ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ2739

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
16-655896-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en wapenbezit in Baarn

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte op 3 juni 2012 in Baarn beschuldigd van openlijke geweldpleging en het voorhanden hebben van een wapen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. Getuigen hebben verklaard dat de verdachte en zijn medeverdachte betrokken waren bij een vechtpartij waarbij het slachtoffer, [slachtoffer 1], werd geslagen en geschopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer licht schedelhersenletsel heeft opgelopen door het geweld. De verdachte heeft verklaard dat hij zich bemoeide met de vechtpartij, maar ontkende dat hij geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verdachte gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, maar niet aan alle onderdelen van de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest, en een geldboete van € 250,-- voor het voorhanden hebben van een wapen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het geweld. De uitspraak is gedaan op 12 februari 2013.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/655896-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 februari 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] (Polen),
woonachtig aan de [adres], [woonplaats]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. R. Veerkamp, advocaat te Utrecht. De rechtbank heeft de zaak gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 1] (parketnummer 16/655897-12).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en de raadman naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: (primair) op 3 juni 2012 te Baarn openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1];
(subsidiair) op 3 juni 2012 te Baarn samen met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 2: op 3 juni 2012 te Baarn een bajonet en een dolk/zwaard voorhanden heeft gehad..
3. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair en het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, en gesteld dat verdachte niet heeft deelgenomen aan het geweld. Ter onderbouwing daarvan heeft de verdediging erop gewezen dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] werden aangevallen door een groep jongens, maar dat alleen door de medeverdachte [medeverdachte 1] geweld is gebruikt. Verdachte heeft geen geweld gebruikt, hetgeen ook wordt bevestigd door medeverdachte [medeverdachte 1]. Voorts heeft de verdediging er op gewezen dat de in het dossier aanwezige getuigenverklaringen niet betrouwbaar zijn, nu alleen verklaringen zijn opgenomen van personen die van de zijde van aangevers bij de vechtpartij betrokken waren.
4.1 Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs
Ten aanzien van feit 1
Getuige [getuige 1] zag op 3 juni 2012 dat er een vechtpartij plaatsvond op de parkeerplaats aan de Brink te Baarn, ter hoogte van de Hema. Hij zag dat een persoon op straat lag en dat vier jonge mannen aan het duwen en aan het trekken waren met twee mannen met bandana’s
-een in de kleur rood en een in de kleur blauw- om hun hoofd gewikkeld. Eén van deze mannen met een bandana om het hoofd had een donkere huidskleur; de ander was blank. Er was, aldus zijn verklaring, duidelijk sprake van twee partijen, de vier jonge mannen aan de ene kant en de twee mannen met de bandana’s om hun hoofd aan de andere kant.
Getuige [getuige 2] zag op 3 juni 2012 dat een blanke man en een Afrikaanse man met een hoofddoek om [slachtoffer 1] begonnen te schoppen en te slaan en zag dat [slachtoffer 1] op de grond viel. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 3 juni 2012 op een parkeerplaats tegenover de Hema te Baarn plotseling voelde dat hij van achteren met enige kracht met iets hards op zijn achterhoofd werd geslagen. Hij viel op de grond en is even buiten bewustzijn geweest. Bij aangever [slachtoffer 1] is licht schedelhersen-letsel vastgesteld.
Verdachte [verdachte] die, zoals de rechtbank ter terechtzitting heeft waargenomen een blanke huidskleur heeft, heeft verklaard dat hij op 3 juni 2012 een rode bandana om zijn hoofd had, dat hij zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] is gaan bemoeien met een vechtpartij en dat medeverdachte [medeverdachte 1] twee jongens op hun gezicht heeft geslagen.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 3 juni 2012 samen was met verdachte en dat hij met zijn beide vuisten een jongen in zijn gezicht heeft geslagen en dat hij een andere jongen eveneens met beide vuisten in het gezicht heeft geslagen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 3 juni 2012 schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn handelen een bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Verdachte maakte blijkens de verklaring van getuige [getuige 1] -die niet bij de vechtpartij betrokken was- onderdeel uit van een groep van twee personen die met een groep van vier jongens in gevecht was. Verdachte heeft zich niet onttrokken aan het geweld, maar blijkens de verklaring van [getuige 2] deelgenomen aan het geweld. Het verweer van verdachte dat hij geen geweld zou hebben gebruikt, wordt dan ook verworpen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] tegen het lichaam heeft geschopt en geslagen toen deze [getuige 2] bewusteloos op de grond lag. De rechtbank zal verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Voorts acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat medeverdachte [medeverdachte 1][slachtoffer 1] met een koevoet, althans een langwerpig voorwerp, op/ tegen het hoofd heeft geslagen, nu de getuigenverklaringen hierover uiteenlopen en het letsel van [slachtoffer 1] niet zodanig is dat dit zonder meer passend is bij het slaan met een koevoet. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte eveneens worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht dit ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Aangezien verdachte dit ten laste gelegde feit heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft daarbij gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van bevindingen.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1. (primair) op 03 juni 2012 te Baarn met een ander, op of aan de openbare weg, te weten de parkeerplaats gelegen aan de Brink, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer 1], welk geweld hieruit bestond dat hij, verdachte, opzettelijk
gewelddadig die [slachtoffer 1] meerdere malen op/tegen het lichaam heeft geschopt /getrapt en/of gestompt/geslagen, terwijl zijn mededader, in het kader van gezamenlijk optreden, eveneens opzettelijk gewelddadig die [slachtoffer 1] met de vuisten op/tegen het hoofd, heeft geslagen/gestompt;
2. op 03 juni 2012 te Baarn een bajonet en een zwaard, zijnde voorwerpen als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen;
6. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van voornoemde feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op
1. (primair) openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen:
2. handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
7. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij betreffende het eerste ten laste gelegde feit bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden met aftrek van voorarrest. Betreffende het tweede ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie het opleggen van een geldboete van € 250,--, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis, gevorderd.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft –mocht verdachte niet worden vrijgesproken- het opleggen van een lagere straf bepleit.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en een significante bijdrage geleverd aan het geweld. Als gevolg van het geweld dat verdachte en met name zijn medeverdachte hebben gebruikt heeft [slachtoffer 1] een hersenschudding opgelopen. Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen bij het slachtoffer maar ook bij de mensen die getuige zijn geweest van het geweld, gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat de gevolgen voor slachtoffers van geweld zeer ingrijpend kunnen zijn.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie waaruit blijkt dat verdachte niet eerder door een rechter is veroordeeld.
Gelet op enerzijds de ernst van de feiten en anderzijds de omstandigheid dat verdachte een kleiner aandeel had in het geweld dan zijn medeverdachte, is de rechtbank van oordeel dat een straf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte dan ook voor wat betreft het onder 1 primair bewezen verklaarde feit veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest. Voor wat betreft het tweede ten laste gelegde feit, dat een overtreding betreft, acht de rechtbank een geldboete ter hoogte van € 250,-- passend en geboden. De rechtbank stelt vast dat verdachte voor het eerste ten laste gelegde feit 107 dagen in voorarrest heeft gezeten en hem voor dit feit thans een gevangenisstraf van 3 maanden wordt opgelegd. Nu verdachte langere tijd in voorarrest heeft gezeten dan de aan hem bij dit vonnis opgelegde gevangenisstraf, zal de rechtbank de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten bij de tenuitvoerlegging van dit vonnis in mindering brengen op de geldboete naar de maatstaf van € 50 per dag.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 23, 24, 24c, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 54 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. Beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1. (primair) openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
2. handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit tot een geldboete van € 250,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door een hechtenis van 5 dagen;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, op de geldboete in mindering gebracht zal worden naar de maatstaf van € 50 per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mrs. H.A. Brouwer en C.A.M. van Straalen rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 februari 2013.