In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 november 2013 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie, die was genomen op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Bonenkamp, had op 3 augustus 2012 beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie die was opgelegd wegens overschrijding van de maximum snelheid. De inleidende beschikking was op 7 mei 2012 aan betrokkene verzonden, waardoor de beroepstermijn op 18 juni 2012 eindigde. Het beroepschrift werd echter pas op 3 augustus 2012 ontvangen, wat betekent dat het beroep niet tijdig was ingesteld.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene niet betwist dat het beroep na afloop van de termijn was ingediend, maar stelde dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Betrokkene verwees naar een uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden van 15 juni 2012, waarin de termijnoverschrijding verschoonbaar werd geacht vanwege een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing. De kantonrechter oordeelde echter dat de rechtsmiddelenverwijzing in de beschikking geen onduidelijkheid had geschapen over de termijn voor het indienen van beroep. De kantonrechter concludeerde dat de officier van justitie het beroep terecht niet-ontvankelijk had verklaard.
De beslissing van de kantonrechter was dat het beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepschriften en de gevolgen van termijnoverschrijding, evenals de rol van jurisprudentie in het beoordelen van dergelijke gevallen. Betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de vereisten werd voldaan.