg, en niet (ook) in het kader van de in dit geding aan de orde zijnde vergoeding voor levering van farmaceutische middelen. Daarvoor geldt nu juist het
AGP-systeem. Partijen zijn het overigens er ook over eens dat de bijlage “Transitiemodel” in het kader van de toepassing van het AGP-systeem geen betekenis heeft.
Zij legt aan deze vordering – samengevat – de stelling ten grondslag dat de tussen partijen gesloten overeenkomst(en) moeten worden gewijzigd, in die zin dat voor wat betreft het jaar 2013 de geneesmiddelen niet worden vergoed op basis van het AGP-systeem, maar op basis van de G-Standaard. SBA c.s. beroept zich daartoe op twee rechtsgronden, namelijk:
- de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2
Burgerlijk Wetboek (BW)),
- onvoorziene omstandigheden (artikel 6:258 BW).
In 2012 is gebleken dat de G-Standaard nog steeds bestaat. Ten aanzien van de geneesmiddelen, zoals vermeld op de door SBA c.s. als productie 8 in het geding
gebrachte lijst, geldt dat toepassing van het AGP-systeem meebrengt dat de apothekers de geneesmiddelen met verlies moeten afleveren. Het gedwongen structureel verlieslatend leveren van zaken kan niet behoren tot enige juridische relatie tussen twee marktpartijen. Dat is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Daarbij komt dat Achmea dit kennelijk zelf ook inziet. Zij heeft immers, per 1 mei 2013 de vergoeding voor de HIV-geneesmiddelen Atripa en Truvada, aangepast en te kennen gegeven dat voor de jaren 2014 en 2015 het AGP-systeem niet meer zal worden toegepast, maar dat weer zal worden uitgegaan van de Apothekersinkoopprijs (AIP). De onaanvaardbaarheid wordt nog versterkt doordat bij de totstandkoming van de overeenkomst sprake is geweest van een ongelijkwaardige onderhandelingspositie. Verder geldt dat het verlieslatend afleveren van geneesmiddelen een bedreiging vormt voor een gezonde bedrijfsvoering en dat daarmee ook het maatschappelijk belang van een behoorlijke farmaceutische zorg onder druk komt te staan.
de redelijkheid en billijkheid dan wel op basis van onvoorziene omstandigheden de overeenkomst in de door SBA c.s. gewenste zin te wijzigen. Zij voert daartoe
– samengevat – het volgende aan.
Achmea betwist dat de Apothekers de geneesmiddelen zoals vermeld in productie 8 met verlies moeten afleveren. Apothekers plegen volgens Achmea namelijk
nog een extra inkoopkorting bij fabrikanten te bedingen. Het is dan ook goed mogelijk dat
er in feite geen verlies op dure middelen wordt geleden. Achmea is niet in staat om dit te beoordelen aangezien de Apothekers hebben geweigerd om aan haar inzicht te geven in de netto inkoopprijzen.
Verder stelt Achmea zich op het standpunt dat, voor zover er al met verlies moet worden afgeleverd, dit verlies minimaal is en het ingrijpen in de lopende overeenkomst niet rechtvaardigt. Achmea verwijst daarbij naar de door haar als productie B en C in het geding gebrachte overzichten. Uit deze overzichten volgt volgens haar dat de toepassing van het AGP-systeem ertoe heeft geleid dat de Apothekers in 2012 gemiddeld € 2.000,-- erop hebben moeten toeleggen, en in de eerste vijf maanden van 2013 gemiddeld € 1.770,--, omdat ten aanzien van een aantal geneesmiddelen sprake was van een negatief verschil tussen de vergoeding die de Apothekers van Achmea op basis van het AGP-systeem ontvingen en de apothekersinkopersprijs (AIP). Dit is indien dit wordt afgezet tegen de verkoop van overige geneesmiddelen (multi source middelen) en de overige dienstverlening minimaal te noemen, aldus Achmea. Achmea betwist verder dat sprake is van een onvoorziene omstandigheid als bedoeld in artikel 6:258 BW.
1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 zal worden toegepast. Deze tussen partijen geldende afspraak kan, gelet op het bepaalde in artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), geheel of gedeeltelijk niet van toepassing zijn voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het onvoldoende aannemelijk is dat de bodemrechter op basis van de in deze procedure naar voren gebrachte argumenten zal concluderen dat dit het geval is. Dit wordt als volgt gemotiveerd.
Atripa en Truvada geldt dat die vanaf 1 mei 2013 niet meer volgens het AGP-systeem worden vergoed, zodat het vanaf die datum nog om tweeëntwintig geneesmiddelen gaat, waarvan SBA c.s. stelt dat deze verlieslaten moeten worden afgeleverd.
4.18. Partijen zijn het erover eens dat de toepassing van het AGP-systeem ertoe leidt
dat de vergoeding die de Apothekers voor deze geneesmiddelen van Achmea ontvangt
lager is dan de apothekersinkoopprijs (AIP) die zij aan de fabrikant moeten betalen.
In zoverre is het dan ook juist dat – zoals SBA c.s. aanvoert – de Apothekers de geneesmiddelen met “verlies” moeten afleveren.
Deze omstandigheid is – in tegenstelling tot wat SBA c.s. kennelijk meent – echter onvoldoende om de conclusie te dragen dat de tussen partijen overeengekomen afspraak, inhoudende dat ook in het jaar 2013 het AGP-systeem zal worden toegepast, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Of dit het geval is, hangt af van tal van omstandigheden, zoals de aard en de verdere inhoud van de overeenkomst waarin voormelde afspraak voorkomt, de maatschappelijke positie en onderlinge verhouding van partijen, de wijze waarop de afspraak tot stand is gekomen, de mate waarin de Apothekers zich de strekking van de afspraak bewust zijn geweest en de ernst van de gevolgen van de onverkorte handhaving van de afspraak.
Deze omstandigheden zijn in het kader van dit kort geding onvoldoende uitgekristalliseerd.
Daarbij geldt dat – anders dan SBA c.s. meent – de overeenkomst in zijn geheel moet worden beschouwd. Dit betekent dat ook rekening moet worden gehouden met overige vergoedingen die de Apothekers op basis van de overeenkomst met Achmea ontvangten; het gaat daarbij om de vergoedingen voor geneesmiddelen (single source en multi source) en
de vergoedingen voor zorg.
Verder geldt nog dat ook de omvang van het “verlies” van de Apothekers onduidelijk is. Achmea heeft in dit kader nog aangevoerd dat:
- wanneer de AIP (de prijs van de fabrikant) bijvoorbeeld een maand na het (vaste)
herijkmoment wordt verlaagd, de apothekers met wie zij een contract heeft afgesloten, nog
vijf maanden de hogere AGP prijs vergoed krijgen,
- er vaak nog een additionele inkoopkorting op de AIP wordt gegeven, zodat de netto
inkoopprijs van apothekers dus vaak lager is dan de AIP.
Ook dit is een omstandigheid die bij de beoordeling van de vraag of de tussen partijen overeengekomen afspraak, inhoudende dat ook in het jaar 2013 het AGP-systeem zal worden toegepast, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zal moeten worden meegewogen.
vergoedingssysteem zij wil opnemen in de contracten voor de daarop volgende periode.
AGP-systeem in 2013 niet mag worden toegepast, maar dat in plaats daarvan zal moeten worden teruggevallen op de G-Standaard.
ook al moeten worden afgewezen omdat – zoals Achmea aanvoert – SBA c.s. daarbij onvoldoende spoedeisend belang heeft.
SBA c.s heeft de juistheid van de cijfers zoals vermeld op de door Achmea als productie B en C in het geding gebrachte overzichten niet betwist.
Uit deze overzichten kan – zoals Achmea betoogt – worden opgemaakt dat de Apothekers door de toepassing van het AGP-systeem in 2012 gemiddeld een “verlies” hebben geleden van € 2.000,-- en in de eerste vijf maanden van 2013 gemiddeld een “verlies” van € 1.770,--. Dit “verlies” is mogelijk nog lager, als de stelling van Achmea juist is dat het gebruikelijk is dat apothekers extra inkoopkortingen bij de fabrikanten bedingen. Er zijn verder ook geen aanwijzingen dat de Apothekers in de laatste vijf à zes weken te rekenen vanaf de datum van het vonnis van 2013 door de verkoop van single source geneesmiddelen nog zo’n groot verlies zullen lijden dat een voorlopige voorziening geboden is.
816,00
5.De beslissing
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in
artikel 6:119 BW met ingang van de achtste dag na aanschrijving
,- te vermeerderen, indienbetekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag
van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de
achtste dag na betekening
,