ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ1988

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
16/656436-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op sportwinkel met geweld en bedreiging

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op een sportwinkel in Utrecht. De overval vond plaats op 25 oktober 2012, waarbij de verdachte en zijn mededaders een van de medewerkers van de winkel besprongen en bedreigden met tasers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsadvies en de eerdere strafbare feiten van de verdachte. De rechtbank heeft de in beslag genomen stroomstootwapens en vlindermes onttrokken aan het verkeer en de teruggave van de in beslag genomen geldbedragen aan de winkel gelast. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van de benadeelde partij te vergoeden, met wettelijke rente vanaf het moment van schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/656436-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 21 februari 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1994],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein te Nieuwegein.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. E.H. Bokhorst, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met anderen een diefstal met geweld dan wel bedreiging met geweld heeft gepleegd,
en/of,
samen met anderen de medewerkers van een winkel heeft gedwongen tot de afgifte van geld en mobiele telefoons door te dreigen met, dan wel gebruik te maken van geweld.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd, met dien verstande dat zij zowel de diefstal met geweld als de afpersing bewezen acht.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is eveneens van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van het tenlastegelegde.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte het tenlastegelegde heeft bekend, voor zover de rechtbank die feiten bewezen acht, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op :
- het proces-verbaal ter terechtzitting van 7 februari 2013, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] van 26 oktober 2012, doorgenummerde pagina's 35 en 36;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] van 26 oktober 2012, doorgenummerde pagina's 50 en 51;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 31 oktober 2012, doorgenummerde pagina's 182 en 183.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 25 oktober 2012 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld toebehorende aan de winkel "[naam]" (vestiging gelegen aan de [adres]), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] (medewerkers van de "[naam]"), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
en
op 25 oktober 2012 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 1] en [benadeelde 2] (medewerkers van winkel "[naam]") heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en mobiele telefoons, toebehorende aan winkel "[naam]" (vestiging gelegen aan de [adres]) en [benadeelde 1] en [benadeelde 2],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededaders
- die [benadeelde 1] (van achteren) hebben besprongen en vastgepakt en tegen die [benadeelde 1] hebben geroepen: "Overval meekomen" en "Loop naar de kluis" en
- Tasers (stroomstootwapen) hebben getoond (zichtbaar en hoorbaar) een stroomstoot hebben laten produceren en
- vervolgens onder bedreiging met die Tasers die [benadeelde 1] en die De [benadeelde 2] hebben gedwongen naar boven te gaan, naar de ruimte waar de kluis van die winkel aanwezig was en
- tegen die [benadeelde 1] hebben gezegd dat hij de kluis moest openmaken en
- (nogmaals) (hoorbaar) die Taser een stroomstoot hebben laten produceren en tegen die [benadeelde 1] en die De [benadeelde 2] hebben gezegd dat zij op de grond moesten blijven liggen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
Medeplegen van afpersing.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan en zich gedraagt naar de aanwijzingen van de Reclassering Nederland.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat, met name gelet op het advies van de reclassering, een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte op het moment van de uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht passend is en dat daarnaast eventueel een werkstraf kan worden opgelegd.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een overval op een sportwinkel. Verdachte en zijn mededaders hebben hierbij een van de medewerkers van de winkel besprongen en beetgepakt. Ook hebben verdachte en zijn mededaders tasers gebruikt om de aanwezigen in de sportwinkel te bedreigen. Verdachte en zijn mededaders zijn puur uitgegaan van eigen financieel gewin en hebben niet stil gestaan bij de gevolgen die een dergelijke daad voor anderen heeft. Slachtoffers van geweldsmisdrijven kunnen nog lange tijd last hebben van angstgevoelens en ook in dit geval heeft een van de slachtoffers in de toelichting van de vordering als benadeelde partij aangegeven hier last van te hebben. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor een gevoel van onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de door verdachte gepleegde feiten een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigen, uit oogpunt van genoegdoening aan de slachtoffers en de samenleving, alsook uit oogpunt van generale en speciale preventie.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, d.d. 20 december 2012, waaruit blijkt dat verdachte één keer eerder een straf opgelegd heeft gekregen voor het plegen van een strafbaar feit.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies d.d. 21 december 2012, waaruit blijkt dat de plotselinge gewelddadigheid van verdachte zorgelijk te noemen is evenals het gebrek aan oplossingsvaardigheden welke hieraan ten grondslag ligt.
Hoewel verdachte volledig openheid van zaken heeft gegeven ziet de rechtbank geen reden voor matiging van de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank ziet wel aanleiding een gedeelte van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Dit om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden noodzakelijk is. Een gedeelte van deze straf, te weten 6 maanden, zal zij voorwaardelijk opleggen om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Ten behoeve van de noodzakelijke begeleiding van verdachte zal de rechtbank hieraan reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde verbinden.
9. Het beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- aangetroffen geld in observatiecel Paardenveld, € 550,-, nr. 20122239199;
- geld naar politie gebracht door dhr. [medeverdachte 1], € 1.150,-, nr. 2012239199-61;
- stroomstootwapens Taser Security Equipment en Heavy duty stun gun, nr. 2012239199-26;
- vlindermes aangetroffen in winkel, nr. 2012239199-37.
9.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslaggenomen geldbedragen dienen te worden teruggegeven aan de winkel "[naam]". Tevens heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de in beslaggenomen stroomstootwapens en het vlindermes dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
9.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslaggenomen voorwerpen.
9.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen geldbedragen aan de winkel "[naam]", omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Nu met betrekking tot de in beslaggenomen stroomstootwapens het bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Nu het in beslaggenomen vlindermes is bestemd tot het begaan van het bewezen geachte en dit voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp eveneens onttrokken aan het verkeer.
10. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 1.393,30, waarvan € 593,30 in verband met geleden materiële schade en € 800,- in verband met geleden immateriële schade.
10.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij -hoofdelijk- dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de vordering van de benadeelde partij voor toewijzing vatbaar is. De verdediging is echter van mening dat de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade in verband met de mobiele telefoon geen rechtstreeks door verdachte veroorzaakte schade is en dat de gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd.
10.3 Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van [benadeelde 2] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 84,30 en de immateriële schade tot een bedrag van € 500,- een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot die bedragen voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering in zoverre zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De door de benadeelde partij gevorderde schade ten aanzien van de mobiele telefoon en simkaart, begroot op € 509,-, is naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreekse schade van het hiervoor bewezen geachte feit. De rechtbank overweegt daartoe dat de mobiele telefoon door verdachte en zijn mededaders in de winkel is achtergelaten. De telefoon is vervolgens door de politie in beslag genomen en bij de politie verloren gegaan. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan zich in verband met dit deel van de schade wenden tot de politie Utrecht. De benadeelde partij kan desgewenst zijn vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank bepalen dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens eveneens hoofdelijk- de schademaatregel opleggen, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 36f, 47, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
12. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
Medeplegen van afpersing.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Veroordeelde moet zich onmiddellijk onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland stellen. Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zolang deze instelling dat nodig vindt.
Gelast de teruggave aan de winkel "[naam]" van de in beslaggenomen geldbedragen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslaggenomen stroomstootwapens en het vlindermes.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 584,30 (vijfhonderd vierentachtig euro en dertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 25 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 2], behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2], € 584,30 (vijfhonderd vierentachtig euro en dertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 25 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 11 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mrs. M.J. Veldhuijzen en G.D. Kleijne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 februari 2013.
Mr. G.D. Kleijne is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.