ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ6328

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/16/334378/FT-RK 12.1488 en C/16/334380/FT-RK 12.1489
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord in faillissementsrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 maart 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord, ingediend door [verzoekers c.s.], bestaande uit een verzoeker en verzoekster, beiden met een schuldenlast van € 112.326,88. De verzoekers hebben een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en een dwangakkoord als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet. Tijdens de zitting op 28 februari 2013 zijn de verzoekers en hun schuldhulpverleners verschenen, terwijl De Nederlandsche Voorschotbank B.V. (DNV) niet aanwezig was en geen verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat DNV in redelijkheid niet tot weigering van het akkoord heeft kunnen komen, gezien de onevenredigheid tussen haar belangen en die van de verzoekers en andere schuldeisers. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzoekers, met een gespaard saldo van circa € 3.100,00, in staat zijn om aan hun verplichtingen te voldoen en dat het aangeboden minnelijk traject waarborgen biedt voor de schuldeisers. De rechtbank heeft DNV bevolen in te stemmen met de schuldregeling en haar veroordeeld in de kosten van het geding, begroot op € 904,00 exclusief BTW. De uitspraak benadrukt de mogelijkheden van een dwangakkoord in faillissementsprocedures en de rol van de rechtbank in het waarborgen van de belangen van schuldenaren en schuldeisers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummers: C/16/334378/FT-RK 12.1488 en C/16/334380/FT-RK 12.1489
uitspraakdatum: 5 maart 2013
uitspraak op grond van artikel 287a van de Faillissementswet (‘dwangakkoord’)
enkelvoudige kamer
in de zaak van
[verzoeker],
geboren op [1978] te [geboorteplaats] (Turkije),
hierna: [verzoeker],
en
[verzoekster]
geboren op [1981] te [woonplaats],
hierna: [verzoekster],
beiden wonende te [adres], [woonplaats],
hierna in gezamenlijkheid: [verzoekers c.s.],
tegen
De Nederlandsche Voorschotbank B.V.,
kantoorhoudende te Amsterdam, postadres: Postbus 855, 1000 AW Amsterdam, in deze vertegenwoordigd door gerechtsdeurwaarder Beekman & Partners, kantoorhoudende te Apeldoorn, postadres: Postbus 464, 7300 AL Apeldoorn,
hierna: DNV.
1. De procedure
Door [verzoekers c.s.] is tegelijk met het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling een verzoek ingediend tot het instellen van een dwangakkoord als bedoeld in artikel 287a Fw. Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 28 februari 2013. Hierbij zijn verschenen:
- [verzoeker];
- [verzoekster];
- Mevrouw [A], schuldhulpverlener;
- Mevrouw [B], schuldhulpverlener en kantoorgenoot van mevrouw [A];
- De heer [C], hulpverlener van [verzoekers c.s.];
- Mevrouw [D], beschermingsbewindvoerder van [verzoekers c.s.].
DNV is niet ter terechtzitting verschenen, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen.
2. Het verzoek
[verzoekers c.s.] heeft middels zijn schuldhulpverlener op of rond 27 juli 2012 een aanbod gedaan aan zijn schuldeisers. Dit aanbod houdt –kort en zakelijk weergegeven– het volgende in. [verzoekers c.s.] zal in de aangeboden looptijd van 36 maanden zijn inkomen reserveren boven het (op basis van de Recofa-richtlijnen berekende) vrij te laten bedrag. Deze reserveringen worden door de schuldhulpverlener jaarlijks aan de schuldeisers uitgekeerd. Reserveringen van minder dan € 250,00 worden na afloop van de schuldbemiddeling uitgekeerd. Op of rond 22 oktober 2012 is er een aangepast aanbod gedaan, omdat in de berekening van het vrij te laten bedrag een correctie is opgenomen voor het beschermingsbewind van [verzoekers c.s.]. Dit beschermingsbewind is op verzoek van [verzoekers c.s.] ingesteld op 28 augustus 2012. In het gewijzigde aanbod heeft de schuldhulpverlener geprognosticeerd dat op de hiervoor omschreven wijze circa 10,04% op elke vordering kan worden voldaan. Volgens het aanbod dienen de schuldeisers het resterende deel van hun vordering kwijt te schelden. De schuldenlast van [verzoekers c.s.] bedraagt € 112.326,88, verdeeld over 18 schuldeisers. De vordering van DNV bedraagt € 60.143,12, derhalve 53,5% van de schuldenlast. Alle schuldeisers behalve DNV hebben met het aanbod ingestemd.
[verzoekers c.s.] heeft verzocht om DNV te bevelen alsnog met het aanbod in te stemmen.
3. Het verweer
DNV is niet ter terechtzitting verschenen, en heeft evenmin haar bezwaren schriftelijk aan de rechtbank kenbaar gemaakt. Wel heeft de schuldhulpverlener een aan haar gerichte e-mail van DNV als bijlage bij het verzoek gevoegd. Hieruit valt op te maken dat DNV de voorkeur heeft voor het wettelijk traject, aangezien dit meer waarborgen zou hebben. DNV heeft in die e-mail niet nader toegelicht op welke waarborgen zij doelt. Het voorgaande leidt ertoe dat DNV aan de rechtbank geen verweer bekend heeft gemaakt danwel (voor zover de aan de schuldhulpverlener gerichte e-mail als verweer kan worden aangemerkt) haar verweer onvoldoende heeft gemotiveerd.
4. De beoordeling van het verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord
Het verzoek zal slechts kunnen worden toegewezen als DNV in redelijkheid niet tot weigering van het akkoord heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van [verzoekers c.s.] of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. Het inkomen van [verzoeker] bestaat sinds 2002 uit een vaste, fulltime dienstbetrekking. [verzoekster] is arbeidsongeschikt en ontvangt een WAO- uitkering. Er zijn geen indicaties dat het inkomen van [verzoekers c.s.] op korte termijn zal veranderen. Sinds de aanmelding van [verzoekers c.s.] bij schuldhulpverlening is er circa € 3.100,00 gespaard. Dit spaarsaldo zal via de schuldhulpverlener eveneens worden aangewend voor de schuldeisers. De schuldhulpverlener heeft verklaard dat de looptijd van 36 maanden zal ingaan op het moment dat het onderhavige verzoek zal zijn toegekend. In het wettelijk traject zijn de kosten voor bewindvoering minimaal € 2.120,76, terwijl de schuldhulpverlener aangegeven heeft dat in het aanbod (in tegenstelling tot wat er in de aanbiedingsbrieven is vermeld) geen kosten voor bemiddeling worden ingehouden van de reserveringen. De rechtbank stelt aldus vast dat DNV bij aanvaarding van het akkoord vrijwel zeker een hoger percentage van haar vordering tegemoet kan zien dan in het geval van een wettelijke schuldsanering. In het aangeboden minnelijk traject is er bovendien beschermingsbewind ingesteld, hetgeen buiten het te houden toezicht door de schuldhulpverlener waarborgen biedt voor de schuldeisers van [verzoekers c.s.] dat de gemaakte afspraken zullen worden nagekomen.
Het uitgangspunt is derhalve dat DNV op grond van de inhoud van de aangeboden schuldregeling in redelijkheid niet tot weigering van instemming met deze schuldregeling heeft kunnen komen. DNV heeft geen belang bij weigering van haar instemming, terwijl [verzoekers c.s.] wel belang heeft bij aanvaarding van de schuldregeling.
Het verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord zal op grond van het voorgaande worden toegewezen.
Nu DNV niet in redelijkheid tot weigering van instemming met het aanbod heeft kunnen komen zal zij als weigerende schuldeiser veroordeeld worden in de kosten. Deze kosten zijn te begroten op 2 punten van het gehanteerde liquidatietarief, zijnde een bedrag van € 904,-, exclusief BTW.
5. Beslissing
De rechtbank
- beveelt De Nederlandsche Voorschotbank B.V., kantoorhoudende te Amsterdam, postadres: Postbus 855, 1000 AW Amsterdam, in te stemmen met de onder 2. bedoelde schuldregeling;
- veroordeelt De Nederlandsche Voorschotbank B.V. voornoemd in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van [verzoekers c.s.] begroot op € 904,00 exclusief BTW.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M. Staal en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2013.