Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 april 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 8 juli 2013
- de akte houdende producties van [gedaagde]
- de antwoordakte van [eiseres].
2.De feiten
“Aan deze toestemming verbinden wij de voorwaarde dat u binnen 26 weken na bekendmaking van deze beschikking geen werknemer in dienst neemt voor werkzaamheden van dezelfde aard, als u niet eerst werknemer in de gelegenheid heeft gesteld die werkzaamheden op de bij u gebruikelijke voorwaarden te hervatten.”
3.De vordering en het verweer
- [gedaagde] heeft enkele personeelsleden in dienst gehouden. Ook heeft zij een personeelslid in dienst genomen. Zij heeft daarmee de wederindiensttredingsvoorwaarde, die aan de ontslagvergunning was gekoppeld, overtreden. De ontslagvergunning is daarmee komen te vervallen. Dit betekent dat [gedaagde] de arbeidsovereenkomst zonder toestemming van de UWV heeft opgezegd en aldus in strijd heeft gehandeld met het opzegverbod van artikel 6 BBA. [eiseres] heeft de opzegging van de arbeidsovereenkomst vernietigd waardoor het dienstverband geacht wordt nooit te zijn beëindigd.
- Subsidiair is sprake van kennelijk onredelijke opzegging. [gedaagde] heeft de UWV onjuiste informatie gegeven over de bedrijfssluiting. Er is daarom sprake van een valse of voorgewende reden.
- Meer subsidiair doet [eiseres] een beroep op het gevolgencriterium. [eiseres] was ten tijde van de opzegging 62 jaar oud, had een langdurig dienstverband met [gedaagde] en heeft een LBO-opleiding. De kans dat zij een andere baan vindt is dan ook zeer klein. Zij doet daarom een beroep op schadevergoeding. Haar schade bestaat uit de inkomensschade tot haar pensioengerechtigde leeftijd minus de WW-uitkering, zijnde een bedrag van € 32.734,30 bruto alsmede uit pensioenschade, zijnde het bruto equivalent van € 14.763,43.
- [gedaagde] heeft na de opzegging van de arbeidsovereenkomst van [eiseres] geen personeelsleden in dienst genomen. Zij heeft met ingang van 15 mei 2012 een oproepkracht aangenomen op basis van een nulurencontract. Na 1 september 2012 heeft de oproepkracht nog sporadisch gewerkt. Op 31 december 2012 is het nulurencontract van rechtswege geëindigd. Een van de vaste werknemers van de vestiging te De Meern, mevrouw [B], is tot de sluiting van de vestiging te De Meern in dienst gebleven. Voorts is mevrouw [D] met ingang van 1 september 2012 opnieuw ten behoeve van die vestiging in dienst getreden voor bepaalde tijd tot en met 30 april 2013. Zij was echter filiaalleidster en vervulde vervult daarmee een andere functie dan [eiseres].
- Van kennelijk onredelijke opzegging is geen sprake. [gedaagde] heeft geen valse of voorgewende reden aan de UWV verstrekt.
- De enkele omstandigheid dat aan [eiseres] geen vergoeding is toegekend maakt de opzegging niet kennelijk onredelijk. [gedaagde] beschikt bovendien niet over de financiële middelen om een schadevergoeding te betalen.
4.De beoordeling
500,00(2 punten x tarief € 250,00)