ECLI:NL:RBMNE:2013:7615

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
14 januari 2014
Zaaknummer
2401503 UC VERZ 15614 4091
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenzijdige verlaging van het loon in het kader van functiewijziging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen Dita International B.V. en [verzoeker sub 2] over de verlaging van het salaris van [verzoeker sub 2] na een functiewijziging. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hebben de kantonrechter gevraagd om een oordeel over de geoorloofdheid van de salarisverlaging die Dita International voorstelde na de wijziging van de functie van [verzoeker sub 2] van salesmanager naar key account manager. Dita International stelde dat de verlaging van het salaris gerechtvaardigd was, gezien de gewijzigde functie en de prestaties van [verzoeker sub 2].

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een arbeidsovereenkomst bestaat tussen partijen en dat [verzoeker sub 2] in 2010 akkoord ging met de functie van salesmanager. De rechter oordeelde dat [verzoeker sub 2] niet kon stellen dat hij niet op de hoogte was van de mogelijke gevolgen van deze functie, waaronder een salarisverlaging. De kantonrechter concludeerde dat Dita International er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat [verzoeker sub 2] de nieuwe functie aanvaardde en dat hij deze niet volledig naar behoren vervulde.

De rechter heeft ook overwogen dat de economische situatie van het bedrijf sinds 2007 verslechterd was, wat een rol speelde in de beslissing om de functie van [verzoeker sub 2] te wijzigen. De kantonrechter oordeelde dat de voorgestelde salarisverlaging redelijk was en dat [verzoeker sub 2] deze moest aanvaarden. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 2401503 UC VERZ 13-15614 4091

Vonnis van 20 december 2013

inzake de procedure, door partijen aangebracht bij prorogatie in de zin van artikel 96 Rv,
1.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Dita International B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
verder ook te noemen Dita of Dita International
gemachtigde: mr. J.W. Stam,
2.
[verzoeker sub 2],
wonende te '[woonplaats],
verder ook te noemen [verzoeker sub 2]
gemachtigde: mr.drs. E.C.M. Rijken,
gezamenlijk verzoekers.
1.
Verzoekers hebben zich gezamenlijk tot de kantonrechter gewend met het verzoek een oordeel te geven over een geschil dat partijen verdeeld houdt.
2.
Tussen partijen bestaat een arbeidsovereenkomst. In dat kader – en dus niet het aandeelhouderschap van [verzoeker sub 2] – luidt de vraag of een verandering van de functie van [verzoeker sub 2] (per augustus 2013) ook redelijkerwijs met zich mag brengen dat zijn salaris, dat thans € 7.066,48 bruto per maand bedraagt, wordt verlaagd. Dita bepleit dat dit geoorloofd is.
3.
[verzoeker sub 2] bestrijdt dat salarisverlaging mogelijk is. [verzoeker sub 2] heeft sinds 1996 werkzaamheden verricht als verkoper. Hij heeft naar eigen zeggen altijd goed gefunctioneerd. Hij beschouwt het bedrijf als zijn kindje en zal alles doen wat in het belang van de onderneming is. Hij heeft in de afgelopen 35 jaar in zijn functie de nadruk gelegd op het onderhouden van contacten met klanten het genereren van omzet en daarin ligt zijn kracht. Ten aanzien van het antwoord op de vraag of er een verlaging van het loon ten gevolge van een andere functie door [verzoeker sub 2] moet worden aanvaard zijn door hem enige stellingen ingenomen die hieronder verder aan de orde zullen komen.
4.
De kantonrechter komt tot het volgende oordeel.
[verzoeker sub 2] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij - in 2010 - weliswaar akkoord is gegaan met de functiebenaming salesmanager maar dat hij ten tijde van deze accordering niet wist althans onvoldoende besefte dat dit zou kunnen leiden tot een salarisverlaging.
De kantonrechter kan dit niet uitleggen als een beroep op dwaling omdat niet valt in te zien dat beide partijen gedwaald hebben over de omstandigheid dat het aanvaarden van een bepaalde functie door de werknemer ook kan leiden tot een daadwerkelijke invulling van de onderdelen van die functie en het in de praktijk waarmaken daarvan. Niet kan worden gesproken van de omstandigheid dat Dita International bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling is uitgegaan als [verzoeker sub 2], tenzij de wederpartij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden. Ook dit laatste heeft zich volgens de kantonrechter niet voorgedaan, omdat uit de wijze waarop in de praktijk de functie door [verzoeker sub 2] sinds 2011 is ingevuld, voldoende blijkt dat hij gepoogd heeft invulling te geven aan de genoemde functie, maar ook dat hij zelf heeft aangegeven bepaalde onderdelen, waaronder administratie en het in Outlook bijhouden van de agenda, niet goed te (hebben) kunnen verrichten en andere onderdelen, te weten te verkopen, juist wel.
Nu een beroep op dwaling niet slaagt moet vervolgens beoordeeld worden of het bepaalde in artikel 3:35 BW van toepassing is. De vraag luidt dan of, met inachtneming van dezelfde omstandigheden als hiervoor onder r.o. 4.1. weergegeven ter zake van wat [verzoeker sub 2] wel en wat hij niet aan werkzaamheden die voortvloeien uit de vervulling van de functie heeft willen en kunnen verrichten, vastgesteld moet worden dat redelijkerwijs onder de gegeven omstandigheden bij Dita International de indruk is mogen ontstaan dat [verzoeker sub 2] de nieuwe functie aanvaardde. [verzoeker sub 2] heeft immers op een aantal momenten te kennen gegeven dat hij een deel van de functie, te weten het deel dat betrekking heeft op het verkopen, graag wilde voortzetten maar dat hij andere delen van de functie beter niet kon doen dan wel dat daar hulp in geboden moest worden. Zo heeft [verzoeker sub 2] onder punt 5 van de pleitaantekeningen gemeld moeite te hebben met de (door [C]) gewenste opmaak en lay-out van de accountplannen en dat deze administratieve handelingen niet zijn sterkste punt zijn en hem veel tijd kosten die ten koste gaan van zijn klantencontacten. Verder heeft [verzoeker sub 2] in punt 2 van zijn toelichting op het gemeenschappelijk verzoek al opgemerkt te erkennen dat administratieve vaardigheden niet zijn sterkste kant zijn en dat hij verkoper is in hart en nieren. Ook heeft [verzoeker sub 2] onvoldoende weersproken dat partijen, samen met [A] van [bedrijf], in Zeeland, nadere afspraken hebben gemaakt. En tenslotte is voldoende vastgesteld dat [verzoeker sub 2] concept account plannen, bijvoorbeeld voor Perry sport en Dekker Sport, heeft vastgesteld ter uitvoering van dat deel van zijn functie. Dita mocht er dus redelijkerwijs van uitgaan dat [verzoeker sub 2] de functie van salesmanager aanvaardde en vervulde.
4.3.
Voldoende staat vervolgens naar het oordeel van de kantonrechter vast dat de functie van salesmanager inhield dat [verzoeker sub 2] verkoopplannen diende op te stellen en beleid ter zake diende te maken, een organisatieplan voor sales diende op te stellen, de afdeling sales diende te managen, contacten diende te onderhouden met externe relaties waaronder het opstellen van accountplannen, moest samenwerken en communiceren met de marketing manager en met de statutair directeur en tenslotte controle diende uit te oefenen op al deze taken.
Voorts is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan dat bepaalde onderdelen van de functie niet goed door [verzoeker sub 2] zijn vervuld. Dat betekent niet, voor alle duidelijkheid, dat datgene wat [verzoeker sub 2] wel goed deed, te weten verkopen, terecht onder vuur, in de vorm van geuite kritiek, zou zijn komen te liggen. Integendeel, ter gelegenheid van de mondelinge behandeling en de uitgewisselde stukken is dat onvoldoende gebleken. Wanneer er thans toch nog klachten aan de zijde van de werknemer zouden zijn over de wijze waarop een beeld ontstaan is dat hij zijn werk niet goed zou doen, dient dit buiten deze procedure door beide partijen met elkaar besproken te worden.
4.4.
Ook is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan dat in de jaren vóór 2007 de economische situatie in het algemeen en de situatie van het bedrijf in het bijzonder goed waren. Meer dan voldoende orders zijn verworven en verwerkt en de daarmee gepaard gaande omzet is gegroeid. De verkooporders verliepen ook gemakkelijk. Bovendien had Dita International op dat moment weinig concurrenten en er was geen sprake van een crisis. Voldoende is voorts aannemelijk geworden dat dit vanaf 2007/2008, onder invloed van de crisis, is veranderd en dat de omzet in die twee jaren van drieënhalf miljoen is teruggelopen tot twee en een half miljoen euro. Onder die omstandigheden heeft [B], grootaandeelhouder, aan [C] gevraagd statutair directeur te worden. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is voldoende duidelijk worden dat [C] binnen het bedrijf tussen 1999 en 2009 al als officemanager heeft gewerkt en bij [B] een bepaald vertrouwen heeft genoten. Dientengevolge is [C] door [B] gevraagd statutair directeur te worden in een organisatie die, in 2009, ten tijde van de benoeming van [C], aan belangrijke veranderingen onderhevig was.
4.5.
In dit verband wordt door de kantonrechter opgemerkt dat er vanaf het moment dat [C] statutair directeur is geworden en de leiding over het bedrijf kreeg, terwijl [verzoeker sub 2] werknemer was, op grond van het bepaalde in artikel 7:610 BW sprake was van een werkgever-werknemerrelatie waarbij Dita International het gezag voert en [verzoeker sub 2] in beginsel op grond van art. 7: 610 BW en art. 7:660 BW dit gezag zal moeten laten gelden. Dat betekent dat [verzoeker sub 2] zal moeten tolereren dat van de zijde van Dita International aan hem wordt gevraagd verantwoording af te leggen van de wijze waarop hij zijn functie vervult. Daarbij behoort tevens, door de aanvulling op zowel goed-werknemerschap als goed-werkgeverschap, dat, wanneer de functie niet goed door de werknemer wordt vervuld, hem door Dita International de gelegenheid wordt geboden dat alsnog te doen. In het onderhavige geval is geconstateerd, mede doordat [verzoeker sub 2] dat zelf heeft erkend, dat de functie niet in alle opzichten door hem goed werd vervuld. Bovendien moet worden vastgesteld dat ook het overleg met de statutair directeur weliswaar plaatsvond, maar van de zijde van [verzoeker sub 2] kennelijk niet van harte en niet vanuit daadwerkelijk goed-werknemerschap, zoals ook blijkt uit de opstelling van concept-accountplannen, en dat in zoverre ook het onderdeel uit de functie dat noopt tot overleg met de statutair directeur, niet voldoende werd uitgevoerd.
Bijgevolg mocht naar het oordeel van de kantonrechter de functie van key account manager aan [verzoeker sub 2] worden aangeboden.
De volgende vraag die partijen aan de kantonrechter voorleggen is of nu ook het salaris van key account manager moet worden verbonden aan het vervullen van deze functie door [verzoeker sub 2] of dat [verzoeker sub 2] het recht heeft het salaris dat hoort bij de functie van salesmanager te behouden.
De vraag of na een functiewijziging ook het salaris moet worden aangepast dient te worden beantwoord volgens een drieledige maatstaf, te weten, in de eerste plaats, of er aan de zijde van Dita International gerede aanleiding is om een voorstel te doen tot wijziging, in casu van het salaris dat behoort bij de functie van een key account manager. Vervolgens, ten tweede, dient de vraag te worden beantwoord of het voorstel redelijk is, waarbij acht moet worden geslagen op een afweging van de belangen van beide partijen. En ten derde moet de vraag worden beantwoord of van de werknemer ten slotte kan worden gevergd dat zijn salaris wordt verlaagd.
Voldoende is naar het oordeel van de kantonrechter hierboven komen vast te staan dat de functie van salesmanager door [verzoeker sub 2] is aanvaard en dat hij deze functie niet geheel naar behoren vervulde. Verder is voldoende komen vast te staan dat de salesmanagertaken bij hem zijn weggenomen met ingang van 22 augustus 2012 en dat hij sindsdien ook daadwerkelijk de functie van key-account manager uitoefent. Bovendien kan worden vastgesteld dat bijgevolg, door de stap van salesmanager naar de uitvoerende medewerkersfunctie van keyaccountmanager, sprake is van een lagere functie, waar ook alleen al daarom een lager salaris bij behoort.
Het voorstel is ook redelijk. In dit verband is door [verzoeker sub 2] opgemerkt dat, op inflatiecorrectie na, hij nooit een salarisverhoging heeft ontvangen, ook niet in de goede jaren en ook niet op het moment dat hij de formele functie van salesmanager kreeg toebedeeld. [verzoeker sub 2] noemt het opvallend dat eiser in slechte tijden wenst over te gaan tot salarisaanpassing, terwijl [verzoeker sub 2] nooit beloond is in periodes van groei. Bovendien is het salaris feitelijk al uitgekleed, omdat er geen inflatiecorrectie meer is toegepast vanaf 2010. Voorts zijn er verschillende secundaire arbeidsvoorwaarden afgeschaft.
Deze argumenten kunnen onvoldoende ter zake doen, omdat zij in een eerder stadium, te weten in het jaar waarin het zich voordoet (inflatiecorrectie, jaarlijkse of tweejaarlijkse loonsverhoging) aan de orde hadden moeten worden gesteld. Aannemelijk is dat in de verhouding tussen partijen geen cao geldt waarin normaliter zaken als inflatiecorrectie en/of een structurele loonsverhoging van enkele percenten aan de orde is. Nu een (ge-avv-de) cao in de verhouding tussen partijen niet geldt, had het op de weg van [verzoeker sub 2] gelegen een loonsverhoging eerder en op de geëigende momenten aan de orde te stellen. Het kan nu, in het kader van de voorgestelde verlaging van het salaris vanwege een verlaging van de functie, geen rol van betekenis meer spelen.
Ook de door [verzoeker sub 2] naar voren gebrachte stelling dat hij zijn leven heeft ingericht op basis van zijn huidige salaris kan niet slagen. Het gevolg van een aanpassing van het salaris aan de functie zal ook tot gevolg moeten hebben dat [verzoeker sub 2] de broekriem aanhaalt. De stelling dat een wijziging in het loon ook minder pensioenopbouw geeft is op zich juist, zij het dat de stelling dient te worden genuanceerd omdat in de meeste gevallen geen sprake meer van een eindloonregeling maar van een middenloonregeling, en vormt derhalve geen reden om loonsverlaging niet door te laten gaan.
Vervolgens is de kantonrechter van oordeel dat aanvaarding van het voorstel ook gevergd kan worden, omdat de maatregel zowel zal worden uitgevoerd in de vorm van een afbouwregeling als daarnaast aan [verzoeker sub 2] de mogelijkheid wordt geboden variabel loon te ontvangen, mits hij aan redelijke targets voldoet. Deze variabele beloning kan oplopen tot het niveau van wat wordt afgebouwd ten gevolge van de functieverlaging en de daarmee voorgestelde salarisverlaging. Gelet op de omstandigheid dat voldoende aannemelijk is geworden dat [verzoeker sub 2] elk jaar, over vele jaren, een grote omzet genereert is ook daarom aannemelijk dat het behalen van targets mogelijk is en dat bijgevolg de verlaging van het loon grotendeels weer gecompenseerd wordt.
5.
Het geheel overziend is de kantonrechter van oordeel dat de door Dita International voorgestelde maatregel door [verzoeker sub 2] moet worden aanvaard.
6.
Bovenstaande beduidt dat de door beide partijen de kantonrechter gestelde vraag bevestigend moet worden beantwoord, in die zin dat het redelijk is dat het salaris wordt verlaagd ten gevolge van de aanvaarding van de functie van key account manager en wel tot het niveau als door Dita International is voorgesteld.
7.
De kantonrechter ziet termen om, nu partijen met elkaar samen blijven werken, de proceskosten geheel te compenseren in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.

De beslissing

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat het voorstel van Dita International B.V. tot verlaging van het loon van [verzoeker sub 2] dat behoort bij zijn huidige functie van key account manager en zoals weergeven in r.o. 4.6.3. redelijk is.
verklaart, voor zo ver nodig en mogelijk, dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 december 2013.