ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7090

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/16/330109 / HA ZA 12-1103
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en verwijzing naar de kantonrechter in een geschil over een financial lease overeenkomst

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, stond de vraag centraal of de rechtbank bevoegd was om kennis te nemen van een geschil tussen ISL Automatisering B.V. en Econocom Nederland B.V. Het geschil betrof de vraag of er een overeenkomst tot stand was gekomen tussen partijen, waarbij Econocom de overeenkomst kwalificeerde als een financial lease overeenkomst. Econocom vorderde dat de rechtbank de zaak zou verwijzen naar de kantonrechter, omdat volgens haar de overeenkomst moest worden aangemerkt als een huurkoopovereenkomst in de zin van artikel 7A:1576h BW, wat zou betekenen dat de kantonrechter exclusief bevoegd zou zijn. ISL voerde verweer tegen deze vordering.

De rechtbank oordeelde dat het beroep op de exceptie van onbevoegdheid niet te laat was ingediend, ondanks dat er eerder een kort geding en een voorlopig getuigenverhoor had plaatsgevonden. De rechtbank stelde vast dat de bevoegdheidsregels voor een kort geding anders zijn dan voor een bodemprocedure. Vervolgens oordeelde de rechtbank dat de vraag of een huurkoopovereenkomst was aangegaan, relevant was voor de beoordeling van de zaak en dat de zaak daarom naar de kantonrechter moest worden verwezen.

De rechtbank wees de vordering van Econocom toe en verwees de zaak naar de rolzitting van de kantonrechter in Utrecht. Tevens werd ISL als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van Econocom waren begroot op € 452,00. De rechtbank gaf partijen ook instructies over de verdere procedure en het griffierecht. Dit vonnis werd uitgesproken op 23 januari 2013 door mr. S.C. Hagedoorn.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling civielrecht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/330109 / HA ZA 12-1103
Vonnis in incident van 23 januari 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ISL AUTOMATISERING B.V.,
gevestigd te Venlo,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. H. Nieuwenhuizen te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECONOCOM NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F.G. van der Geld te Veghel.
Partijen zullen hierna ISL en Econocom genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de incidentele conclusie tot verwijzing naar de kantonrechter,
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. Econocom vordert dat de rechtbank de zaak verwijst naar de kantonrechter. Zij voert daartoe aan dat het geschil tussen partijen draait om de vraag of er tussen hen een overeenkomst tot stand is gekomen. De betreffende overeenkomst wordt door Econocom gekwalificeerd als een financial lease overeenkomst. Deze overeenkomst moet worden aangemerkt als een huurkoopovereenkomst in de zin van artikel 7A: 1576h BW en behoort derhalve ingevolge artikel 93 sub c Rv tot de exclusieve competentie van de kantonrechter, aldus Econocom. ISL voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2. ISL stelt dat het beroep op de exceptie van onbevoegdheid te laat, dat wil zeggen niet voor alle weren, is gedaan. In deze kwestie is tussen partijen al een kort geding gevoerd en een voorlopig getuigenverhoor gehouden. Beide bij de rechtbank. In beide procedures is de exceptie niet opgeworpen en daarom dient deze nu als tardief gepasseerd te worden. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op de exceptie van onbevoegdheid niet te laat is ingesteld. Voor een kort geding procedure gelden andere bevoegdheidsregels dan voor een bodemprocedure. Datzelfde geldt voor de verzoekschriftprocedure waarbij een voorlopig getuigenverhoor kan worden gelast. Artikel 93 Rv geldt alleen voor de dagvaardingsprocedure.
2.3. ISL stelt vervolgens dat de overeenkomst waar het geschil om draait moet worden aangemerkt als een financial lease en dat het de vraag is of dit als huurkoop moet worden aangemerkt. ISL haalt een noot aan van professor Abbas die betrekking heeft op de vraag of een lease met een daaraan verbonden zeer aantrekkelijke koopoptie onder de huurkoopbepalingen valt. Op pagina 5 van de offerteaanvraag van [Naam] Hogeschool staat “ Overal waar in deze offerteaanvraag lease staat wordt financial lease bedoeld. Aan het einde van de looptijd van de overeenkomst gaat het eigendom van de ICT werkstations van rechtswege over op [Naam] hogeschool.”. ISL heeft, in het licht van dit onderdeel van de offerteaanvraag, onvoldoende gemotiveerd dat het in deze zaak gaat om een lease overeenkomst met een koopoptie, zodat de rechtbank niet toekomt aan een beoordeling van haar stelling dat dit type overeenkomst niet als huurkoop moet worden aangemerkt. ISL heeft haar stelling dat een Financial lease niet moet worden aangemerkt als huurkoop niet verder gemotiveerd. De rechtbank zal dus aan deze stellingen voorbijgaan.
2.4. ISL stelt voorts dat het hier niet gaat om een zaak “betreffende” een huurkoopovereenkomst. De vordering betreft de nakoming van de toezegging om een overeenkomst aan te gaan en betreft niet de inhoud of gevolgen van die overeenkomst. De vraag is of deze zaak daarmee wel valt binnen de reikwijdte van artikel 93 sub c Rv. De rechtbank is van oordeel dat dit wel het geval is. De vraag of een huurkoopovereenkomst is aangegaan moet worden gezien als een vraag betreffende de huurkoopovereenkomst. De zaak moet daarom worden verwezen naar de kantonrechter.
2.5. ISL zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst de vordering toe,
3.2. veroordeelt ISL in de kosten van het incident, aan de zijde van Econocom tot op heden begroot op € 452,00,
in de hoofdzaak
3.3. verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Utrecht op 6 februari 2013 om 9.30 uur,
3.4. wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
3.5. wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
3.6. wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2013.?