ECLI:NL:RBMNE:2013:7513

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2013
Publicatiedatum
30 december 2013
Zaaknummer
2258254 UM 13-1751
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuist voorgelicht over termijn voor administratief beroep in verkeerszaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland, afdeling Strafrecht, op 2 december 2013 uitspraak gedaan in een administratief beroep ingesteld door [betrokkene] B.V. tegen een beslissing van de officier van justitie, genomen op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Het beroep was ingediend na afloop van de termijn, maar betrokkene stelde dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Betrokkene verwees naar een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden, waarin een soortgelijke termijnoverschrijding als verschoonbaar werd aangemerkt.

De kantonrechter oordeelde echter dat de rechtsmiddelenverwijzing in de beschikking van de officier van justitie geen onduidelijkheid had geschapen over de termijn voor het indienen van het administratief beroep. De beschikking gaf duidelijk aan dat het beroep binnen zes weken moest worden ingediend. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene niet onjuist was voorgelicht over de termijn, maar wel over de mogelijkheid om administratief beroep in te stellen tegen de administratiekosten.

De kantonrechter stelde vast dat nieuwe jurisprudentie, zoals de uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden, geen aanleiding kan zijn om eerder genomen besluiten opnieuw ter beoordeling voor te leggen. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Daarom werd het administratief beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. De beslissing werd genomen door mr. R.P. den Otter, kantonrechter, en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
locatie Utrecht
zaaknummer: 2258254 UM 13-1751
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]

beslissing d.d. 2 december 2013

inzake
[betrokkene] B V, gevestigd te [woonplaats] , [adres] ,
verder ook te noemen: betrokkene, gemachtigde: mr. M.F. van Immerseel.

Verloop van de procedure

Bij brief van 29 november 2012, ontvangen op 29 november 2012, heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, gegeven op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), bekend onder bovengenoemd CJIB-nummer.
Betrokkene is in de gelegenheid gesteld alle op het beroepschrift betrekking hebbende stukken in te zien.
Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie is behandeld ter zitting van 2 december 2013. Betrokkene is niet verschenen. Namens de officier van justitie is verschenen W. ter Horst, werkzaam bij de CVOM.
Vervolgens heeft de kantonrechter terstond deze beslissing gegeven.

Beoordeling van het beroep

Betrokkene erkent dat het beroep na afloop van de termijn is ingediend. Betrokkene
stelt zich echter op het standpunt dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding omdat in de initiële beschikking ten onrechte is vermeld dat geen beroep openstaat tegen de administratiekosten. Betrokkene wijst daarbij op de uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden van 15 juni 2012 (LJN: BW8480) waarin het Hof de termijnoverschrijding verschoonbaar achtte vanwege dezelfde onjuiste rechtsmiddelenverwijzing.
De kantonrechter stelt vast dat door de rechtsmiddelenverwijzing in de beschikking geen onduidelijkheid is geschapen over de termijn waarbinnen een administratief beroep moet worden ingediend. In de beschikking is toegelicht dat een administratief beroep binnen zes weken moest worden ingediend. In die rechtsmiddelenverwijzing is wel aangegeven dat het niet mogelijk is administratief beroep in te stellen tegen de administratiekosten.
Naar het oordeel van de kantonrechter is betrokkene bij het nemen van de initiële beschikking niet onjuist voorgelicht over de termijn waarbinnen beroep kon worden ingesteld, maar over de vraag of een administratief beroep betrekking kon hebben op de administratiekosten.
Het beroep is alsnog ingediend nadat het Gerechtshof Leeuwarden heeft geoordeeld dat wel administratief beroep openstaat tegen de opgelegde administratiekosten. De kantonrechter is echter van oordeel dat nieuwe jurisprudentie geen aanleiding kan zijn om besluiten die reeds rechtens onaantastbaar zijn geworden, opnieuw aan het bestuursorgaan en de rechter voor te leggen. Dit is bijvoorbeeld tot uitdrukking gebracht in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (3 juli 2012, LJN BX1688), de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (14 mei 2012, LJN BW6197) en van de Hoge Raad (24 juni 2011, LJN BM9272). De kantonrechter merkt daarbij op dat in de door betrokkene aangehaalde uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden van 15 juni 2012 er meer en andere omstandigheden van belang zijn geacht voor het aanwezig achten van een verschoonbare termijnoverschrijding dan de formulering van de rechtsmiddelenclausule.
De kantonrechter zijn geen feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding betrokkene niet kan worden toegerekend. Het administratief beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Onder die omstandigheden bestaat geen verplichting betrokkene te horen.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het beroep van betrokkene ongegrond wordt verklaard.
De kantonrechter zal, gelet op het bovenstaande, beslissen als volgt.

Beslissing

De kantonrechter:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.P. den Otter, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 december 2013.
de griffier de kantonrechter
M.C. Jongerius mr. R.P. den Otter
Bent u het met de beslissing op uw beroep niet eens, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, doch alleen indien:
a. de opgelegde sanctie meer dan € 70,-- bedraagt, of
b. het beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland, Afdeling Strafrecht, o.v.v. Mulderzaken, postbus 16005 te 3500 DA Utrecht en dient door degene die bij de Afdeling Strafrecht beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
DEZE BESLISSING IS VERZONDEN OP