ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ3539
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake belastingaanslag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder, het hoofd van de afdeling belastingen van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, die op 25 mei 2011 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar is gedaan op basis van het overgangsrecht van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, waarbij het recht zoals dat gold tot en met 31 december 2012 van toepassing is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemachtigde van eiser, drs. D. van Loon, niet beroepsmatig rechtsbijstand heeft verleend, omdat het rentmeesterskantoor waar hij werkzaam is, zich niet ten doel heeft gesteld om rechtsbijstand te verlenen. Hierdoor is de aanvraag voor vergoeding van proceskosten afgewezen.
De rechtbank heeft de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd, maar de rechtsgevolgen van deze uitspraak in stand gelaten. Dit betekent dat de beslissing van verweerder om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, ondanks de vernietiging van de uitspraak, blijft gelden. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41,- aan hem moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 maart 2013 en er kan binnen zes weken verzet worden aangetekend tegen deze uitspraak.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift een fatale termijn is en dat er slechts in zeer uitzonderlijke gevallen sprake kan zijn van verschoonbare termijnoverschrijding. Eiser heeft aangevoerd dat hij door omstandigheden niet tijdig bezwaar heeft kunnen maken, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit onvoldoende reden is om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).