ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ2262

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
16-656189-12, 09-075471-12 (tul), 21-004008-07 (tul) [P]
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens oplichting en mishandeling van politieagenten en beveiligingsmedewerkers

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder oplichting en mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 24 augustus 2012 in Utrecht opzettelijk een politieagent had mishandeld door hem met kracht tegen zijn scheenbeen te trappen. Daarnaast bedreigde de verdachte twee politieagenten met de dood. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze feiten, waarbij hij het respect en gezag van de politie ondermijnde, vooral omdat deze incidenten plaatsvonden in een openbaar ziekenhuis.

De verdachte had ook een eetcafé opgelicht door een maaltijd en drankjes te bestellen en vervolgens te weigeren te betalen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte niet de intentie had om zich wederrechtelijk te bevoordelen, en stelde vast dat hij al bij het bestellen van de maaltijd niet van plan was om te betalen. De rechtbank rekende het de verdachte aan dat hij misbruik had gemaakt van het vertrouwen van de restauranthouder.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen voor vergelijkbare misdrijven, maar ook met het feit dat hij recentelijk een huurwoning had gekregen en dat het beter met hem ging. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank legde ook de bijzondere voorwaarde op dat de verdachte zich moest houden aan de aanwijzingen van de reclassering, inclusief eventuele ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16-656189-12, 09-075471-12 (tul), 21-004008-07 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige strafkamer van 4 februari 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1965] te[geboorteplaats] (Congo-Kinshasa)
wonende [adres], [woonplaats]
raadsvrouw mr. P van der Geest, advocaat te Utrecht
1 Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 21 januari 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter terechtzitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging met bovenvermelde parketnummers behandeld.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 24 augustus 2012 te Utrecht [verbalisant 1] opzettelijk heeft mishandeld, door hem meermalen tegen een been te schoppen;
feit 2: op 24 augustus te Utrecht [verbalisant 1] en [verbalisant 3] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht, door te zeggen: ‘Ik maak je dood’ en ‘Ik neuk je moeder’ en ‘Wacht maar, als ik straks los ben dan zoek ik je op. Ik vermoord je als ik vrij ben’;
feit 3: op 24 augustus 2012 te Utrecht [getuige 2] opzettelijk heeft mishandeld, door hem meermalen tegen een been te schoppen;
feit 4: op 12 oktober 2012 te Utrecht [naam]’s eetcafé heeft opgelicht, door een medewerker te bewegen tot afgifte van een maaltijd en drankjes.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de vier ten laste gelegde feiten heeft begaan. Met betrekking tot feit 1 baseert zij zich hierbij op de verklaringen van [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [getuige 2]. Met betrekking tot feit 2 baseert zij zich op de verklaringen van [verbalisant 1] en [verbalisant 3]. Met betrekking tot feit 3 baseert zij zich op de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 4]. Met betrekking tot feit 4 ten slotte baseert de officier van justitie zich op de aangifte namens [naam]’s eetcafé en op de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde feiten geen verweer gevoerd.
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4. ten laste gelegde feit, nu niet kan worden bewezen dat hij het oogmerk had om zich wederrechtelijk te bevoordelen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank overweegt omtrent het ten laste gelegde feit het volgende .
Verbalisant [verbalisant 1], hoofdagent van politie, heeft verklaard dat verdachte hem op 24 augustus 2012 in het Universitair Medisch Centrum te Utrecht opzettelijk en met kracht met zijn rechterbeen achterwaarts tegen zijn scheenbeen heeft getrapt. Hij voelde hierna pijn aan zijn scheenbeen. Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij verdachte met zijn rechterbeen naar achteren zag trappen en dat verdachte met zijn rechterhak tegen het scheenbeen van [verbalisant 1] schopte. [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte opzettelijk en met kracht met zijn rechterbeen een trappende beweging maakte en dat een politieagent werd geraakt.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank overweegt omtrent het ten laste gelegde feit het volgende.
Verbalisant [verbalisant 1], hoofdagent van politie, heeft verklaard dat verdachte op 24 augustus 2012 te Utrecht tijdens het transport van verdachte naar het politiebureau minstens vijf keer tegen hem zei: ‘ik maak je dood’. Verbalisant [verbalisant 3] heeft verklaard dat verdachte toen tegen hem en tegen [verbalisant 1] zei: ‘wacht maar als ik straks los ben dan zoek ik je op. Ik vermoord je als ik vrij ben’.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank overweegt omtrent het ten laste gelegde feit het volgende.
[getuige 2], beveiligingsmedewerker, heeft verklaard dat hij verdachte op 24 augustus 2012 in het Universitair Medisch Centrum te Utrecht onder controle hield en dat verdachte toen opzettelijk en met kracht een trappende beweging met zijn rechterbeen naar achteren maakte. Verdachte raakte [getuige 2] met zijn schoen tegen zijn rechterscheenbeen, waarna hij daar pijn voelde. Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte met zijn rechterbeen naar achteren trapte en een beveiligingsmedewerker raakte. [getuige 4] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte een trap naar achteren maakte, waarbij hij [getuige 2] op zijn been raakte.
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank overweegt omtrent het ten laste gelegde feit het volgende .
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben verdachte op 12 oktober 2012 omstreeks 16.30 uur aangehouden vanwege het plegen van hinderlijk gedrag op de openbare weg. Verdachte heeft hierbij tegen verbalisanten gezegd dat hij bij een restaurant zou gaan eten en dat hij zou gaan weigeren te betalen voor het eten. Verdachte heeft op 12 oktober 2012 omstreeks 19.45 uur een tournedos en twee glazen bier besteld bij een medewerker van [naam]’s eetcafé te Utrecht. Nadat verdachte gegeten en gedronken had, heeft hij gezegd de rekening van € 30,30 niet te betalen. Verdachte heeft daarbij gezegd dat het de bedoeling was dat de politie werd gebeld.
bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte niet het oogmerk had om zich wederrechtelijk te bevoordelen, nu zijn intentie enkel was om in verzekering gesteld te worden door de politie en niet om bewust het eetcafé op te lichten. De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij overweegt hiertoe dat uit hetgeen verdachte de middag voor het tenlastegelegde aan verbalisanten heeft verklaard volgt dat hij al bij het bestellen van de maaltijd niet van plan was om daarvoor uiteindelijk te betalen. Daarnaast volgt uit het handelen van verdachte dat hij besefte dat dit handelen als noodzakelijk en dus een door hem gewild gevolg met zich bracht, dat hij bevoordeeld werd of zou worden door verkrijging van een maaltijd om niet, zonder dat hij daartoe enig recht had. Dat verdachte bij dit handelen een ander achterliggend motief had doet hieraan niet af. Op deze wijze heeft verdachte op bedrieglijke wijze gebruik gemaakt van het in het maatschappelijk verkeer geldende patroon op grond waarvan enerzijds de restauranthouder aan de bezoeker van zijn restaurant de door deze bestelde maaltijden en consumpties verschaft, in de verwachting dat zijn gast bij zijn vertrek daarvoor zal betalen, en anderzijds de restaurantbezoeker overeenkomstig die verwachting handelt.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 24 augustus te Utrecht opzettelijk mishandelend [verbalisant 1], hoofdagent van politie tegen een been heeft geschopt/getrapt, waardoor voornoemde [verbalisant 2] pijn heeft ondervonden;
2.
op 24 augustus te Utrecht [verbalisant 1], hoofdagent van politie en [verbalisant 3], aspirant van politie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde dreigend de woorden toegevoegd: “Ik maak je dood” en “Wacht maar als ik straks los ben dan zoek ik je op. Ik vermoord je als ik vrij ben”;
3.
op 24 augustus te Utrecht opzettelijk mishandelend [getuige 2] tegen een been heeft geschopt/getrapt, waardoor voornoemde [getuige 2] pijn heeft ondervonden;
4.
op 12 oktober 2012 te Utrecht, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid een medewerker van [naam]’s eetcafé heeft bewogen tot afgifte van een maaltijd en een aantal drankjes (totale waarde 30,30 euro), hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk bedrieglijk zich voorgedaan als bonafide klant die zou betalen voor de gedane bestelling, waardoor een medewerker van [naam]’s eetcafé werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
feit 1 en 3, telkens: mishandeling;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 4: oplichting.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 108 dagen, waarvan 72 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf dient de bijzondere voorwaarde te worden verbonden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit een ambulante behandeling inhoudt. Daarbij vordert de officier van justitie de dadelijke tenuitvoerlegging zoals bedoeld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte op te leggen een werkstraf van 40 uur, te vervangen door 20 dagen hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw volgt de eis van de officier van justitie voor wat betreft het onvoorwaardelijke deel van de gevorderde gevangenisstraf. Zij is echter van mening dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen voldoende is om daaraan de noodzakelijke bijzondere voorwaarde van reclasseringsbegeleiding te kunnen koppelen. Zij wijst er hierbij ten aanzien van de onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde feiten op dat verdachte vanwege zijn oogkwaal naar het ziekenhuis ging en dat hij in paniek was. Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw aangevoerd dat hij enkel de intentie had om onderdak te krijgen en dat hij later excuses heeft gemaakt en heeft aangeboden de maaltijd alsnog de betalen. Bovendien blijkt uit het voortgangsverslag van de reclassering van 15 januari 2013 dat het beter gaat met verdachte.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft een politieagent en een beveiligingsmedewerker tegen hun benen geschopt en heeft twee politieagenten met de dood bedreigd. Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit en op het ambtelijk gezag. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich met zijn handelen richtte tegen politieagenten en beveiligingsbeambten en dat hij daarmee het respect en gezag ten aanzien van personen die een publieke taak verrichten heeft ondermijnd. De rechtbank rekent het verdachte voorts aan dat hij deze feiten heeft begaan in een openbaar toegankelijk ziekenhuis en dat hij omstanders hiermee heeft kunnen confronteren, wat bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Hiernaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan oplichting, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van de medewerker van een eetcafé.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 december 2012, waaruit blijkt dat verdachte meerdere malen is veroordeeld wegens vergelijkbare misdrijven. Dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw een dergelijk strafbaar feit te plegen.
Hier staat tegenover dat uit het voortgangsverslag van de reclassering van 14 januari 2013 volgt dat het beter gaat met verdachte en dat hij sinds kort beschikt over een huurwoning. De rechtbank acht het ongewenst dat deze situatie door een detentie van verdachte wordt doorkruist. Zij acht het voorts van belang dat de reclassering toezicht houdt op verdachte en dat hij zo nodig ambulant wordt behandeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank zal hieraan de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht met zo nodig ambulante behandeling verbinden. De rechtbank is bovendien van mening dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en zal op die grond bevelen dat deze voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is.
7 De vorderingen tot tenuitvoerlegging
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke geldboete van € 100,-, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 11 mei 2012 (parketnummer 09-075471-12), ten uitvoer zal worden gelegd.
Ten aanzien van de vordering met parketnummer 21-004008-07 heeft de officier van justitie ter terechtzitting gevorderd de proeftijd met één jaar te verlengen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vorderingen dienen te worden afgewezen, om te voorkomen dat verschillende proeftijden door elkaar zullen lopen en omdat verdachte niet in staat is een geldboete te voldoen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering met parketnummer 09-075471-12 stelt de rechtbank vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en dat hij daarmee de algemene voorwaarde van de voorwaardelijke veroordeling heeft overtreden. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen.
Ten aanzien van de vordering met parketnummer 21-004008-07 acht de rechtbank geen termen aanwezig om deze toe te wijzen dan wel de proeftijd te verlengen. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 14g, 57, 285, 300 en 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en 3, telkens: mishandeling;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 4: oplichting;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 180 dagen waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- omdat verdachte geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat verdachte tijdens de proeftijd (één of meerdere van) de bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen die Reclassering Nederland hem geeft, ook als dit inhoudt een ambulante behandeling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- beveelt dat de gestelde voorwaarden en het toezicht op de naleving ervan dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 11 mei 2012 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 09-075471-12 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een geldboete van € 100,-;
- beveelt dat indien verdachte de geldboete niet voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 2 dagen;
- wijst de vordering met parketnummer 21-004008-07 af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mr. J.P.H. van Driel van Wageningen en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. de Meulder, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 februari 2013.