RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/656368-12; 16/711189-11 (vordering na voorw. veroordeling) (P)
vonnis van de meervoudige kamer van 28 januari 2013
geboren te [geboorteplaats] op [1983],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. I.P.J. Beerens, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouwe naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
3. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde kan komen, met uitzondering van het deel dat ziet op het buiten het bereik van de aanwezige camera’s brengen, het bij de keel vastpakken en het meermalen slaan tegen het hoofd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Door [benadeelde] is verklaard dat hij op 10 oktober 2012 op de Potterstraat te Utrecht liep en twee mannen en een vrouw tegenkwam. Hij heeft voorts verklaard dat hij door één van de mannen werd meegetrokken en -geduwd naar de Oudegracht en dat hij door alle drie de verdachten werd vastgepakt, ook bij zijn gezicht, en dat hij overal klappen van hen kreeg. Door [benadeelde] is verder verklaard dat hij zich heeft kunnen lostrekken, dat hij via de Potterstraat naar de Hardebollenstraat is gerend, dat alle drie de verdachten achter hem aan kwamen en dat hij op de Hardebollenstraat weer werd geslagen.
In het proces-verbaal van bevindingen van de politie is opgenomen dat aangever is meegesleurd de Oudegracht op, dat hij vervolgens is weggerend en dat de verdachten, die achter hem aan waren gerend, hem op de Voorstraat op de kruising met de Kleine Slachtstraat weer hadden achterhaald.
Door verdachte is ter terechtzitting verklaard, dat hij de aangever tegen het lichaam heeft geslagen, geduwd en achter hem aan is gerend en dat hij dat samen met anderen heeft gedaan.
De rechtbank heeft, aan de hand van de ter terechtzitting getoonde camerabeelden, niet wettig en overtuigend kunnen vaststellen dat de aangever bij de keel is gegrepen en meermalen tegen het hoofd is geslagen. Van deze onderdelen van de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken. Dit geldt eveneens voor het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op het door verdachte dan wel zijn mededaders buiten bereik van de camera’s brengen van de aangever.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 10 oktober 2012 te Utrecht met anderen, op de openbare weg, de Kleine Slachtstraat en/of de Oudegracht en/of Voorstraat en/of Hardebollenstraat en/of Potterstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit
- het meermalen meetrekken van die [benadeelde] en duwen tegen het lichaam van die [benadeelde] en
- het rennen achter die [benadeelde] aan, terwijl die [benadeelde] op de vlucht was en
- het meermalen met kracht slaan tegen het lichaam van die [benadeelde].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 111 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde, een meldingsgebod en een behandelverplichting.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit een lagere straf op te leggen en vindt de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht voldoende.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte moeten worden opgelegd heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het strafbare feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en ook met de persoon van verdachte zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie met betrekking tot verdachte d.d. 5 december 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld in verband met soortgelijke feiten, en op het rapport van Reclassering Nederland van 21 december 2012.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging op de wijze zoals hiervoor in de bewezenverklaring is omschreven. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten na een jachtpartij van ongeveer 10 minuten het slachtoffer gemolesteerd, als gevolg waarvan deze zich onder medische behandeling heeft moeten stellen.
Uit het rapport van Reclassering Nederland blijkt dat het recidiverisico als hoog wordt geschat. Verdachte maakt in conflictsituaties niet altijd de juiste keuzes; hij gaat confrontaties aan, daar waar hij juist zou moeten weglopen, aldus het rapport. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden van een meldingsgebod en een behandelverplichting.
Alles afwegende acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. In het onvoorwaardelijk deel van deze straf worden de 51 dagen die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, verdisconteerd. Met het voorwaardelijk deel van deze straf wordt mede beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Bovendien maakt dit begeleiding door de reclassering mogelijk inclusief voornoemde bijzondere voorwaarden, hetgeen de rechtbank noodzakelijk acht.
9. Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 7 december 2012 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/711189-11 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 13 februari 2012 van de meervoudige kamer, waarbij verdachte onder meer is veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding om van een gedeelte, groot één maand, van de hiervoor genoemde voorwaardelijk opgelegde straf, de tenuitvoerlegging te gelasten.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte de zorg draagt voor zijn minderjarige kinderen, zal de rechtbank verdachte in de gelegenheid stellen een werkstraf te verrichten in plaats van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
11. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 6 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 111 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd (een van) de bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* dat verdachte zich na een schriftelijke oproep moet melden bij Reclassering Nederland op het adres: Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht;
* dat verdachte zich laat behandelen in een forensische ambulante behandelinstelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- gelast dat van de voorwaardelijke straf van drie maanden gevangenisstraf, die bij vonnis d.d. 13 februari 2012 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/711189-11, een gedeelte ten uitvoer zal worden gelegd, te weten één maand gevangenisstraf;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen;
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de datum waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mrs. D.A.C. Koster en R.S.B. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 januari 2013.