Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 15 augustus 2012 en
- het proces-verbaal van comparitie van 25 oktober 2012 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
Voor wat betreft de tenaamstelling van het pand: [gedaagde sub 1]/[A] ([eiseres] bv)
Aanbetaling van 10% van de koopsom over 4 weken na ondertekening: [gedaagde sub 1]
Opstellen en indienen van Principeaanvraag bij gemeente voor 4 zelfstandige wooneenheden: Gert
- vooronderzoek gemeentearchief
- tekenwerk bouwtekeningen [adres]
- drukwerk verzorgen voor bouwaanvraag
- financiële afhandeling principeaanvraag Gemeente
”Natuurlijk geen enkel probleem. Gas erop!!!!!!”.
“Wat ik kan regelen/doen:
“Was jij bezig met: een samenwerkingsovereenkomst op te stellen waarin alle benodigde relevante zaken (taken, bouwplanning, financieringsstructuur, winstdeling, etc…) van ons drieën staan beschreven ?”
“Onze accountants zijn daar op dit moment mee bezig. volgende week zetten we alles op papier (…) Graag even aan geven wat ieder al heeft betaald aan rekeningen, kunnen we dit in een overzicht gaan zetten. We gaan vanaf heden alles van 1 bankrekening betalen, om overzicht te houden.”
“Ben jij al iets opgeschoten met de samenwerkingsovereenkomst voor project [project] ?”
“Je begrijpt natuurlijk dat ik hier niet serieus op ga reageren!!”.Deze e-mail is op 11 februari 2011 cc aan [gedaagde sub 2] gezonden.
3.Het geschil
4.De beoordeling
- een concept-koopakte waaruit blijkt dat [A] en [gedaagde sub 1] [project] samen zouden aankopen;
- een e-mail van de aankopend makelaar van 2 juli 2009 waarin deze vermeldt dat [A] en [gedaagde sub 1] nog een nieuwe BV zullen oprichten;
- de eerste aanvraag van de bouwvergunning waaruit blijkt dat [A] en [gedaagde sub 1] de beoogd nieuwe eigenaren waren van [project];
- en een e-mail van 16 juli 2009 van de aankopend makelaar gericht aan [A] en [gedaagde sub 1] waaruit blijkt dat de correspondentie over de aankoop van [project] werd gevoerd met [A] en [gedaagde sub 1].
“[gedaagde sub 1]/[A] ([eiseres])”zou worden gesteld. [eiseres] kon en mocht hieraan het vertrouwen ontlenen dat er een samenwerkingsovereenkomst tot stand gekomen was. Op basis van de afspraken bij e-mail van 2 juli 2009 is [A] de principeaanvraag bij de gemeente gaan opstellen en indienen en heeft hij alle daarvoor noodzakelijke werkzaamheden uitgevoerd. Dat de koopakte daarna uitsluitend op naam van [gedaagde sub 1] is gesteld en dat [gedaagde sub 2] tot de samenwerking is toegetreden heeft geen wijziging gebracht in het uitgangspunt dat ook [A], dan voor één derde deel, zou participeren in de winst. Dat blijkt ook uit de notitie op het bierviltje op 14 november 2009, ook al was die volgens [gedaagden] in “een jolige bui” opgesteld. [gedaagden] stelt immers ook dat het de bedoeling van partijen was dat het project [project] zou worden aangekocht en verbouwd voor gezamenlijke rekening en gezamenlijk risico. Gesteld noch gebleken is dat [A] op het inbrengen van (meer) kapitaal is aangesproken ([A] stelt dat hij nog een aantal kleine nota’s heeft betaald). Uit de e-mails van 2 juli 2009 en 1 december 2009 blijkt dat [A] zijn inbreng heeft omschreven als het verrichten van werkzaamheden (behoudens betaling van € 650,-). Op de daarbij tevens door [A] gestelde vraag bij e-mail d.d. 1 en 7 december 2009 of [gedaagde sub 2] kon zorgen voor een samenwerkingsovereenkomst op korte termijn, heeft [gedaagde sub 2] gereageerd (2.6.):
“Onze accountants zijn daar op dit moment mee bezig. volgende week zetten we alles op papier (…) Graag even aan geven wat ieder al heeft betaald aan rekeningen, kunnen we dit in een overzicht gaan zetten. We gaan vanaf heden alles van 1 bankrekening betalen, om overzicht te houden.”
- betrokken was in de discussie over de koopakte van [project] (productie 3, e-mail van 2 juli 2009);
- met de makelaar heeft gecorrespondeerd over de verklaring van geen bezwaar van de buurman van [project] en deze verklaring heeft opgesteld (productie 5, e-mail van 16 juli 2009);
- met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] heeft gecorrespondeerd over de keuze van een makelaar en de te hanteren koopprijzen voor de appartementen en over de mogelijkheid van verkoop en terugpachten van de grond, waarbij [gedaagde sub 1] aan [A] heeft medegedeeld dat dit laatste
- betrokken was in de discussie met de makelaar over een marketing- en courtagevoorstel (productie 15, e-mail van de makelaar d.d. 11 januari 2010);
- de contacten voor het project [project] onderhield met de aannemer [bedrijf] B.V. (productie 16, e-mails d.d. 11 feruari 2010 en 15 februari 2010);
- betrokken was bij de offerte voor het vestigen van een recht van erfpacht (productie 18, e-mail van [gedaagde sub 2] aan [A] en [gedaagde sub 1] d.d. 15 februari 2010 en productie 19, e-mail van 15 maart 2010) en
- betrokken was bij de planning van de werkzaamheden en heeft verzocht om overleg over de verkoop (productie 22, e-mail d.d. 30 juni 2010).
“Opmerking: reeds vergoed door [gedaagde sub 1] aan [A]: 2023 €”.