ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7178

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
852913 UE VERZ 13-175 MJ(4221)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens vertrouwensbreuk en belangenverstrengeling

In deze zaak heeft de kantonrechter op 11 april 2013 uitspraak gedaan over het verzoek van BMN Bouwmaterialen B.V. tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder]. De zaak draait om de vraag of [verweerder] zich schuldig heeft gemaakt aan het doorgeven van vertrouwelijke bedrijfsinformatie aan een concurrent, Imabo, waar hij een vriendschappelijke relatie mee had. De feiten tonen aan dat [verweerder] sinds 2002 in dienst was bij BMN en dat zijn functie commercieel medewerker buitendienst was. In 2012 startte [B], een voormalige directeur van BMN, een concurrerende onderneming, wat leidde tot een veranderde dynamiek binnen BMN. BMN heeft [verweerder] beschuldigd van het delen van vertrouwelijke informatie met Imabo, wat resulteerde in een vertrouwensbreuk. De kantonrechter heeft vastgesteld dat hoewel [verweerder] onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van BMN, er geen dringende reden voor ontslag was. De kantonrechter oordeelde dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was, maar dat de omstandigheden niet zodanig waren dat dit zonder vergoeding kon plaatsvinden. De kantonrechter heeft een vergoeding van € 34.000,00 toegekend aan [verweerder].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 852913 UE VERZ 13-175 MJ(4221)
Beschikking van 11 april 2013
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BMN Bouwmaterialen B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
verder ook te noemen BMN,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. S.J. van IJsendoorn,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. J.E. Hoetink.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met 22 producties
- het verweerschrift met eveneens 22 producties
- de bij brief van 19 maart 2013 toegezonden producties 23 tot en met 27 van verzoeker
- de pleitnota van BMN
- de mondelinge behandeling van 21 maart 2013.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
2.1. [verweerder], geboren op 1 april 1967 en thans derhalve 46 jaar oud, is op 15 april 2002 in dienst van de rechtsvoorganger van BMN getreden. Het dienstverband is aangegaan voor onbepaalde tijd. [verweerder] is werkzaam in de functie van commercieel medewerker buitendienst in de vestiging Nieuwegein. Het brutoloon bedraagt € 3.844,62 per maand.
2.2. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO HIBIN van toepassing.
2.3. In zijn functie is [verweerder] onder meer verantwoordelijk voor de vertegenwoordiging van BMN op het gebied van bouwmaterialen in ruime zin, het onderhouden en opzetten van klantencontact, het doorgeven van prijsopgaven aan de binnendienst en het opvolgen van offertes. [verweerder] rapporteert aan de vestigingsmanager, de heer [naam] (hierna [A]).
2.4. BMN, toen nog IMABO geheten, is in 2008 overgenomen door CRH Bouwmaterialen B.V. (hierna CRH) van onder meer [naam] (hierna [B]). [B] is tot januari 2009 directeur gebleven van BMN. Na het verstrijken van een tussen CRH en [B] overeengekomen periode van non-concurrentie (van drie jaar) is [B] op 13 augustus 2012 een met BMN concurrerende bouwmaterialenhandel gestart in Nieuwegein onder de oude naam van BMN, IMABO. Sedertdien zijn meerdere werknemers van BMN overgestapt naar dat IMABO.
2.5. [verweerder] heeft in de periode dat [B] directeur was van BMN nauw met hem samengewerkt. Tussen hen is een vriendschappelijke relatie ontstaan. Ook de relatie tussen BMN en [B] is door BMN als goed ervaren tot begin 2012, waarbij sprake was van een natuurlijk proces van loslaten.
2.6. Op 6 november 2012 heeft een medewerker van BMN op het scherm van de zakelijke computer van [verweerder] gezien dat een privé hotmail account van [verweerder] geopend was op het mapje ‘verzonden items’ en dat daarin verschillende klantnamen zichtbaar waren. Deze medewerker heeft daarvan schermafdrukken gemaakt en zijn leidinggevende [A] geïnformeerd. Hij heeft onder meer vastgesteld dat door [verweerder] een map ‘Imabo [naam]’ was aangemaakt met daarin e-mails met aan derden verzonden commerciële bedrijfsinformatie van BMN (klantgegevens en (werk-)opdrachten). BMN heeft daarop een bedrijfsrecherchebureau opdracht gegeven onderzoek te doen naar de gedragingen van [verweerder] met het doel vast te stellen of [verweerder] zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling dan wel het lekken van vertrouwelijke informatie.
2.7. BMN heeft [verweerder] op 6 december 2012 geconfronteerd met de resultaten van het onderzoek door het bedrijfsrecherche bureau en hem op non-actief gesteld op de grond dat [verweerder] hoogst vertrouwelijke bedrijfsinformatie per e-mail heeft verzonden aan derden, die zakelijk actief zijn op hetzelfde terrein als BMN. BMN heeft dit bij brief van 7 december 2012 aan [verweerder] bevestigd met de mededeling dat er mogelijk sprake kan zijn van een dringende reden voor ontslag op staande voet, dat [verweerder] in de gelegenheid is gesteld om tijdens het gesprek te reageren maar dat hij dat op dat moment niet wilde zonder juridisch adviseur of vertrouwenspersoon en dat het vertrouwen van BMN in [verweerder] “grondig en onherstelbaar is beschadigd”. BMN stelt in deze brief een gesprek voor op 14 december 2012 om te bezien of een onderlinge regeling tot de mogelijkheden behoort.
2.8. [verweerder] is sinds 12 december 2012 ziek.
2.9. Bij kort geding vonnis van deze rechtbank van 14 maart 2013 is voorshands geoordeeld dat vier voormalig werknemers van BMN in strijd met hun met BMN overeengekomen concurrentiebeding hebben gehandeld door na de beëindiging van het dienstverband met BMN in juli en september 2012 in dienst te treden van (een werkmaatschappij van) Imabo. Blijkens dat vonnis zijn deze werknemers op 5 oktober 2012 door BMN gesommeerd hun dienstverband met Imabo te eindigen.
3. Het verzoek en het verweer
3.1. BMN verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de grond dat er sprake is van zodanig handelen van [verweerder] dat dit haar een dringende reden voor ontslag geeft en de overeenkomst op die grond wegens gewichtige redenen moet worden ontbonden. Indien ontbinding op die grond niet mogelijk is, verlangt zij ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens veranderingen van omstandigheden als gevolg van de door de handelwijze van [verweerder] veroorzaakte ernstige en onherstelbare vertrouwensbreuk.
3.2. BMN heeft op grond van de resultaten van een door een bedrijfsrecherchebureau ingesteld onderzoek de volgende concrete omstandigheden aan haar verzoek ten grondslag gelegd:
1) het door [verweerder] doorsturen van haar klantgegevens van [C] (bouwbedrijf) en van [D] aan Imabo;
2) het aan Imabo doorsturen van concrete opdrachten en aanvragen voor opdrachten;
3) het delen van een ‘handige’ kortingcalculator met wellicht bedrijfsgegevens van BMN;
4) het betrekken van Imabo bij een afspraak met de volgende klanten van BMN: F5, [E] en [F];
5) het doorsturen van een via de zakelijke e-mail van BMN ontvangen prijsaanvraag van klant [G] (niet zijnde [B] van Imabo) naar de privé email van [verweerder] en van daaruit naar de heer [H], een werknemer van Imabo (en oud-werknemer van BMN);
6) het doorsturen van een aanvraag van klant [I] aan Imabo met het verzoek dit op te nemen met [J] die op dat moment nog bij BMN werkzaam was maar die twee maanden later in dienst van Imabo is getreden;
7) het doorsturen van een op de privé email ontvangen prijsaanvraag van een aannemer naar een leverancier met het verzoek: “Svp niet aan de grote klok hangen en niet svp de Aannemer bellen!!!”;
8) een voorstel per email van [verweerder] aan Imabo “Is het een idee dat ik het eerste jaar onder een andere naam ga werken? (…) Dit voorkomt een hoop gezeik en gezeur via procedures lijkt mij”;
9) gebleken dagelijks telefooncontact via de zakelijke telefoon tussen [verweerder] en [B] en [H] van Imabo;
10) de aanwezigheid van [verweerder] bij Imabo op 30 november 2012 gedurende ruim vier uur.
3.3. [verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij heeft bestreden geheime bedrijfsinformatie aan Imabo te hebben verstrekt waarbij hij de voorbeelden genoemd in 3.2 onder 1) ten aanzien van [D] alsmede onder 4), 6) en 7) concreet gemotiveerd heeft weersproken. Het door BMN onder 8) aangevoerde is gebaseerd op een volgens [verweerder] grove schending van diens privacy zodat dit volgens hem buiten beschouwing moet blijven. Het onder 9) en 10) gestelde laat zich volgens [verweerder] verklaren door de binnen het familiebedrijf van BMN door hem en veel van zijn collega’s in het verleden met [B] opgebouwde goede relatie die ook na het vertrek van [B] bij BMN is voortgezet zonder zakelijke context. Het onder 3) gestelde betreft volgens [verweerder] een algemeen aan bouwmaterialenhandels beschikbaar gestelde calculator. [verweerder] beschouwt de beschuldiging van bedrijfsspionage als buitenproportioneel omdat dit niet in verhouding staat tot zijn contacten met Imabo. Hij ziet dit voorts als een strafmaatregel omdat hij eerder een voorstel van BMN om in te stemmen met een ongunstiger arbeidsovereenkomst had geweigerd.
[verweerder] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair tot toekenning van een vergoeding van € 150.000,- bruto te vermeerderen met € 4.776,25 bruto voor elke maand dat [verweerder] door BMN aan het met hem overeengekomen concurrentiebeding wordt gehouden met een maximum van 12 maanden.
4. De beoordeling
4.1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod, hetgeen niet het geval is. Weliswaar is [verweerder] vanaf 12 december 2012 arbeidsongeschikt door ziekte, maar de voor ontbinding aangevoerde gronden staan daar geheel los van. Gelet op de aard van de gemaakte verwijten en de voor de werkgever en werknemer bestaande re-integratieverplichtingen bestaat bovendien juist behoefte aan duidelijkheid in deze.
4.2. Daarnaast stelt de kantonrechter het volgende voorop.
BMN heeft niet weersproken dat tussen [B] en meerdere van haar personeelsleden, waaronder in ieder geval ook [verweerder], een nauwe en zelfs vriendschappelijke (werk-)relatie is ontstaan in de periode dat [B] directeur/eigenaar van BMN was. De contacten bleven niet beperkt tot de werkvloer, maar kregen ook privé een vervolg. Dit verandert niet na de verkoop van zijn bedrijf in 2008 aan CRH, [B] blijft nadien ook aan BMN verbonden. Het was zelfs de bedoeling dat hij dit zou blijven gedurende drie jaar en zijn eerder vertrek in februari 2009 is blijkens de toelichting van BMN slechts ingegeven door optredende veranderingen als gevolg van de overname. Nadien is het contact met BMN tot 2012 goed gebleven, BMN omschrijft die periode als een “natuurlijk proces van loslaten”. Binnen dit aldus verkregen beeld past naadloos dat medewerkers van BMN, zoals [verweerder] blijkens zijn toelichting, in [B] een onverdachte gesprekspartner blijven zien. Gelet op de bedoelingen van BMN en [B] om nog gedurende drie jaar na overname samen te blijven werken, moet worden aangenomen dat dergelijke contacten tussen het personeel van BMN en [B] als normaal werden gezien en zeker niet werden ontmoedigd.
4.2.1. BMN omschrijft zelf dat in die relatie een kentering optreedt in 2012 omdat [B] in dat jaar een concurrerende onderneming in de nabijheid van BMN start. Het is de vraag of deze kentering en een daaraan verbonden verwachting van BMN dat haar personeel zich anders dan voorheen opstelt ten opzichte van [B], voldoende duidelijk binnen de organisatie is kenbaar gemaakt. Dat reeds in maart 2012 intern te kennen is gegeven dat BMN geen zaken meer wil doen met het aan Imabo gelinkte bedrijf “’t Klooster”, zoals BMN onder verwijzing naar productie 23 heeft aangevoerd, volgt niet uit die productie. Wel volgt uit de door BMN overgelegde powerpoint presentatie van het campagne voorstel “Fileer Nieuwegein” dat BMN heeft stil gestaan bij de komst, medio juli 2012, van Imabo als nieuwe concurrent, in welk verband in de presentatie wordt gesproken over een commercieel “aanvalsplan”. Deze presentatie is in mei 2012 aan het personeel getoond en de kantonrechter heeft geen reden te twijfelen dat de inhoud daarvan in die periode bij [verweerder] in ieder geval bekend is geraakt. Anders dan BMN heeft betoogd valt daarin echter niet te lezen dat alle contacten met Imabo (en [B]) moeten worden gestaakt. Evenmin blijkt daar enige vorm van animositeit uit. Wel moet aan ieder en dus ook aan [verweerder] op dat moment duidelijk zijn, dat de bestaande verhoudingen niet meer dezelfde zijn als voorheen en dat [B] niet langer synoniem staat aan de belangen van BMN alleen, integendeel.
4.2.2. BMN heeft verder aannemelijk gemaakt dat een verdere aanscherping in de relatie tot [B] is ontstaan toen medio 2012 een viertal medewerkers ondanks een met BMN overeengekomen non-concurrentiebeding in dienst van (een werkmaatschappij van) Imabo traden. Dat de sommatie door BMN in oktober 2012 van deze medewerkers (en dus oud-collega’s van [verweerder]) van oktober 2012 niet bekend was bij [verweerder] is niet door hem gesteld en is evenmin aannemelijk. [verweerder] behoort op dat moment te begrijpen dat de vriendschappelijke relatie met [B] strikt van de zakelijke relatie tot [B] en diens onderneming moet worden gescheiden.
4.3. Tegen deze achtergrond zal de kantonrechter oordelen over het verwijt dat BMN, dat er in de kern op neer komt dat [verweerder] de grenzen van het toelaatbare heeft overtreden door bedrijfsinformatie van BMN aan [B] door te geven. [verweerder] heeft ontkend vertrouwelijke informatie te hebben doorgegeven.
4.4. Uit de overgelegde toelichting van het hoofd binnendienst van BMN, de heer [naam] (hierna: [K]) , blijkt dat hij op 6 november 2012 tijdens een gesprek met een collega aan het bureau van [verweerder] door aanraking van de ‘muis’ het scherm van de bedrijfscomputer van [verweerder] had geactiveerd waarop meteen de bestanden van een op dat moment nog actief privé hotmail account van [verweerder] zichtbaar werden en dat daarop berichten van [B] stonden en dat er een map ‘Imabo [naam]’ was aangemaakt. Uit de overgelegde productie 7 van BMN volgt dat daarin in ieder geval mailtjes stonden met de aanduidingen:
- [L] en “afspraak”
- [emailadres]... en [naam] (Betr. Silka kortingscal[C] en fw: e-mailadres
[verweerder] heeft niet bestreden dat [L] een klant is van BMN (bouwbedrijf 2) en dat hij de klantgegevens (kennelijk een e-mailadres van die klant) heeft doorgestuurd aan [B]. Een verklaring daarvoor is niet gegeven. Partijen hebben zich niet uitgelaten over [bedrijf] maar ook hier geldt dat de naam wijst op een partij actief in de bouwwereld die in verband met een afspraak wordt gebracht. Gelet op de van [verweerder] te verwachten loyaliteit jegens zijn werkgever en het door deze met [verweerder] overeengekomen geheimhoudingsbeding, dient [verweerder] zich vanaf het moment, dat hem redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat [B] niet langer als de vertrouwenspersoon maar als concurrent van BMN kan worden gezien, te onthouden van het met [B] delen van dergelijke gegevens. De e-mail met betrekking tot [bedrijf 1] noch die met betrekking tot [C] zijn echter door BMN gedateerd, zodat thans niet kan worden vastgesteld dat deze informatie is verzonden op een moment dat [verweerder] zich bewust had moeten zijn dat dit onjuist was. Daarnaast heeft te gelden dat het delen van deze informatie weliswaar vanaf enig moment onjuist is, maar dat de aard en inhoud van die informatie nog niet de conclusie wettigt dat [verweerder] BMN een dringende reden voor de beëindiging van de arbeidsrelatie heeft gegeven.
Dat was kennelijk ook de conclusie van BMN, die nader onderzoek geïndiceerd achtte. Dat BMN (althans [K]) van voornoemde e-mailberichten kennis heeft genomen, kan [verweerder] BMN niet verwijten nu hij zelf de betreffende informatie min of meer openlijk zichtbaar op het scherm van zijn werk-pc heeft achter gelaten. Op dat moment was van een gerichte en mogelijk ontoelaatbare zoekactie van de werkgever in de privé correspondentie van [verweerder] in ieder geval (nog) geen sprake en van de werkgever kan bezwaarlijk verlangd worden dat zij deze aanwijzingen van mogelijk onvoldoende integer handelen van haar werknemer negeert.
Naar de kantonrechter uit het overgelegde rapport van een bedrijfsrecherchebureau afleidt, zijn ook de in overweging 3.2 onder 1) tot en met 8) genoemde constateringen alle afkomstig van [K], die kennelijk naar aanleiding van de drie hiervoor genoemde mailtjes ook andere e-mailberichten in het privé e-mailaccount van [verweerder] is gaan bekijken. Hoewel deze handelwijze op gespannen voet staat met de ook door de werkgever en haar personeel te respecteren privacy van [verweerder], oordeelt de kantonrechter dat in dit geval geen grenzen zijn overschreden: de privé e-mail van [verweerder] was na de aanraking van de muis openlijk zichtbaar en gaf aanleiding voor het vermoeden dat [verweerder] zich schuldig maakte aan het doorgeven van bedrijfsinformatie.
4.5. Uit de toelichting van BMN volgt dat de bevindingen van [J] voor haar reden waren om nader onderzoek naar de handelwijze van [verweerder] in te stellen, mede in het licht van het bij BMN in die periode gerezen vermoeden dat geheime bedrijfsinformatie bij Imabo terecht was gekomen. BMN heeft daarop een bedrijfsrecherchebureau ingeschakeld. Gelet op de concrete aanleiding voor dit onderzoek, de jegens [verweerder] gerezen verdenking, is dit onderzoek - dat beperkt was tot het gebruik van de zakelijke telefoon en de zakelijk ter beschikking gestelde auto tijdens werktijden - niet buitenproportioneel te achten. Dat onderzoek heeft geleid tot de vaststelling dat [verweerder] regelmatig telefonisch contact had met [B] en[H] ook bij Imabo op bezoek is gegaan.
4.6. Aldus dient de kantonrechter de vraag te beantwoorden of de bevindingen van [K] en van het bedrijfsrecherchebureau de conclusie wettigen dat [verweerder] bedrijfsgegevens van BMN aan concurrent Imabo heeft doorgegeven terwijl hij wist of had moeten weten dat dit voor BMN nadelig kan zijn.
4.7. In overweging 4.4 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de daar besproken voorbeelden nog niet de conclusie rechtvaardigen dat er sprake is geweest van dermate laakbaar handelen van [verweerder] dat dit de werkgever een dringende reden geeft om de arbeidsrelatie te beëindigen. Evenmin rechtvaardigen die voorbeelden de conclusie dat verdere samenwerking niet meer mogelijk is. Minder vergaande corrigerende maatregelen van de werkgever lagen meer voor de hand. De kantonrechter zal hierna beoordelen of de overige door BMN genoemde voorbeelden alsnog tot een andere conclusie moeten leiden.
Doorsturen van telefoonnummer van klant [D]
4.7.1. Het doorgeven van een telefoonnummer van klant [D] is blijkens de door [verweerder] overgelegde verklaring van die[D] uitsluitend geschied in verband met een privé aangelegenheid tussen [D] en [B]. Dat dit anders ligt, is onvoldoende aannemelijk geworden. Dat neemt niet weg dat [verweerder] uitsluitend over die informatie beschikte, omdat [D] klant is van BMN. In het licht van de in het verleden bestaande goede onderlinge contacten en het doel van het doorgeven van dat nummer, oordeelt de kantonrechter echter dat hier nog net geen grens is overschreden. Daarbij is van belang dat [B] ongetwijfeld langs andere weg ook aan die informatie kon zijn gekomen. Dat het privé belang blijkens productie 13 zag op de wens van [D] om met [B] over grondposities te praten maakt dit niet anders. Weliswaar loopt [verweerder] daarmee het risico dat het gesprek over grondposities al snel zal worden gekoppeld aan de door [B] mogelijk te leveren bouwmaterialen, maar als [D] belangstelling had voor grond (van [B], BMN heeft geen grond), is hier geen sprake van concurrentievervalsend doorgeven van vertrouwelijke informatie.
Het aan Imabo doorsturen van opdrachten en aanvragen: 2) en 5) tot en met 7)
4.7.2. BMN heeft niet concreet onderbouwd dat [verweerder] andere dan de in overweging 3.2 onder 5) tot en met 7) genoemde gevallen opdrachten of aanvragen voor opdrachten aan Imabo heeft doorgespeeld.
4.7.3. Dit brengt de kantonrechter tot beoordeling van die gevallen.
Ten aanzien van het onder 5) genoemde voorbeeld heeft [verweerder] aangevoerd (productie 13) dat dit zag op prijsafstemming met Imabo. BMN heeft daartegenover aangevoerd dat dergelijke prijsafstemming niet is toegestaan binnen haar organisatie, dat zij haar werknemers daar ook op wijst en daar regelgeving voor heeft ontwikkeld en dat dergelijke prijsafstemming ook niet voorkomt in de praktijk. [verweerder] heeft ter zitting bestreden dat binnen BMN actief werd opgetreden tegen prijsafstemming. Wat daar ook van zij, niet kan worden uitgesloten dat [verweerder] hier zijn boekje te buiten is gegaan en inderdaad aan verboden prijsafstemming met een concurrent heeft gedaan. Die fout is echter in deze zaak niet inzet om te komen tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Niet kan worden uitgesloten dat [verweerder] met die actie niet ten doel had Imabo vertrouwelijke bedrijfsinformatie te geven ten nadele van BMN, maar juist dacht in het belang van BMN te handelen.
Ook het voorbeeld onder 7) ziet op mogelijk ander laakbaar handelen van [verweerder], dat niet aan het verzoek tot ontbinding ten grondslag is gelegd en dus buiten beschouwing dient te blijven.
Het voorbeeld onder 6) betreft het doorsturen in juni 2012 van een aanvraag van klant [I] naar Imabo. [verweerder] heeft toegelicht dat in dat geval BMN geen zaken wilde doen met [I] vanwege de kredietlimiet. BMN heeft dit bestreden door er op te wijzen dat BMN volgens haar systemen ‘gewoon levert’ aan [I] en dat het in dit geval ging om een aan [I] gelieerde en inmiddels gefailleerde firma “Novu Bouw Niroc”. In de door [verweerder] overgelegde verklaring van [I] is te lezen: “”(…) Helaas was BMN niet bereid te leveren i.v.m. krediet limiet Novu Bouw-Niroc. (…). De kantonrechter concludeert dat BMN kennelijk in dat geval vanwege de betrokkenheid van Novu Bouw-Niroc niet wilde leveren. Dat komt overeen met de toelichting van [verweerder]. Niet valt in te zien dat [verweerder] in die omstandigheden had moeten begrijpen dat verwijzing van deze klant naar concurrent Imabo onjuist is. De verwijzing van BMN naar de presentatie van mei 2012 (overweging 4.2.1) is daarvoor onvoldoende, nu die presentatie op dat punt geen duidelijke richtlijnen kent. Het is de kantonrechter niet duidelijk geworden waarom [verweerder] na de afwijzing van deze klant door BMN nog eens had moeten overleggen met [A] of [K]. Van een bedoeling van [verweerder] om hier Imabo ten koste van BMN te bevoordelen is onvoldoende gebleken.
Het delen van een kortingcalculator
4.7.4. Voor het verzenden van een kortingcalculator heeft [verweerder] een aannemelijke verklaring gegeven, waaruit volgt dat niet van het verstrekken van vertrouwelijke gegevens sprake is geweest.
Het voorstel aan Imabo onder een andere naam te gaan werken
4.7.5. Dit verder niet gedateerd e-mailbericht van [verweerder] komt er op neer dat hij van plan is bij Imabo te gaan werken, maar voorstelt dat te gaan doen onder een valse naam.
De kantonrechter overweegt dat het voorstel van [verweerder] uiteraard niet door de beugel kan, maar tegelijk is geschreven in de vertrouwelijke sfeer van de privé e-mail van [verweerder] met een bevriende relatie. Het is niet tot een uitvoering van dat voorstel gekomen en kennelijk is er ook geen vervolg op gekomen. Onder die omstandigheden komt aan dit bericht, dat in de privé sfeer had moeten blijven, geen betekenis toe.
4.7.6. Vervolgens verdient nog aandacht de vaststelling van het bedrijfsrecherchebureau dat [verweerder] meermalen per zakelijke telefoon contact heeft gehad met [B] en [H] van Imabo, dat hij twee verder inhoudelijk onbekende e-mailberichten van het e-mailadres van [B] heeft ontvangen. Tot slot heeft het bureau vastgesteld dat [verweerder] een zakelijke e-mail met onderwerp Isovlas heeft doorgestuurd naar zijn privé e-mailaccount en dat een e-mail is ontvangen van ‘[verweerder],[naam]’ met hetzelfde onderwerp. De kantonrechter oordeelt dat deze informatie de werkgever het recht geeft om de werknemer aan te spreken en richtlijnen en afspraken te maken of te herbevestigen om zelfs iedere schijn van belangenverstrengeling uit te sluiten, maar is te vaag om daar vergaande conclusies aan te verbinden.
Het betrekken van Imabo bij klant [F]
4.7.7. BMN heeft daarentegen terecht grote bezwaren tegen de actie van [verweerder] om [B] uit te nodigen voor een bijeenkomst met bouwbedrijf [F] - het voorbeeld genoemd onder 4) - en een aantal ontwikkelaars in november 2012. Het feit dat [verweerder] wist dat deze ontwikkelaars grond willen verwerven en dat [B] grond heeft, rechtvaardigt niet dat hij [B] bij die bespreking betrekt. Anders dan in het geval van[D] is immers niet aangevoerd dat Imabo al wist van de mogelijke belangstelling van [F], zodat hier niet aannemelijk dat ook zonder de actie van [verweerder] het contact tussen deze twee partijen zou zijn gevolgd. [verweerder] mag dan blijkens de overgelegde verklaring van [F] bij het gesprek aanwezig zijn geweest met de bedoeling dat BMN de leverancier zou worden, het ligt zozeer voor de hand, zoals BMN heeft betoogd, dat levering van grond en zaken doen met Imabo al snel zal worden gekoppeld dat [verweerder] daarvan had moeten afzien. In die periode (november 2012) moest het voor [verweerder] voldoende duidelijk zijn dat [B] concurrent en niet langer vertrouwenspersoon is van BMN en dat [B] tegen de zin van BMN personeel van BMN was gaan werven.
4.8. De slotsom is dat [verweerder] aldus onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van zijn werkgever. [verweerder] heeft teveel de bestaande goede relatie met [B] leidraad laten zijn en heeft onvoldoende oog gehad voor de inmiddels veranderde werkelijkheid. [verweerder] heeft in dit opzicht zijn grenzen onvoldoende bewaakt. Dit rechtvaardigt echter nog niet de conclusie dat [verweerder] aan BMN een dringende reden heeft gegeven voor het ontslag. Er zijn geen aanwijzingen dat [verweerder] bewust of tegen beter weten in heeft getracht Imabo te bevoordelen ten koste van BMN met vertrouwelijke bedrijfsinformatie van BMN. Het verzoek tot ontbinding kan dan ook niet op die grond worden toegewezen.
4.9. Uit de toelichting van partijen ter zitting volgt genoegzaam dat de onderlinge verhouding thans ernstig is verstoord. BMN heeft als gevolg van de door haar genoemde voorbeelden geen vertrouwen meer in [verweerder] en [verweerder] meent dat hij onheus door BMN is behandeld door de plotselinge op non-actiefstelling en het onderzoek door een recherchebureau waarbij in zijn visie grenzen zijn overschreden.
4.10. De kantonrechter oordeelt dat [verweerder] zich bewust had moeten zijn van de zich veranderende werkelijkheid en dat hij daarbij zich meer de belangen van zijn werkgever had moeten aantrekken dan hij heeft gedaan. Aannemelijk is dat dit gelet op de positie die [verweerder] binnen het bedrijf inneemt (commercieel verantwoordelijk voor de klantencontacten) heeft geleid tot een ernstige aantasting van het vertrouwen in [verweerder]. Daartegenover staat dat uit de toelichting van zowel BMN als [verweerder] blijkt van een jarenlange vertrouwensrelatie met [B], waarbij ook privé sprake is van een vriendschappelijke relatie. BMN had moeten onderkennen dat dit bijna onvermijdelijk leidt tot een verhoogd risico op onvoldoende bewaking van de eigen grenzen. Als gezegd is van een bewust benadelen van BMN niet gebleken. Onder deze omstandigheden zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden onder toekenning van een vergoeding met toepassing van de kantonrechtersformule waarbij de factor C op 0,7 wordt gesteld. Beide partijen dragen verantwoordelijkheid voor de ontstane situatie, maar niet in gelijke mate. [verweerder] had zich eerder moeten realiseren dat zijn betrokkenheid bij [B] en Imabo te innig was. De kantonrechter gaat bij de berekening uit van het overeengekomen maandsalaris van € 3.844,62 zonder de uitsluitend voor de jaren 2013 en 2014 bij wijze van overgangsregeling overeengekomen toeslag van € 160,19 en vaste gratificatie van € 342,06. De vergoeding wordt in totaal vastgesteld op € 34.000,--.
4.11. De kantonrechter ziet geen grond om bij het bepalen van de vergoeding rekening te houden met het concurrentiebeding nu deze procedure daar niet voor is bedoeld en de wet daarvoor een eigen regeling biedt.
4.12. De proceskosten zullen gezien de aard van het geschil worden gecompenseerd.
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1. stelt BMN in de gelegenheid uiterlijk 25 april 2013 het verzoek in te trekken;
en voor het geval het verzoek niet tijdig wordt ingetrokken:
5.2. ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2013;
5.3. kent aan [verweerder] ten laste van BMN een vergoeding toe van € 34.000,00 bruto en veroordeelt BMN tot betaling van deze vergoeding aan [verweerder];
5.4. compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
en voor het geval het verzoek tijdig wordt ingetrokken:
5.5. veroordeelt BMN in de proceskosten aan de zijde van [verweerder], tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 400,- aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 april 2013.