RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
zitting houdend te Amersfoort
zaaknummer: 827978 AC EXPL 12-5166 MJ(4221)
1. [Eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [Eiser],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. J.F.W.Veraar,
2. [A], in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [Eiser],
wonende te [woonplaats],
voegende partij aan de zijde van [Eiser],
verder ook te noemen [A],
gemachtigde: mr. J.F.W. Veraar
[Gedaagde],
handelend onder de naam Ten 4 Care,
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [Gedaagde],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
procederende in persoon.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 oktober 2012;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens incidentele vordering tot voeging;
- het proces-verbaal van comparitie van 17 december 2012;
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [Eiser] kampt met diverse lichamelijke problemen en heeft daarom hulp en ondersteuning nodig bij haar persoonlijke verzorging en het verrichten van taken in de huishouding. Haar dochter, [Dochter 1] (hierna aangeduid als [Dochter 1]), biedt haar deze verzorging en ondersteuning.
2.2. [Gedaagde] voert onder de naam Ten 4 Care een onderneming gericht op het verlenen van thuiszorg aan met name klanten met een zogenoemd persoons gebonden budget (hierna ook aangeduid met PGB).
2.3. Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 3 maart 2009 is ten aanzien van [Eiser] de schuldsanering uitgesproken. Op 29 augustus 2010 is [Eiser] onder beschermingsbewind gesteld. [A] werkzaam bij "Sociaal.nl Schuldsanering" is benoemd tot haar bewindvoerder. Bij vonnis van 6 maart 2012 is de schuldsanering geëindigd en is vastgesteld dat [Eiser] niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
2.4. [Dochter 1] heeft vanwege de hulpbehoefte van [Eiser] op 7 oktober 2008 een zorgaanvraag in de vorm van een PGB ingediend bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (hierna ook aangeduid als CIZ). Het CIZ heeft op 22 januari 2009 een indicatiebesluit genomen waarbij is vastgesteld dat [Eiser] in aanmerking komt voor AWBZ-zorg voor de periode van 22 januari 2009 tot 22 januari 2010 in de vorm van ondersteunende begeleiding algemeen en persoonlijke verzorging. In dit besluit is overwogen:
"Familie vraagt namens cliënt een indicatie aan. Cliënt heeft psychische en somatische problematiek waardoor zij onvoldoende zelfredzaamheid heeft. (…) Om cliënt ondersteuning en begeleiding te bieden is er een indicatie aanwezig voor de functies ondersteunende begeleiding en persoonlijke verzorging.(…)
Van wie krijgt u de zorg?
Het CIZ levert zelf geen zorg. We beoordelen alleen of u in aanmerking komt voor zorg. Om de zorg te kunnen krijgen, moet u contact opnemen met de zorgaanbieder van uw eerste voorkeur of met het Zorgkantoor Utrecht.
U kunt de zorg op twee manieren krijgen:
? Zorg in de vorm van een Persoonsgebonden Budget (PGB);
? Zorg in natura (ZIN).
(….)
Advies over de levering van de zorg
In de tabel hieronder leest u ons advies over de levering van zorg. In de tabel staat per soort zorg of u PGB of Zorg in natura moet krijgen. Wij hebben daarin rekening gehouden met uw wensen hierover. (…) "
In de tabel is vervolgens het advies vermeld dat de zorg wordt verleend bij wijze van PGB.
2.5. In de door [Dochter 1] namens [Eiser] bij CIZ ingediende aanvraag voor een indicatie is opgegeven dat [Eiser] via een PGB hulp krijgt van haar uitwonende dochter.
2.6. Aan [Eiser] is op grond van het indicatiebesluit een PGB toegekend van € 10.908,86 voor de AWBZ-zorg en daarnaast is door de woongemeente aan [Eiser] op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning een PGB toegekend van € 1.736,38 voor het verwerven van huishoudelijke hulp.
2.7. [Dochter 1] heeft de in het indicatiebesluit voor de betreffende periode genoemde zorg geleverd aan haar moeder [Eiser].
2.8. In dit geding zijn twee exemplaren overgelegd van een brief van 27 oktober 2009 van [Gedaagde] op naam van Ten4Care aan Agis Zorgkantoor. Beide brieven sluiten af met de tekst "voor akkoord [Eiser]" maar de daaronder geplaatste handtekening verschilt van elkaar. Overigens is de tekst van beide brieven identiek. [Gedaagde] schrijft daarin dat hij vanaf 22 januari 2009 de zorgverlener van [Eiser] is en hij wijst op een als bijlage meegezonden zorgovereenkomst. [Gedaagde] schrijft verder onder meer:
"(…) Mevrouw [Eiser] (…) heeft (…) een indicatie gekregen op 22 januari 2009. Wij als zorgverlener zijn vanaf die datum ook begonnen met het verlenen van zorg. In de bijlage vind u ook de zorgovereenkomst met cliënt. (…)
mevrouw [Eiser] spreekt zelf weinig Nederlands in haar geval zou hulp noodzakelijk zijn. Haar dochters [Dochter 1] en [Dochter 2] helpen haar graag met administratieve en praktische zaken. U zult misschien denken dat het in haar geval niet verstandig is geweest om dat een PGB aan te vragen, echter het is voor mevrouw wel van belang om zorg en hulp te krijgen van een medewerker in de thuiszorg, die haar moedertaal Turks spreekt. (…)
Cliënt heeft ergens in februari formulieren ontvangen van het zorgkantoor. Haar dochters die tevens ook helpen omtrent PGB, dachten dit ook ingevuld en opgestuurd te hebben, maar het bleek achteraf iets mis is gegaan. (…)
zijn wij in de tussentijd doorgegaan met het verlenen van zorg, totdat wij ons zorgen gingen maken over het budget die het zorgkantoor zou moeten overmaken.(…) Na een gesprek met cliënt en haar dochters heeft ons medewerker [X] dit opgepakt. Wij (…) kregen te horen dat het formulier 'Ontvangstbevestiging / controle persoonsgegevens' niet is beantwoord (…). Na een grote verbazing van de informatie die wij kregen, hebben wij nogmaals het formulier opgevraagd. Het formulier is ingevuld, maar cliënt had een bankrekening nodig. Een tweede bankrekening zou in haar geval functioneel zijn. Er zijn toen een aantal pogingen gedaan door cliënt om een bankrekening te openen. Helaas zijn deze afgewezen wegens de registratie bij de BKR. Wij hebben toen een andere uitweg gezocht en in contact geweest met de bewindvoerder van cliënt, mevrouw [Z]. Zij verwees ons door naar de budgetbeheerder mevrouw [Y] van de Stadsbank. Ook haar hebben wij als Ten4Care en namens cliënt de situatie uitgelegd en hadden haar samenwerking. Ondertussen leefden we al in augustus 2009. De formulieren zijn naar mevrouw [Y] gegaan en volgens afspraak ook ingevuld en opgestuurd. Een paar weken later kreeg cliënt een reactie hierop, met de formulieren erbij toegevoegd. (…) Er is toen weer telefonisch contact geweest met het zorgkantoor. Ons medewerker heeft toen e.e.a. toegelicht over de situatie en net de informatie die wij kregen heeft cliënt de volgende stukken meegeleverd.
- de overeenkomst tot budgetbeheer
- een afschrift van de gegeven bankrekeningnummer
- verslag bewindvoerder WSNP (…)"
De brief sluit af met het verzoek "Wij kunnen u alle verantwoording afleggen, maar zouden het ook fijn vinden als wij onze verdiensten zouden kunnen krijgen. Het heeft ons als Ten4Care ook veel tijd en energie gekost. (…)" .
2.9. [Gedaagde] heeft een stuk overgelegd met de titel "zorgovereenkomst" die is gedateerd op 22 januari 2009. In die overeenkomst is [Eiser] als budgethouder aangemerkt en Ten4Care ([Gedaagde]) als zorgverlener. Onder het kopje "de vergoeding" is bijgeschreven "de zorginstelling krijgt de volledige toegekende PGB" in plaats van de voorgedrukte mogelijkheden (zorginstelling ontvangt vast bedrag per maand of zorginstelling ontvangt via facturering achteraf). In de toelichting bij deze overeenkomst is nog vermeld dat de budgethouder zelf de vergoeding overmaakt aan de zorginstelling en de facturen goed moet bewaren.
2.10. Op 15 januari 2010 is de op grond van de AWBZ toegekende PGB van € 10.908,86 door Agis Zorgverzekeringen overgemaakt op de schuldsaneringsrekening van [Eiser] bij de Kredietbank Nederland. [Gedaagde] heeft vervolgens de Kredietbank Nederland verzocht om uitbetaling van de ontvangen PGB aan zichzelf onder toezending van een aantal aan [Eiser] gerichte facturen tot een totaalbedrag van € 13.242,87. De Kredietbank Nederland heeft aan dat verzoek voldaan.
2.11. [Eiser] heeft bij brief van haar advocaat van 2 maart 2010 [Gedaagde] meegedeeld dat er geen sprake is van een zorgovereenkomst met [Gedaagde] en dat [Gedaagde] evenmin zorg heeft verleend met de sommatie om een van de Kredietbank ontvangen bedrag van €12.645,54 aan [Eiser] terug te betalen.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [Eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[Gedaagde] te veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 10.908,86 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 maart 2010 tot aan de dag der voldoening alsmede [Gedaagde] te veroordelen tot betaling aan haar van de door [Eiser] op grond van de haar verleende toevoeging betaalde eigen bijdrage van € 100,- met veroordeling van [Gedaagde] in de kosten van dit geding en de nakosten vermeerderd met wettelijke rente.
3.2. Ter onderbouwing van die vordering stelt [Eiser] het volgende.
Haar dochter [Dochter 1] heeft haar vader om advies gevraagd voor de uitkering van de PGB, omdat [Eiser] daarvoor een bankrekening moest openen en zij daar als gevolg van de schuldsanering niet toe in staat was. De vader van [Dochter 1] heeft dat verzoek neergelegd bij Ten 4 Care, namens wie een medewerker daarop contact met [Dochter 1] heeft opgenomen met de toezegging dat Ten 4 Care geheel vrijblijvend de gevraagde hulp zal verlenen. Daarop is een mevrouw Goker van Ten 4 Care bij [Eiser] langs gekomen. Mevrouw Goker adviseerde [Eiser] en haar dochter om aan de Stadsbank te zeggen dat Ten 4 Care de zorg verleent omdat anders [Eiser] de PGB niet zou krijgen. Nadien stelde Ten 4 Care zich tegenover [Dochter 1] op het standpunt dat Ten 4 Care de zorg aan [Eiser] verleende en dat [Dochter 1] niet voor haar moeder maar voor Ten 4 Care werkzaam was. Aan [Dochter 1] werd voorgehouden dat zij het geld zonder de hulp van Ten 4 Care nooit zou hebben ontvangen. Achteraf blijkt Ten 4 Care bij brief van 27 oktober 2009 aan Agis Zorgkantoor te hebben geschreven dat zij de zorgverlener is onder toezending van een zorgovereenkomst met [Eiser]. De daaronder geplaatste handtekening is echter niet de handtekening van [Eiser]. Er zijn twee versies van die brief en elk heeft een andere handtekening. De door [Gedaagde] genoemde zorgovereenkomst en machtigingen zijn [Eiser] onbekend, zij heeft die niet ondertekend en de handtekeningen zijn door [Gedaagde] vervalst. [Gedaagde] heeft alleen de betaling van de PGB naar zich toe willen trekken en heeft misbruik gemaakt van de onkunde van [Eiser] en haar dochter [Dochter 1]. [Eiser] heeft aangifte van oplichting gedaan.
3.3. [Gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [Eiser] in de kosten van de procedure vermeerderd met wettelijke rente.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.5. [Gedaagde] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, aanvullend op de in conventie uit te spreken kostenveroordeling, de veroordeling van [Eiser] in de volledige proceskosten van [Gedaagde] conform daartoe in te dienen gespecificeerde opgaaf.
3.6. [Eiser] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [Gedaagde] in de proceskosten.
4. De beoordeling
in het incident
4.1. Door [A] is ter gelegenheid van de comparitie een incidentele vordering ingesteld tot voeging in het geding tussen [Eiser] en [Gedaagde]. Zij wenst zich te voegen aan de zijde van [Eiser] omdat zij als bewindvoerder van [Eiser] de vorderingen van [Eiser] geheel ondersteunt. [Eiser] noch [Gedaagde] heeft zich tegen de vordering verzet.
4.2. De kantonrechter oordeelt dat [A] belang heeft zich voor de uitvoering van haar taak als bewindvoerder aan de zijde van [Eiser] in het geding te voegen en daarmee als vertegenwoordiger van [Eiser] in deze zaak op te treden. De kantonrechter staat de verzochte voeging toe. De proceskosten in het incident zullen worden gecompenseerd in de zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
4.3. Nu de bewindvoerder als vertegenwoordiger van [Eiser] ter zitting heeft laten weten in te stemmen met de vorderingen van [Eiser], is voldaan aan het voorschrift van artikel 1:441 BW. Het verweer van [Gedaagde] dat [Eiser] niet ontvankelijk is in haar vorderingen, wordt verworpen.
4.4. Tussen partijen is in geschil of de tussen hen gesloten overeenkomst behelst dat de zorg waarvoor de PGB is toegekend, door Ten4Care wordt geboden dan wel uitsluitend inhield het verlenen van hulp bij het verkrijgen van uitbetaling van die PGB omdat [Eiser] niet in staat was een bankrekening te openen.
4.5. [Gedaagde] heeft gewezen op de overgelegde ondertekende zorgovereenkomst. [Eiser] heeft evenwel betwist dat zij de op die overeenkomst voorkomende handtekening heeft geplaatst waarbij zij er op heeft gewezen dat ten tijde van de dagtekening van die overeenkomst, 22 januari 2009, nog geen sprake was van contact met Ten 4 Care/[Gedaagde]. Dit laatste is niet door [Gedaagde] bestreden. Zij heeft er verder op gewezen dat de aanvraag bij het CIZ juist is gedaan om de hulpverlening door haar dochter [Dochter 1] en niet door Ten 4 Care vorm te geven. Het had op de weg van [Gedaagde] gelegen op deze gerichte toelichting van [Eiser] in te gaan, maar [Gedaagde] heeft ter zitting aangegeven daar niet meer toe in staat te zijn omdat hij veel is vergeten. Volgens [Gedaagde] is het verzoek om [Eiser] hulp te verlenen op enig moment gedaan door de vader van [Dochter 1], die daarbij opmerkte dat [Dochter 1] werkloos was. [Gedaagde] kan zich desgevraagd ter zitting niet herinneren wanneer dat is geweest. [Gedaagde] heeft ter zitting toegelicht dat hij [Dochter 1] in dienst heeft genomen, maar wanneer dat was weet [Gedaagde] zich evenmin te herinneren. De kantonrechter stelt vast dat een arbeidsovereenkomst niet is overgelegd, dat gesteld noch gebleken is dat [Dochter 1] als werknemer bij [Gedaagde] is geregistreerd voor de inhouding van de loonbelasting, dat geen loonbetalingen hebben plaatsgevonden en dat omtrent de hoogte van het loon en de inhoud van de arbeidsvoorwaarden niets is gesteld. [Gedaagde] stelt slechts met [Dochter 1] te hebben afgesproken haar pas loon uit te betalen als het budget is ontvangen. De kantonrechter oordeelt de toelichting van [Gedaagde] dermate vaag en ontwijkend, dat deze volstrekt ontoereikend is tegenover de toelichting van [Eiser] dat zij [Gedaagde] slechts om hulp heeft gevraagd om tot uitbetaling van de PGB te komen niet om de zorg zelf te verlenen. Enige verklaring waarom [Dochter 1] bij [Gedaagde] in dienst zou treden voor het verlenen van de zorg aan haar moeder ontbreekt. [Dochter 1] heeft voor haar moeder de PGB aangevraagd zodat zij zelf de hulpverlening zou bieden en zij en haar moeder dus de volledige PGB daarvoor zou ontvangen. Wat de meerwaarde van [Gedaagde] in dat verband is, is niet toegelicht. Daarbij komt dat [Gedaagde] ter zitting niet kon aangeven welke hulp hij op grond van de zorgovereenkomst aan [Eiser] heeft geboden. [Gedaagde] heeft niet bestreden dat hij de facturen voor de gestelde zorgverlening nimmer aan [Eiser] heeft toegezonden en dat deze alle inééns zijn toegezonden aan de Kredietbank om overboeking van de PGB te verkrijgen. Opgeteld belopen deze facturen voorts een hoger bedrag dan de toegekende PGB terwijl uit de overgelegde zorgovereenkomst valt af te leiden dat betaling zou moeten plaatsvinden door rechtstreekse overboeking van de PGB aan [Gedaagde]. Dit wijst er op dat [Gedaagde] geen hoger bedrag in rekening mocht brengen. Een toelichting waarom hij dat toch heeft gedaan, ontbreekt. Dit alles, gevoegd bij de niet weersproken toelichting namens [Eiser] ter zitting dat het Agis Zorgkantoor beschikt over twee exemplaren van dezelfde biref van [Gedaagde] van 29 oktober 2009, maar elk met een andere handtekening onder de naam [Eiser], maakt dat [Gedaagde] onvoldoende heeft weersproken dat de zorgovereenkomst waarop hij een beroep doet niet is ondertekend door [Eiser] en in ieder geval niet de tussen partijen bereikte wilsovereenstemming weergaf.
4.6. Uit rechtsoverweging 4.5 volgt dat [Gedaagde] onvoldoende heeft weersproken dat hij zonder rechtsgrond jegens de Kredietbank aanspraak heeft gemaakt op het door de Kredietbank voor [Eiser] ontvangen bedrag aan PGB van € 10.908,86 en dit bedrag vervolgens ook ten onrechte heeft ontvangen. De vordering gebaseerd op onverschuldigde betaling door de Kredietbank namens [Eiser] aan [Gedaagde] van dit aan [Eiser] toegekende bedrag en op het op onrechtmatige wijze verkrijgen van dit bedrag door [Gedaagde] zal worden toegewezen. Dit geldt ook voor de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum dat dit bedrag door [Gedaagde] is ontvangen.
4.7. [Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [Eiser] worden begroot op:
- in debet gestelde explootkosten € 67,98 (Gerechtsdeurwaarder J. Hardeman)
- betaalde explootkosten € 22,66
- informatiekosten € 7,00
- salaris gemachtigde € 600,00 (2 punten x tarief € 300,00
- griffierecht € 73,00
Totaal € 770,64
Aangezien aan [Eiser] een toevoeging is verleend dienen de in debet gestelde explootkosten te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank Midden Nederland.
4.8. De vordering in reconventie is gebaseerd op de stelling dat [Eiser] ten onrechte haar vorderingen in conventie heeft ingesteld. Nu de vordering in conventie is toegewezen, volgt daar reeds uit dat de vordering in reconventie zal worden afgewezen.
4.9. [Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [Eiser]. De kosten aan de zijde van [Eiser] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 150,00 (1 punt x tarief x 50% € 150,00)
Totaal € 150,00
5. De beslissing
De kantonrechter:
In het incident
5.1. laat [A] in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [Eiser] toe als gevoegde partij in de procedure tussen [Eiser] en [Gedaagde];
5.2. compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.3. veroordeelt [Gedaagde] om aan [Eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 10.908,86 met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag waarop dit bedrag door [Gedaagde] is ontvangen tot de voldoening;
5.4. veroordeelt [Gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [Eiser], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 770,64, waarvan een bedrag van € 67,98 te voldoen aan de griffier nadat [Gedaagde] een nota van de rechtbank daarvoor heeft gekregen
5.5. veroordeelt [Gedaagde], onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [Eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,-- aan salaris gemachtigde vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis of vanaf de gevorderde datum (als deze later gelegen is) tot de dag van volledige betaling;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na voormelde aanschrijving tot de dag van volledige betaling;
5.6. verklaart dit vonnis voor wat betreft de onderdelen 5.3 tot en met 5.5 uitvoerbaar bij voorraad;
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
5.8. wijst de vordering af;
5.9. veroordeelt [Gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [Eiser], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 150,- aan salaris gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2013.