ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ6056

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
853127 UE VERZ 13-181 MJ(4221)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werknemer wegens dringende redenen door niet-betaling van salaris

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2013 uitspraak gedaan over het verzoek van de werknemer, [eiser], tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] wegens dringende redenen. De werknemer, die sinds 6 april 2005 in dienst was als Voorman Sloper, verkeerde in een financiële noodsituatie doordat zijn werkgever, [verweerder], al geruime tijd geen salaris meer betaalde. Ondanks eerdere procedures en beslagleggingen, bleef de werkgever in gebreke, wat leidde tot de aanvraag voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever, [verweerder], wel andere werknemers en afnemers betaalt, maar de werknemer geen steunvorderingen kan indienen om een faillissement aan te vragen. Het UWV weigerde de betalingsverplichting over te nemen, waardoor de werknemer in een benarde financiële positie kwam te verkeren. De kantonrechter oordeelde dat het stelselmatig niet betalen van salaris door de werkgever een dringende reden vormt voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 7:679 lid 2 onder c BW.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werknemer geen aanspraak kan maken op een vergoeding bij ontbinding, omdat deze plaatsvond op grond van een dringende reden. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 23 maart 2013, en de werkgever is veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die tot de uitspraak van de beschikking zijn begroot op € 400,- aan salaris voor de gemachtigde. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 853127 UE VERZ 13-181 MJ(4221)
Beschikking van 22 maart 2013
inzake
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
verzoekende partij,
Gemachtigde: mr.drs. K.O. de Jongh,
tegen:
[verweerder],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder ook te noemen [verweerder],
verwerende partij,
niet verschenen.
1. Het verloop van de procedure
[eiser] heeft op 11 februari 2013 een verzoekschrift met producties ingediend.
Bij brief van 27 februari 2013 heeft [eiser] een afschrift van het exploot van betekening van dit verzoekschrift aan het zaakadres van [verweerder] overgelegd.
Het verzoek is ter zitting van 21 maart 2013 behandeld. Van de zitting zijn aantekeningen gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
Vervolgens heeft de gemachtigde van [eiser] bij faxbrief van 21 maart 2013 aan de kantonrechter toegelicht waarom hij niet ter zitting heeft kunnen verschijnen, dat hij dit tijdig aan de bode van het kantongerecht heeft gemeld en dat hij alsnog de problematiek van de fictieve opzegtermijn onder de aandacht van de kantonrechter wenst te brengen en dat die problematiek slechts kan worden voorkomen indien de in het verzoekschrift gevraagde vergoeding niet wordt toegewezen.
2. De feiten
2.1. [eiser], geboren op [1974], is op 6 april 2005 in dienst getreden van [verweerder]. Zijn functie is thans Voorman Sloper. Zijn laatstelijk verdiende salaris bedraagt € 2.100,- bruto per maand exclusief emolumenten.
2.2. [eiser] is al geruime tijd arbeidsongeschikt. Kort na zijn uitval wegens ziekte is [verweerder] gestopt met het betalen van het salaris. Naar aanleiding van een door [eiser] in augustus 2012 aanhangig gemaakt kort geding is ter zitting met [verweerder] een schikking tot stand gekomen. [verweerder] is de op grond van die schikking op hem rustende betalingsverplichtingen slechts gedeeltelijk nagekomen en verdere betaling is uitgebleven. [eiser] is overgegaan tot beslaglegging, maar dat heeft geen doel getroffen. [eiser] heeft daarop een tweede kort geding tegen [verweerder] aanhangig gemaakt, waarna zijn loonvorderingen bij verstekvonnis van 7 december 2012 zijn toegewezen. Dit heeft slechts geleid tot een gedeeltelijke betaling door [verweerder] van een bedrag van € 1.000,-.
2.3. [verweerder] betaalt wel andere werknemers en zijn afnemers, waardoor [eiser] niet beschikt over steunvorderingen om een faillissement van [verweerder] aan te vragen. Het UWV wil de betalingsverplichting niet overnemen omdat - samengevat - niet van betalingsonmacht van de werkgever is gebleken.
2.4. Door het uitblijven van salarisbetalingen is voor [eiser] een financiële noodsituatie ontstaan.
3. De grondslag van het verzoek
3.1. [eiser] ziet geen andere mogelijkheid meer dan het zelf vragen van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat alle andere mogelijkheden zoals (twee) kort gedingprocedures en beslaglegging uitgeput zijn. Voor hem is als gevolg van het gedurende vele maanden uitblijven van salaris en de weigering van het UWV om de betalingsverplichting over te nemen een financiële noodsituatie ontstaan. De gevraagde ontbinding is gebaseerd op een dringende reden, althans gewichtige redenen bestaande uit een verandering van omstandigheden. [eiser] stelt dat de door hem genoemde voorbeelden zijn aan te merken als flagrante schendingen van goed werkgeverschap en acht een vergoeding conform de kantonrechtersformule met correctiefactor 2 en uitkomend op een bedrag van € 24.948,- op zijn plaats.
4. De beoordeling
4.1. De kantonrechter heeft op grond van na afloop van de zitting in deze zaak verkregen informatie vastgesteld dat de gemachtigde van [eiser] door overmacht niet ter zitting heeft kunnen verschijnen en dat de - tijdige - melding daarvan hem niet heeft bereikt door uitsluitend een vergissing bij het kantongerecht zelf. Dit betekent dat de gemachtigde alsnog in de gelegenheid dient te worden gesteld het standpunt van [eiser] toe te lichten. De kantonrechter begrijpt dat de gemachtigde dit alsnog heeft willen doen met de onmiddellijk na de zitting bij de kantonrechter bezorgde faxbrief waarvan in het procesverloop melding is gemaakt. [verweerder] wordt door kennisneming daarvan niet in zijn positie geschaad nu de brief niet meer informatie bevat dan tijdens de mondelinge behandeling zou zijn verkregen. De kantonrechter laat daarmee de brief toe en betrekt de inhoud daarvan bij de beoordeling.
4.2. [verweerder] heeft geen verweer gevoerd en is niet op de voor de behandeling van het verzoek gelaste behandeling verschenen. De kantonrechter stelt vast dat [verweerder] deugdelijk voor de zitting is opgeroepen middels een exploot op zijn zakenadres. Dat dit het juiste zakenadres is, blijkt uit het na de zitting op verzoek van de kantonrechter toegezonden uittreksel uit het handelsregister.
4.3. Het stelselmatig en zonder grond niet betalen van salaris is in artikel 7:679 lid 2 onder c. BW aangemerkt als een omstandigheid die voor de werknemer als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW kan worden aangemerkt. De werknemer is voor zijn levensonderhoud van de verwerving van zijn inkomen afhankelijk. In deze zaak is voldoende aannemelijk dat [verweerder] na het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid van [eiser] door ziekte bewust onwillig is het salaris uit te betalen. In het algemeen, maar zeker in geval van ziekte van de werknemer, is dit de werkgever ernstig aan te rekenen. Daarbij komt dat de werkgever kennelijk in staat is verhaal door de werknemer op zijn vermogen illusoir te maken. [eiser] wordt daarmee door [verweerder] in een positie gebracht, waarin hij niet gebracht had mogen worden. De kantonrechter merkt dit alles aan als een dringende reden voor [eiser] om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen, temeer nu andere pogingen van [eiser] om tot een oplossing te komen hebben gefaald.
4.4. De dringende reden rechtvaardigt de onmiddellijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst als hierna uit te spreken.
4.5. Nu de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op grond van een dringende reden heeft [eiser] geen aanspraak op toekenning van een vergoeding (artikel 7:685 lid 8 kent die mogelijkheid slechts toe ingeval van ontbinding wegens veranderingen in de omstandigheden). Gelet op dit oordeel komt aan de toelichting in de eerder genoemde faxbrief van 21 maart 2013 (over de gevolgen van een toe te kennen vergoeding in het geval van [eiser]) verder geen betekenis toe. Dit alles betekent dat aanstonds kan worden beslist. De gevraagde ontbinding zal zonder toekenning van een vergoeding worden uitgesproken.
4.6. De kantonrechter zal [verweerder] veroordelen in de proceskosten aan de zijde van [eiser] als hierna te melden.
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1. ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 23 maart 2013;
5.2. wijst het meer of anders verzochte af;
5.3. veroordeelt [verweerder] in de proceskosten aan de zijde van [eiser], tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 400,- aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2013.