RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701116-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 26 februari 2013.
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1986],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats] LB,
gedetineerd in het Huis van Bewaring Nieuwegein te Nieuwegein.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw, mr. A. Foppen, naar voren hebben gebracht.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Het bedrijf [bedrijf] heeft bewogen tot afgifte van goederen ter waarde van € 5.572,66 (feit 1) en daartoe een vals rekeningafschrift van ING als betalingsbewijs heeft getoond toen hij de goederen ophaalde (feit 2), zonder dat betaling had plaatsgehad. Voorts dat verdachte [benadeelde] heeft bewogen tot afgifte van een graafmachine (feit 3) en daartoe een vals bewijs van betaling van € 9.500,- heeft opgemaakt (feit 4).
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van oordeel dat gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en op de bekennende verklaring van verdachte alle vier ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring, met dien verstande dat in feit 1. geen sprake is van het aannemen van een valse naam of valse hoedanigheid en in feit 3. geen sprake is van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en overweegt daartoe het volgende:
Aangezien verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Voor zover niet anders vermeld, wordt hierna telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in de aan deze zaak ten grondslag liggende dossiers met nummer PL0960-2012121496, -A en -B bevinden, volgens de in die dossiers toegepaste doorlopende nummering van pagina 1 tot en met pagina 118. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
- de aangifte van [Aangever] namens [bedrijf] te [vestigingsplaats], pagina 25 tot en met 28;
- de bij voormelde aangifte gevoegde geschriften, pagina 29 tot en met 35;
- de bevindingen van verbalisant [verbalisant], pagina 96;
- een kopie van de aangifte van [benadeelde], pagina 102 tot en met 104;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 12 februari 2013.
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 7 mei 2012 tot en met 11 mei 2012 te
[vestigingsplaats] en elders in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer medewerker(s) van een bedrijf genaamd [bedrijf] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid (kunststof) steenstrips en hoekstukken en startprofielen (met een totale waarde van 5.572,66 euro), hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- een bestelling bij dat bedrijf geplaatst voor bovenomschreven goederen en
dat bedrijf medegedeeld dat hij, verdachte, de bestelling vooraf zou
betalen/had betaald en
- bij de aflevering van voornoemde goederen die medewerker(s) van [bedrijf]
een vervalst betalingsbewijs (bestaande in een print van een digitaal
rekeningoverzicht van een ING-bankrekening waarop een betaling van 5.572,66
euro aan [bedrijf] was vermeld) heeft overhandigd
waardoor die medewerker(s) van [bedrijf] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij op 11 mei 2012 te [vestigingsplaats], opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalste print van een internet-bankieren pagina van een ING-bankrekening op naam van [verdachte], - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte die print heeft overhandigd aan een medewerker van een bedrijf genaamd [bedrijf] teneinde aan te tonen dat er een betaling aan [bedrijf] had plaatsgevonden en bestaande die vervalsing hierin dat die oorspronkelijk op die pagina vermelde gegevens (deels) zijn overschreven zodat op die pagina een betaling aan [bedrijf] kwam te staan welke betaling niet had plaatsgevonden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2012 tot en met 15 mei 2012 te
Overijsse (België) en te Ysselsteyn (Limburg) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een listige kunstgreep, [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van een graafmachine (merk Hitachi, Ex 2.2), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- telefonisch en per mail die [benadeelde], welke [benadeelde] voornoemde graafmachine te
koop aanbood via een Belgische internetsite, benaderd als belangstellende voor
de koop van die graafmachine en
- (daarbij) zich voorgedaan alsof hij een persoon genaamd [naam] was
en
- die [benadeelde] medegedeeld dat hij, verdachte, die graafmachine zeer snel in zijn
bezit wilde hebben en
- die [benadeelde] medegedeeld dat hij, verdachte, niet op die korte termijn aan een
bedrag van 9500 euro (zijnde de overeengekomen prijs van die graafmachine) in
contanten kon komen en daarom het geld per bankoverschrijving over zou maken
en
- die [benadeelde] een vervalst betalingsbewijs van een betaling van 9500 euro
(per mail) toegezonden, waardoor voornoemde [benadeelde] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2012 tot en met 15 mei 2012 te
Ysselsteyn, gemeente Venray, een betalingsbewijs van een ING-rekening - zijnde een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - heeft vervalst, immers heeft verdachte valselijk het op dat betalingsbewijs vermelde rekeningnummer gewijzigd en de naam van de ontvanger van de betaling gewijzigd (in [benadeelde]) en het bedrag van de
betaling gewijzigd (in 9500 euro), zulks met het oogmerk om dat geschrift als
echt en onvervalst te gebruiken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
Feit 1 en 3:
Telkens: oplichting;
Feit 2:
Opzettelijk gebruik maken van het vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst;
Feit 4:
Valsheid in geschrift.
7. De strafbaarheid van verdachte
Bij de stukken van het dossier bevindt zich een pro justitia rapport van psycholoog drs. A.P. van den Berg d.d. 27 december 2012.
Genoemde deskundige komt op grond van zijn onderzoek met betrekking tot de persoon van de verdachte tot de conclusie dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Dit uit zich in een neiging tot oneerlijk gedrag, de neiging om de oorzaak van problemen buiten zichzelf te zoeken, een tekortschietende gewetensfunctie en een gebrek aan empathie. Ook de moeilijke omstandigheden waarin verdachte ten tijde van het plegen van de delicten verkeerde hebben een rol gespeeld, aldus de deskundige.
In geval van een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, heeft de deskundige dan ook als advies gegeven verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare.
Gelet op het voorgaande kunnen de feiten in enigszins verminderde mate aan verdachte worden toegerekend, zodat hij, zij het in enigszins verminderde mate, strafbaar is voor zijn daden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarden van een meldingsgebod, een cognitieve vaardigheidstraining (CoVa) en een behandelverplichting bij De Horst of soortgelijke ambulante forensische zorginstelling.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een gevangenisstraf op te leggen welke gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis te weten 4 maanden, met voorwaardelijke oplegging van de overige 3 maanden gevangenisstraf. De verdediging heeft voorts verzocht om de mogelijkheid te krijgen de Cova extern, bijvoorbeeld bij De Horst, te mogen volgen. De verdediging heeft er daarbij op gewezen dat verdachte in de loop der jaren het vertrouwen in de reclassering is kwijtgeraakt. Diverse keren zou een behandeling toegezegd zijn maar nooit van de grond zijn gekomen.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De door verdachte gepleegde oplichtingen, het vervalsen van betalingsbewijzen en het gebruik daarvan, leveren op de eerste plaats directe schade op voor de slachtoffers. Zij hebben goederen afgegeven aan verdachte die een flinke waarde vertegenwoordigden en zijn daarbij – achteraf ten onrechte – in goed vertrouwen afgegaan op een printscreen van de betaling via de bank van een rekeningnummer van verdachte naar een rekeningnummer van henzelf. Daarnaast is in het handelsverkeer vertrouwen een belangrijk uitgangspunt, misbruik daarvan levert economische en maatschappelijk schade op. De rechtbank neemt verdachte dit hoogst kwalijk. Bovendien is hij een gewaarschuwd man, hij is meerdere keren voor soortgelijke delicten veroordeeld. In het voordeel van verdachte spreekt dat hij van meet af aan heeft meegewerkt aan het onderzoek, dat hij inziet dat het in de toekomst anders moet en zijn bereidheid om daaraan te gaan werken.
Zoals hierboven onder 7 is overwogen ziet de rechtbank redenen om, in navolging van de deskundige psycholoog Van den Burg, verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen en daarmee rekening te houden bij de strafoplegging.
Ten aanzien van de kans op recidive heeft de deskundige geconcludeerd dat het delictgedrag ten nauwste samenhangt met de beschreven persoonlijkheidsproblematiek. Het risico op herhaling zal onder gelijke omstandigheden waarschijnlijk groot zijn.
Gelet op het voorgaande houden de aanbevelingen met betrekking tot de strafoplegging van de deskundige in: oplegging van een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde een vervolgtraject onder toezicht van de reclassering, waarbij onder andere aandacht moet zijn voor verbetering van de cognitieve vaardigheden door middel van een CoVa training.
In het (aanvullende) reclasseringsadvies van mevrouw S. Dijkslag d.d. 11 januari 2013 wordt in lijn met deze aanbevelingen als bijzondere voorwaarden geadviseerd een meldingsgebod op te leggen, een verplichting om een cognitieve vaardigheidstraining (CoVa) te volgen alsmede een verplichting zich te laten behandelen door De Horst of door een soortgelijke ambulante forensische instelling.
De rechtbank zal dit advies van de reclassering volgen. Zij acht het passend deze bijzondere voorwaarden te verbinden aan een gevangenisstraf zoals door de officier van justitie geëist, te weten 7 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
9. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
9.1 Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van [bedrijf] (feit 1.) heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing daarvan, voor zover het betreft de waarde van de geleverde goederen ex BTW. Hij is van mening dat met betrekking tot de gevorderde incassokosten onvoldoende duidelijk is welke werkzaamheden daarvoor zijn verricht. Omdat enige inspanning om het verschuldigde bedrag te innen aannemelijk is, acht hij een bedrag van
€ 400,- toewijsbaar, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten. Voorts toewijzing van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien de vordering van [benadeelde] (feit 3.) heeft de officier van justitie medegedeeld dat hem ambtshalve bekend is dat door de rechtbank te ’s-Hertogenbosch is bevolen dat de graafmachine moet worden teruggeven aan de laatste eigenaar, niet zijnde [benadeelde] voornoemd. De officier heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 8.500,, zijnde de door hem geschatte waarde van de graafmachine. Voorts toewijzing van de gevorderde reiskosten ad € 83,44, van immateriële schadevergoeding tot een bedrag van
€ 200,- en de kosten van de niet nader onderbouwde juridische bijstand tot een bedrag van
€ 500,-, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten. Voorts toewijzing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd met betrekking tot de vordering van Milin betreffende de geleverde materialen en afwijzing bepleit van de gevorderde incassokosten omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd.
De verdediging is van mening dat onvoldoende duidelijk is of de graafmachine terug is gegaan naar de benadeelde partij, in dat geval is er geen schade. De verdediging heeft matiging bepleit van immateriële schadevergoeding en afwijzing van de overige kosten omdat deze niet dan wel onvoldoende zijn onderbouwd.
9.3 Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van [bedrijf], levert ten dele een niet onevenredige belasting van het strafgeding op.
Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op
€ 4.682,91, (vierduizend zeshonderd tweeëntachtig euro en 91 cent), zijnde de waarde van de geleverde goederen ex BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert, als zijnde deze thans onvoldoende onderbouwd, een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De behandeling van de vordering van [benadeelde] levert ten dele een niet onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 9.500,- (negenduizend vijfhonderd euro), zijnde de overeengekomen maar niet door de verdachte betaalde koopsom van de graafmachine, te vermeerderen met de wettelijke rente, en € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) voor de kosten van juridische bijstand, nu deze blijken uit de door de raadsman van de benadeelde partij verrichte werkzaamheden.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert als thans onvoldoende onderbouwd een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 225, 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 en 3:
Telkens: oplichting;
Feit 2:
Opzettelijk gebruik maken van het vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst;
Feit 4:
Valsheid in geschrift.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
- bepaalt dat het voorwaardelijk deel van deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich na ommekomst van zijn detentie onmiddellijk onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland stelt.
* dat verdachte gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland blijft en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen zal gedragen, zolang deze instelling dat nodig vindt, waaronder inbegrepen het volgen van een CoVa-training, bij voorkeur te volgen bij De Horst, zulks ter beoordeling van de reclassering.
* dat verdachte zich ambulant zal laten behandelen door De Horst of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf] van € 4.682,91, (vierduizend zeshonderd tweeëntachtig euro en 91 cent), ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf] € 4.682,91, (vierduizend zeshonderd tweeëntachtig euro en 91 cent) te betalen, bij niet betaling te vervangen door 56 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 9.500,- (negenduizend vijfhonderd euro), ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op € 750,-;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] € 10.250,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 86 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R. Krol, voorzitter,
mrs. I.P.H.M. Severeijns en M.A.E.Somsen, rechters,
in tegenwoordigheid van drs. M.G.M. van Rijnstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 februari 2013.
Mr. Severeijns is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 7 mei 2012 tot en met 11 mei 2012 te
[vestigingsplaats], althans in het arrondissement Utrecht, en/of elders in Nederland,
met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en /
of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel
van verdichtsels, een of meer medewerker(s) van een bedrijf genaamd [bedrijf]
heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid (kunstof) steenstrips en/of
hoekstukken en/of startprofielen (met een totale waarde van 5.572,66 euro), in
elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of
bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid
-voornoemd bedrijf (per mail) benaderd dat hij klant bij dat bedrijf wilde
worden en/of
- een bestelling bij dat bedrijf geplaatst voor bovenomschreven goederen en/of
dat bedrijf medegedeeld dat hij, verdachte, de bestelling vooraf zou
betalen/had betaald en/of
- (bij de aflevering van voornoemde goederen die medewerker(s) van [bedrijf]
een vals/vervalst betalingsbewijs (bestaande in een print van een digitaal
rekeningoverzicht van een ING-bankrekening waarop een betaling van 5.572,66
euro aan [bedrijf] was vermeld) heeft overhandigd/getoond aan die
medewerker(s) van [bedrijf],
waardoor die medewerker(s) van [bedrijf] werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 11 mei 2012 te [vestigingsplaats], althans in het arrondissement
[vestigingsplaats], opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e)
print van een internet-bankieren pagina van een ING-bankrekening op naam van
[verdachte], - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat
gebruikmaken hierin dat hij, verdachte die print heeft overhandigd/getoond aan
een medewerker van een bedrijf genaamd [bedrijf] teneinde aan de tonen dat er
een betaling aan [bedrijf] had plaatsgevonden en bestaande die valsheid of
vervalsing hierin dat die oorspronkelijk op die pagina vermelde gegevens
(deels) zijn overschreven/gewijzigd zodat op die pagina een betaling aan Milin
B.V. kwam te staan welke betaling echter niet had plaatsgevonden;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2012 tot en met 15 mei 2012 te
Overijsse (België) en/of te Ysselsteyn (Limburg), althans in het
arrondissement Roermond en/of (elders) in Nederland, met het oogmerk om zich
en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van
een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer)
listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van een graafmachine (merk Hitachi, Ex 2.2),
in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of
bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid
- (telefonisch en/of per mail) die [benadeelde] (welke [benadeelde] voornoemde graafmachine te
koop aanbood via een Belgische internetsite) benaderd als belangstellende voor
de koop van die graafmachine en/of
- (daarbij) zich voorgedaan alsof hij een persoon genaamd [naam] was
en/of
- die [benadeelde] medegedeeld dat hij, verdachte, die graafmachine zeer snel in zijn
bezit wilde hebben en/of
- die [benadeelde] medegedeeld dat hij, verdachte, niet op die korte termijn aan een
bedrag van 9500 euro (zijnde de overeengekomen prijs van die graafmachine) in
contanten kon komen en daarom het geld per bankoverschrijving over zou maken
en/of
- die [benadeelde] een vals/vervalst betalingsbewijs van een betaling van 9500 euro
(per mail) toegezonden en/of laten zien
waardoor voornoemde [benadeelde] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2012 tot en met 15 mei 2012 te
Ysselsteyn, gemeente Venray,, althans in het arrondissement Roermond, en/of
elders in Nederland, een betalingsbewijs van een ING-rekening - zijnde een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk
heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk de op dat
betalingsbewijs vermelde rekeningnummer gewijzigd en/of de naam van de
ontvanger van de betaling gewijzigd (in [benadeelde]) en/of het bedrag van de
betaling gewijzigd (in 9500 euro), zulks met het oogmerk om dat geschrift als
echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht