ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ5263

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
850790 UE VERZ 13-138 LH 4059
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake collectieve ontbinding van arbeidsovereenkomsten in de asfaltsector met toepassing van het afspiegelingsbeginsel

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 11 maart 2013, wordt een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [Verweerder] door [Naam] Infra behandeld. [Verweerder] is sinds 1991 in dienst als chauffeur kleefwagen in een asfaltploeg en is lid van Het Zwarte Korps. Door de financiële crisis en de daaruit voortvloeiende reorganisatie bij [Naam] Asfalt, een dochteronderneming van [Naam] Infra, zijn er plannen voor collectief ontslag van 36 werknemers, waaronder [Verweerder]. De werkgever heeft de ontslagvolgorde vastgesteld op basis van regionale afspiegeling, wat door [Verweerder] wordt betwist. De kantonrechter oordeelt dat de bedrijfseconomische noodzaak voor de reorganisatie voldoende is aangetoond, maar dat de toepassing van het afspiegelingsbeginsel niet correct is uitgevoerd. De kantonrechter concludeert dat de ontslagvolgorde landelijk dient te worden vastgesteld, omdat de asfaltmedewerkers structureel buiten hun eigen regio worden ingezet. De werkgever wordt in de gelegenheid gesteld om gegevens over de landelijke afspiegeling te overleggen, waarna [Verweerder] hierop kan reageren. De beslissing over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
zitting houdend te Utrecht
zaaknummer: 850790 UE VERZ 13-138 LH 4059
tussenbeschikking van 11 maart 2013
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Naam] Infra B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder ook te noemen [Naam] Infra,
verzoekende partij,
gemachtigden: mr. A.G.M. Lieshout en mr. M. van den Brand,
tegen:
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [Verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. G.J. Sjoer.
Het verloop van de procedure
[Naam] Infra heeft op 28 januari 2013 een verzoekschrift ingediend dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van partijen.
[Verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Voorafgaand aan de zitting heeft [Naam] Infra nog nadere stukken toegezonden.
Het verzoek is ter zitting van 28 februari 2013 behandeld, deels - waar het betreft de gemeenschappelijke aspecten van de voorgenomen reorganisatie die tot het verzoek aanleiding heeft gegeven - tegelijk met de mondelinge behandeling van de ontbindings-verzoeken die [Naam] Infra tegen 25 andere werknemers heeft ingediend. In verband met de onderlinge samenhang heeft de behandeling plaatsgevonden, zowel onder leiding van de kantonrechter die deze beschikking geeft als van de kantonrechter die is belast met de behandeling van een aantal van de andere ontbindingsverzoeken.
Ter zitting hebben de gemachtigden van partijen het woord gevoerd, enkelen van hen mede aan de hand van de overgelegde pleitaantekeningen. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
De feiten
1.1. [Verweerder], geboren op [1975] (thans derhalve 38 jaar oud), is sinds 25 oktober 1991 in dienst van (de rechtsvoorganger van) [Naam] Infra, en werkzaam als chauffeur kleefwagen in een asfaltploeg, laatstelijk tegen een bruto loon van € 2.504,88 (exclusief vakantiebijslag) per vier weken. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Bouwnijverheid van toepassing. [Verweerder] is lid van Het Zwarte Korps.
1.2. [Naam] Infra maakt, als 100%-dochtervennootschap van [Naam] N.V., onderdeel uit van het [Naam]-concern. [Naam] Infra houdt de aandelen van een groot aantal vennootschappen, die zich bezighouden met activiteiten op het gebied van infrastructuur. [Naam] Infra fungeert als personeelsvennootschap die haar werknemers detacheert bij haar dochtervennootschappen.
1.3. [Naam] Asfalt B.V. (verder te noemen [Naam] Asfalt) is een van de dochtervennootschappen van [Naam] Infra. Net als haar moedervennootschap valt [Naam] Asfalt onder het cluster [Naam] Specialismen, waarvan de heer [X] de clusterdirecteur is. [Naam] Asfalt is een landelijk opererend asfaltbedrijf zonder eigen personeel. Tot voor kort waren ongeveer 90 werknemers van [Naam] Infra, onder wie [Verweerder], werkzaam voor [Naam] Asfalt. Sinds de herschikking van begin 2012 wordt gewerkt in vier regio’s: de districten Noord, Midden, West en Zuid. In respectievelijk Groningen (Noord), Arnhem (Midden), Capelle aan den IJssel (West) en Eindhoven (Zuid) heeft [Naam] Asfalt een kantoor van waaruit de projectleider van de betreffende regio zijn werkzaamheden verricht. Het hoofdkantoor van [Naam] is gevestigd te [vestigingsplaats].
1.4. [Naam] Asfalt richt zich op het leveren en verwerken van warm asfalt. Met eigen vrachtwagens wordt het asfalt van de asfaltcentrale vervoerd naar de locaties waar het wordt verwerkt. Op deze locaties werkt een asfaltploeg, bestaande uit een uitvoerder, een kleefwagenchauffeur, een machinist, een balkman, twee asfaltafwerkers en twee walsmachinisten. Vanuit Eindhoven opereert één ploeg van drie grondwerkers, die zich bezig houden met het voor asfaltering geschikt maken van de ondergrond. [Naam] Asfalt heeft verder een slijtlagenploeg, die zich bezig houdt met het repareren van asfaltwegen en
-terreinen, onder meer door het aanbrengen van een nieuwe slijtlaag.
1.5. Het [Naam]-concern heeft, net als de bouwsector in het algemeen, te lijden onder de gevolgen van de financiële en economische crisis. Dit heeft inmiddels geleid tot reorganisaties en inkrimping van het personeelsbestand in verschillende onderdelen van het concern. De terugloop van het werkaanbod, de overcapaciteit op de markt, de toegenomen concurrentie en de grote prijsdruk treffen met name de marktsegmenten die sterk door capaciteit worden gedreven, zoals de asfalteerbranche. Blijkens de overgelegde cijfers heeft [Naam] Asfalt in 2010 een operationeel verlies geleden van ruim een miljoen euro en heeft dit verlies in 2011 ruim € 1,1 miljoen bedragen. In 2012 is het operationele verlies opgelopen tot bijna € 2,8 miljoen. Voor 2013 verwacht [Naam] Asfalt een verdere terugloop van het asfalteervolume.
1.6. Op 12 november 2012 heeft de Clusterdirectie [Naam] Specialismen aan de Groepsondernemingsraad Specialismen en Toelevering (verder te noemen de GOR) ingevolge artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) advies gevraagd over (onder meer) het voornemen om de bedrijfsactiviteiten van [Naam] Asfalt in Noord-Nederland te beëindigen, om haar transport-, de grondwerk- en de slijtlagen-/onderhouds-activiteiten te staken en om haar asfaltverwerkingscapaciteit in Midden-Nederland te verminderen. Dit voorgenomen besluit resulteert in een vermindering van vijf naar drie asfaltploegen. Er is voor gekozen dat het asfaltbedrijf zich terug trekt op haar kernactiviteit (de verwerking van warm asfalt), haar capaciteit aanpast aan de te verwachten werkvoorraad en niet-rendabele bedrijfsactiviteiten in eigen beheer staakt. Nadat over de adviesaanvraag overleg was gevoerd, de heer [X] de door de GOR gestelde vragen had beantwoord en (afwijzend) was gereageerd op een door de raad voorgesteld alternatief, heeft de GOR op 14 december 2012 de bedrijfseconomische noodzaak van de genoemde beëindiging en inkrimping van de werkzaamheden van [Naam] Asfalt erkend en overwegend positief geadviseerd. Hierna is het besluit tot de bedoelde reorganisatie genomen.
1.7. Op 10 december 2012 heeft [Naam] Infra de melding als bedoeld in artikel 3 en 4 van de Wet melding collectief ontslag (WMCO, zoals met ingang van 1 maart 2012 gewijzigd) gedaan aan de betrokken vestigingen van het UWV Werkbedrijf en aan de belanghebbende vakbonden, daaronder Het Zwarte Corps, FNV Bouw en CNV Vakmensen.
1.8. In deze melding is erop gewezen dat de werknemers die door het collectief ontslag worden getroffen gebruik kunnen maken van de voorzieningen van het Sociaal Plan [Naam], versie oktober 2010 (verder te noemen het sociaal plan). Dit sociaal plan is overeengekomen tussen [Naam] N.V. en de drie genoemde vakbonden. Het sociaal plan is niet als CAO aangemeld en heeft een looptijd tot 1 april 2013. Er is geen uitzicht op verlenging van de geldigheidsduur van dit sociaal plan. Artikel 3. van het sociaal plan regelt de inspanningen die voor de (interne en externe) herplaatsing van de betrokken werknemers zullen worden getroost. In dit kader is een mobiliteitsbureau ingericht dat is belast met de begeleiding van de betrokken werknemers naar ander passend werk. Zij kunnen gebruik maken van de diensten van een coach. Artikel 4.1 van het sociaal plan voorziet in een recht op suppletie van een werkloosheidsuitkering. De duur van deze suppletie wordt bepaald door de leeftijd van de betrokken werknemer en de lengte van zijn diensttijd per einde van de arbeidsovereenkomst. Artikel 7.1 van het sociaal plan bepaalt dat ‘binnen 26 weken na ontslag dan voormalige werknemers in de gelegenheid (worden gesteld) hun vroegere werkzaamheden te hervatten wanneer in die periode een functie vacant komt, waarvan de werkzaamheden van dezelfde aard zijn als die van de dan voormalige werknemer. Ontslagen werknemers krijgen na voornoemde periode bij vacatures nog een periode van een half jaar voorrang boven andere geschikte sollicitanten.’
1.9. Op 19 december 2012 heeft [Naam] Infra het personeel, onder wie [Verweerder], over de reorganisatie en het collectief ontslag ingelicht. Kort daarna hebben de betrokken werknemers een uitnodiging van het mobiliteitsbureau ontvangen. De coaching en begeleiding van [Verweerder] hebben nog niet tot een herplaatsing of werk elders geleid.
Het verzoek
2.1. [Naam] Infra verzoekt om de arbeidsovereenkomst met [Verweerder] op korte termijn
- doch niet eerder dan met ingang van 1 april 2013 -, met inachtneming van de geldende fictieve opzegtermijn en onder toekenning aan [Verweerder] van de relevante voorzieningen uit het sociaal plan, te ontbinden op grond van veranderingen in de omstandigheden.
2.2. [Naam] Infra legt aan haar verzoek ten grondslag dat de bedrijfseconomische situatie van de onderneming, de orderportefeuille en de slechte marktomstandigheden en
-vooruitzichten op de infrastructurele markt nopen tot een beëindiging en reductie van de bedrijfsactiviteiten van [Naam] Asfalt. De asfaltwerkzaamheden in Noord-Nederland worden gestaakt, omdat de omzet in dat deel van het land in 2013 verder zal afnemen. Vanwege de daling van het aantal ‘setdagen’ moet in Midden-Nederland tot één asfaltploeg worden ingekrompen. Bij gebreke van een ‘flexibele schil’ en teneinde leegloop te voorkómen, is (te) lang geprobeerd de asfaltploegen aan het werk te houden door tegen een te lage prijs in te schrijven op asfalteerprojecten. Daarmee kan niet worden doorgegaan zonder het voortbestaan van [Naam] Asfalt, en daarmee de resterende werkgelegenheid, in gevaar te brengen. Waar de slijtlagenploeg in 2012 bij gebrek aan voldoende onderhoudswerk nog elders in het concern kon worden ingezet, is die mogelijkheid voor 2013 niet langer gegarandeerd omdat ook elders binnen [Naam] voor hen geen werk meer is. Deze ploeg kan daarom niet worden gehandhaafd. Door onderbezetting en onvoldoende werk renderen de transport- en grondwerkzaamheden van [Naam] Asfalt niet. Besloten is deze werkzaamheden niet langer in eigen beheer uit te voeren. Dat werk zal worden uitbesteed aan collega-bedrijven, niet behorend tot het [Naam]-concern. Getracht zal worden de vrachtauto’s te verkopen, maar uitgesloten is dat de transportafdeling als geheel aan een derde zal worden overgedragen.
2.3. Door de reorganisatie van [Naam] Asfalt vervallen de arbeidsplaatsen van 36 werknemers. Met tien van deze werknemers is inmiddels overeenstemming bereikt over de beëindiging (en pro forma ontbinding) van hun arbeidsovereenkomst. Van de resterende 26 boventallige werknemers zijn er vier in dienst als chauffeur, twee als grondwerker, één als assistent werkvoorbereider, één als (assistent) uitvoerder slijtlagenploeg, één als projectleider en 17 asfaltmedewerkers (onder wie [Verweerder]). Omdat het transport- en grondwerk geheel verdwijnt, vervallen de functies van chauffeurs en grondwerkers. Omdat de bedrijfs-activiteiten van [Naam] Asfalt in Noord-Nederland worden beëindigd, geldt ditzelfde voor de arbeidsplaats van de werknemers (onder wie [Verweerder]) die Groningen als standplaats hebben. Bij de keuze van de af te vloeien werknemers die in een asfaltploeg in Midden-Nederland werken, is afgespiegeld binnen dat werkgebied, derhalve binnen de groep van asfaltmedewerkers die Arnhem als standplaats hebben. Dit is correct, omdat deze werknemers in de regel werkzaam zijn in het werkgebied waarin zij wonen en door de projectleider van hun regio worden aangestuurd. De leden van de asfaltploegen hebben een regionale standplaats die als hun bedrijfsvestiging moet worden beschouwd. Een landelijke afspiegeling komt niet in aanmerking, omdat dat leidt tot onacceptabele personele bewegingen en abnormale woon-werkafstanden die de efficiency en kostenfactor van de bedrijfsvoering zwaar belasten. Dit zou het voortbestaan van de onderneming in gevaar brengen.
2.4. Ter zitting heeft [Naam] Infra nog het volgende benadrukt. Ten behoeve van de werknemers van wie in het kader van de onderhavige reorganisatie van [Naam] Asfalt de arbeidsovereenkomst met [Naam] Infra wordt ontbonden, zal het sociaal plan worden toegepast, óók bij ontbinding met ingang van 1 april 2013 of later. Indien in het kader van de verlening van de werkloosheidsuitkering mocht blijken dat de fictieve opzegtermijn langer is dan partijen meenden, zal het hiermee voor de werknemers gemoeide nadelige verschil worden gecompenseerd. Het mobiliteitsbureau zal zich gedurende een jaar inspannen voor de (interne of externe) herplaatsing van de (gewezen) werknemers. Zij kunnen onder meer een beroep doen op het bepaalde in artikel 7.1 van het sociaal plan.
Het verweer
3.1. [Verweerder] verweert zich tegen toewijzing van het verzoek. Waar het de algemene aspecten van het onderhavige collectief ontslag betreft, veronderstelt de kantonrechter - gezien het verhandelde ter zitting - dat hij de verweren die door of namens zijn collega’s, de andere verweerders, zijn gevoerd tot de zijne heeft willen maken.
3.2. De bedrijfseconomische noodzaak tot de geplande beëindiging en inkrimping van de bedrijfsactiviteiten van [Naam] Asfalt wordt betwist. Deze noodzaak volgt niet uit de beperkte financiële cijfers van [Naam] Asfalt die in het geding zijn gebracht. Bij de beoordeling van de ontslaggrond moeten ook de bedrijfseconomische en -financiële situatie van [Naam] Infra en [Naam] N.V. in aanmerking worden genomen.
3.3. Betwist wordt dat de werkvoorraad zodanig terugloopt dat het collectief ontslag gerechtvaardigd is. Van een terugloop in de werkvoorraad hebben de werknemers totnogtoe niets gemerkt. Pas in de loop van het kalenderjaar 2013 kan worden vastgesteld welke orders zijn binnengehaald en hoeveel ‘setdagen’ voor de asfaltploegen kunnen worden ingepland.
3.4. Bij de keuze van de voor ontslag in aanmerking komende asfaltmedewerkers heeft [Naam] Infra het afspiegelingsbeginsel onjuist toegepast. [Naam] Asfalt is een landelijk opererend asfaltbedrijf. Gewezen wordt op de mededeling die [Naam] Asfalt aan de medewerkers, werkzaam in het asfaltbedrijf, deed in haar ‘Nieuwsbrief BN-Asfalt’ van april 2007, inhoudende dat met ingang van 1 januari 2007 de regiogrenzen zijn komen te vervallen omdat het asfaltbedrijf haar diensten landelijk aanbiedt. Niet pas in de laatste jaren, maar al sinds jaar en dag, worden de asfaltmedewerkers merendeels, zo al niet nagenoeg uitsluitend, ingezet op werk buiten de eigen regio. Zij plegen dagelijks tussen hun woonplaats en de werklocatie, waar ook in het land, heen en weer te reizen (slechts incidenteel wordt ter plaatse overnacht). De door [Naam] Infra genoemde standplaats is niet meer dan een beperkt geoutilleerd kantoor dat wordt gebruikt voor de communicatie tussen het hoofdkantoor en de regionale asfaltcentrale. De asfaltploegen worden niet van daaruit aangestuurd. Met die aansturing heeft de regionale projectleider geen bemoeienis. Zowel intern als extern is het hoofdkantoor te Nieuwegein aan te merken als de standplaats van het asfalteerpersoneel. Daarom moeten ook de overeenkomstige, uitwisselbare functies binnen de asfalt- en slijtlagenploeg in de vaststelling van de ontslagvolgorde worden betrokken.
De beoordeling
4.1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod. Dat is niet het geval. [Naam] Infra heeft voldaan aan de voor haar uit de WMCO voortvloeiende meldingsplicht. De betrokken vakbonden zijn geraadpleegd. De wachttijd van een maand in de zin van artikel 5a lid 1 WMCO is in acht genomen. Niet in geschil is dat de ontbinding geen verband houdt met enige omstandigheid die aan een opzegging van de arbeidsovereenkomst met [Verweerder] in de weg zou staan.
4.2. Vooropgesteld wordt dat naar huidig recht een werkgever die streeft naar inkrimping van zijn personeelsbestand niet bij uitsluiting is aangewezen op de ontslagprocedure ingevolge het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA) bij het UWV Werkbedrijf. Voor zover hierover al onzekerheid zou hebben kunnen bestaan, is hieraan een einde gekomen door de wijziging van de WMCO, die op 1 maart 2012 in werking is getreden. Daaruit volgt dat ook bij een collectief ontslag de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomsten kan worden verzocht.
4.3. Waar tegen het besluit tot reorganisatie van [Naam] Asfalt is ingebracht dat van ondernemerszijde in het kader van de besluitvorming niet of onvoldoende gemotiveerd is gereageerd op hetgeen de GOR bij de behandeling van de WOR-adviesaanvraag heeft aangevoerd, wijst de kantonrechter erop dat dit - zo al juist - op zichzelf in de ontbindingsprocedures niet ter beoordeling voorligt. Of de medezeggenschap van de GOR tot zijn recht heeft kunnen komen, is in dit geding niet aan de orde.
4.4. Op grond van het, in de stukken en ter zitting, door partijen over en weer gestelde concludeert de kantonrechter dat voldoende aannemelijk is dat de bedrijfseconomische situatie van [Naam] Asfalt ertoe noodzaakt dat [Naam] Infra haar personeelsbestand, waar het de werknemers betreft die in deze dochtervennootschap werkzaam zijn, inkrimpt. Uit de overgelegde financiële cijfers van [Naam] Asfalt over de jaren 2010 tot en met 2012 blijkt genoegzaam dat de onderneming sinds 2010 verliezen lijdt. Het beeld past bij de ingrijpende gevolgen die de economische recessie voor de bouwwereld als geheel heeft. In het teruglopende bedrijfsresultaat van [Naam] Asfalt kon in redelijkheid voldoende grondslag worden gevonden voor het besluit om het asfaltbedrijf te reorganiseren. Dat er voor 2013 reeds een herstel van het bedrijfsresultaat in zicht is, is gesteld noch gebleken. Anders dan van werknemerszijde is betoogd, kan de beoordeling van de bedrijfsresultaten over de afgelopen drie jaren beperkt blijven tot [Naam] Asfalt. De resultaten van [Naam] Infra, die in het concern de formele werkgeversrol vervult, kunnen bij die beoordeling buiten beschouwing blijven. Hetzelfde geldt voor de positie van de holdingvennootschap ([Naam] N.V.), reeds omdat van een ondernemer niet verlangd kan worden dat een gedurende opeenvolgende jaren verliesgevend concernonderdeel wordt gevrijwaard van herstructurerende maatregelen.
4.5. Het besluit om de transport- en grondwerkactiviteiten niet langer in eigen beheer te blijven verrichten, is tegen deze achtergrond voldoende onderbouwd. Het valt binnen de ondernemersvrijheid om deze activiteiten aan te merken als niet (langer) behorend tot de kernactiviteit van het bedrijf en om het besluit te nemen deze activiteiten om die reden te staken. Aannemelijk is dat er onvoldoende transport- en grondwerk is, en in de komende tijd zal zijn, om de chauffeurs en grondwerkers rendabel in te kunnen zetten. Onder deze omstandigheden staat aan ontbinding van de arbeidsovereenkomsten met chauffeurs en grondwerkers niet in de weg dat hun werk voortaan zal worden verricht door collega-bedrijven die niet tot het [Naam]-concern behoren. [Naam] Infra heeft benadrukt dit werk niet aan zzp-ers te zullen uitbesteden.
4.6. Van vakbondszijde is betoogd dat de aan de ontbindingsverzoeken mede ten grondslag gelegde terugloop van asfalteerwerk niet aannemelijk is gemaakt. Dit verweer wordt verworpen. Niet weersproken is dat [Naam] Asfalt in de afgelopen jaren heeft geprobeerd om personeel in de werkbare periodes aan het werk te houden door asfalteerwerk tegen een te lage prijs aan te nemen. Dat dit het bedrijfsresultaat ernstig heeft gedrukt, is evident. Van een ondernemer kan niet worden gevergd hiermee door te gaan zonder dat zicht bestaat op een spoedige verbetering van de marktomstandigheden. Hetgeen van werknemerszijde omtrent de (te verwachten) werkvoorraad is aangevoerd heeft de kantonrechter er onvoldoende aan kunnen doen twijfelen dat een inkrimping van het asfalteerpersoneel, in de omvang zoals [Naam] Infra zich die voorstelt, noodzakelijk is. Van een ondernemer kan niet worden gevergd met herstructurering te wachten totdat zeker is hoe de orderportefeuille zich in de loop van het kalenderjaar zal ontwikkelen, zeker niet nu de afgelopen jaren reeds een aanzienlijke uitval van werk te zien hebben gegeven.
4.7. Het voorgaande leidt tot de tussenconclusie dat het collectief ontslag, in de door [Naam] Infra voorgestane omvang, gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling van de keuze van de voor ontslag voor te dragen werknemers in de asfalt- en slijtlagenploegen spitst het debat van partijen zich toe op de toepassing van het afspiegelingsbeginsel. Partijen hebben ter onderbouwing van hun - uiteenlopende - standpunten aansluiting gezocht, en gemeend steun te vinden, bij de wijze waarop het UWV-werkbedrijf in BBA-ontslagprocedures toepassing geeft aan het bepaalde in artikel 4:2 lid 1 van het Ontslagbesluit. Daarin is bepaald dat, voor zover het bij de te vervallen arbeidsplaatsen om uitwisselbare functies gaat, per leeftijdsgroep binnen een categorie uitwisselbare functies van de bedrijfsvestiging de werknemers met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking worden gebracht. In de toelichting bij het Ontslagbesluit wordt het begrip ‘bedrijfsvestiging’ gedefinieerd als: ‘Elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband.’ Vast staat dat de asfaltploegen zich in het maatschappelijk verkeer - dus extern - niet als zelfstandige eenheid presenteren. Over de vraag of de asfaltploegen intern een organisatorisch verband vormen, verschillen partijen van mening. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. Niet gesteld of gebleken is dat de asfaltploegen in de bedrijfsorganisatie wat betreft aansturing - intern - zelfstandige eenheden vormen. Ter zitting heeft de directeur van [Naam] Asfalt, de heer [A], onder meer verklaard dat de planning van het asfalteerwerk niet regionaal, maar vanuit Eindhoven en Capelle aan den IJssel plaatsvindt, dat de projectleiders zich op hun regionale kantoren bezighouden met calculeerwerkzaamheden, dat de asfaltmedewerkers eenmaal per jaar ergens in het land voor een ‘asfaltdag’ samenkomen en overigens op de werklocatie hun werkbespreking houden. [Naam] Infra heeft - ook ter zitting - niet weersproken dat, zoals van werknemerszijde is gesteld, de asfaltmedewerkers voor hun werk nooit op het regionale kantoor in hun werkgebied komen en dat daar ook geen materieel wordt gestald of onderhouden. Onder deze omstandigheden, in samenhang bezien, kan het regionale werkgebied bij de toepassing van het afspiegelingsbeginsel niet worden aangemerkt als de bedrijfsvestiging waarbinnen de uitwisselbare functies moeten worden bepaald. Dit geldt ook indien contractueel Groningen, Arnhem, Capelle aan den IJssel of Eindhoven als de standplaats binnen de eigen regio van de werknemer is aangewezen.
4.8. Bij de bepaling van het gebied waarbinnen dient te worden afgespiegeld, komt het er vervolgens op aan dat enerzijds de ontslagbescherming wordt gewaarborgd (hetgeen meebrengt dat het gebied niet te klein mag zijn) en dat anderzijds wordt gewaakt tegen een onwerkbare uitkomst (wat meebrengt dat het gebied ook niet te groot moet zijn). De kantonrechter hecht bij deze afweging doorslaggevend belang aan de omstandigheid dat de asfaltmedewerkers structureel niet merendeels in het eigen werkgebied pleegden te worden ingezet. Anders dan [Naam] Infra heeft aangevoerd, is hun inzet elders in het land niet tot incidentele situaties beperkt gebleven. Van werkgeverszijde is ter zitting niet weersproken dat de praktijk van alledag, om asfaltmedewerkers (ook ver) buiten hun eigen regio te werk te stellen, niet pas van de laatste jaren is (in welke periode zij verder van huis zouden zijn ingezet om hen aan het werk te houden), maar dateert van ver vóór het begin van de huidige recessie. De indruk is dan ook dat, zoals van werknemerszijde is betoogd, het aan de aard van het asfalteerwerk inherent is dat het woon-werkverkeer relatief veel tijd vergt en betrekkelijk hoge kosten met zich brengt. Het belang van [Naam] om een einde te maken aan de lange reistijden en grote reisafstanden weegt tegen deze achtergrond minder zwaar. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat [Naam] Infra geen financiële onderbouwing heeft gegeven van de omvang van de kosten die met een meer regiogebonden inzet zouden kunnen worden bespaard. Ook is de kantonrechter er niet van overtuigd geraakt dat het op grote schaal inzetten van asfaltmedewerkers buiten de eigen regio ertoe leidt dat [Naam] Asfalt het in de huidige marktomstandigheden aflegt tegen haar concurrenten. Niet gesteld of gebleken is dat collega-asfaltbedrijven het woon-werkverkeer van hun asfalteerpersoneel wèl zodanig kunnen beperken dat zij daardoor tegen scherpere prijzen op projecten kunnen inschrijven.
4.9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat bij de bepaling van de ontslagvolgorde van de asfaltmedewerkers (te weten de onder 1.4., derde volzin, genoemde uitvoerder, kleefwagenchauffeur, machinist, balkman, asfaltafwerkers en walsmachinisten) landelijk behoort te worden afgespiegeld. Deze wijze van afspiegeling geldt tevens voor de leden van de slijtlagenploeg, omdat het daarbij gaat om uitwisselbare functies. Tot de functies die landelijk moeten worden afgespiegeld behoren echter niet de unieke functie van de assistent uitvoerder (de heer [S]) en die van projectleider (de heer [M]), die slechts incidenteel buiten zijn eigen regio werkt.
[Naam] Infra zal in de gelegenheid worden gesteld om in dit geding, en in dat van de andere verweerders waarin vandaag eveneens een tussenbeschikking wordt gegeven, de gegevens in het geding te brengen die inzicht geven in het resultaat van een landelijke afspiegeling tussen asfaltmedewerkers. [Verweerder] zal daarna in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren.
4.10. Elke verdere beslissing wordt aangehouden.
De beslissing
De kantonrechter:
stelt [Naam] Infra in de gelegenheid om zich uiterlijk 25 maart 2013 in de hierboven, onder 4.9., bedoelde zin uit te laten;
bepaalt dat [Verweerder] binnen een week na ontvangst van de gegevens van [Naam] Infra omtrent landelijke afspiegeling hierop zal kunnen reageren;
houdt elke verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2013.