ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7249

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16.655414-12, 16.656038-12 en 16.656526-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en inbraak door een 38-jarige man uit Utrecht met een drugsverslaving

In deze zaak is een 38-jarige man uit Utrecht, die al sinds 1992 inbraken pleegt om zijn drugsverslaving te financieren, veroordeeld door de Rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere inbraken, waaronder twee auto-inbraken, een inbraak in een woning en een inbraak in een horecapand. Ondanks eerdere kansen om zijn leven te beteren, heeft de verdachte zijn drugsgebruik niet weten te stoppen en blijft hij in de criminele sfeer verzeild raken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Dit vonnis is uitgesproken op 12 maart 2013.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de herhalingsgevaar en de problematiek van de verdachte meegewogen. De verdachte heeft in het verleden al twee keer een goed verlopende klinische behandeling ondergaan, maar is telkens teruggevallen in zijn oude gewoonten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de schade die de verdachte aan de benadeelden heeft berokkend, en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en opname in een instelling voor begeleid wonen, om hem te helpen bij het opbouwen van een drugsvrij bestaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16.655414-12, 16.656038-12 en 16.656526-12 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 12 maart 2013
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de gevoegde zaken tegen:
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd PI Nieuwegein, HvB locatie Nieuwegein.
Raadsvrouw: mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaken
De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 26 februari 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De zaak met parketnummer 16.656038-12 is op de zitting van de politierechter van 18 juli 2012 verwezen naar de meervoudige kamer voor gelijktijdige behandeling met de zaak met parketnummer 16.655414-12.
2 De tenlasteleggingen
De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16.655414-12
Feit 1
op 13 februari 2012 in de gemeente Utrecht samen met anderen een auto heeft opengebroken en uit die auto een navigatiesysteem met oplaadsnoer en houder heeft weggenomen;
Feit 2
op 2 november 2011 in de gemeente Utrecht samen met anderen heeft ingebroken in een horecapand aan de Voorstraat en daarbij geld en een blikje frisdrank heeft weggenomen;
Parketnummer 16.656038-12
op 6 juli 2012 te Utrecht een auto heeft opengebroken en uit die auto een telefoon met een geheugenkaart heeft weggenomen (hierna te noemen feit 3);
Parketnummer 16.656526-12
primair
op 19 oktober 2012 te Utrecht heeft ingebroken in een woning en daarbij een camera en/of een laptop heeft weggenomen (hierna te noemen feit 4 primair);
subsidiair
zich op 19 oktober 2012 te Utrecht schuldig heeft gemaakt aan heling van een camera en/of een laptop (hierna te noemen feit 4 subsidiair).
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1, 2, 3 en feit 4 subsidiair heeft begaan. Van het onder 4 primair ten laste gelegde feit verzoekt de officier van justitie verdachte vrij te spreken.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank met betrekking tot de feiten 1 en 3 tot een bewezenverklaring kan komen nu verdachte deze feiten bekend heeft.
De verdediging verzoekt om vrijspraak ten aanzien van feit 2 omdat zij van mening is dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde.
Met betrekking tot feit 4 is de verdediging van mening dat de rechtbank slechts tot een bewezenverklaring kan komen van het subsidiair ten laste gelegde feit voor zover het betreft de laptop, voor het overige verzoekt zij de rechtbank verdachte daarvan vrij te spreken.
Daarbij heeft de verdediging betoogd dat ten aanzien van feit 2 de verdachte niet herkend wordt op de camerabeelden. Verdachte is daar ter plaatse vaak te vinden, echter het aangetroffen bloedspoor aan de buitenkant naast het ontstane gat in de ruit en het bloed buiten op straat wijst er niet op dat verdachte binnen is geweest.
Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging betoogd dat enkel vaststaat dat verdachte de laptop voorhanden had, niet de camera. Op de getoonde beelden is niet te zien dat verdachte de camera bij zich heeft en er zijn geen getuigen die verklaren dat verdachte de camera voorhanden heeft gehad. Op basis van het dossier kan niet gezegd worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de laptop en de camera. Er zijn geen signalementen van vermoedelijke daders, geen sporen van verdachte die gelinkt kunnen worden aan de inbraak en geen getuigenverklaringen die wat betreft de inbraak in de richting van verdachte wijzen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde bewezen gelet op:
- de aangifte door [Aangever] op 13 februari 2013 ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 februari 2013 ;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 13 februari 2012 ;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2012 ;
Feit 2
Bewijsmiddelen
Op 3 november 2011 is door [benadeelde 2], mede namens Cafetaria [naam], aangifte gedaan van een inbraak in de cafetaria op 2 november 2011 tussen 06.35 en 06.45 uur. Op de camerabeelden is te zien dat een persoon de ruit van de voordeur vernielt en dat die persoon zich door de kapotte ruit de toegang tot de cafetaria verschaft. Tevens is te zien dat die persoon geld uit de kassalade wegneemt en een blikje frisdrank uit de koeling pakt. Aangever meldt dat hij € 360 uit de kassa mist. Van de uitgekeken camerabeelden is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt.
Op de plaats van het delict zijn bloedsporen aangetroffen en veiliggesteld : het bloedspoor op het kapotgeslagen glas in de deur is genummerd 24836 SIN AAEH1057NL, het bloedspoor op de straat (trottoir) voor de deur is genummerd 24835 SIN AAEH1058NL en een tweede bloedspoor op het kapot geslagen glas in de deur is genummerd 24837 SIN AAEH1056NL. Uit het rapport van Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 18 november 2011 volgt dat het bloedspoor AAEH1058NL matcht met het in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken opgenomen DNA-profiel van verdachte.
Uit het door de officier van justitie ter terechtzitting van 26 februari 2013 overgelegde NFI-rapport Resultaten DNA-onderzoek d.d. 18 november 2011 volgt dat ook de bloedsporen AAEH1056NL en AAEH1057NL matchen met het DNA-profiel van verdachte.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met de bloedsporen op het gebroken glas van de voordeur van de cafetaria en met het bloedspoor op het trottoir voor de cafetaria. Verdachte heeft niet ontkend dat de bloedsporen van hem zijn. Ter verklaring van de aanwezigheid van de bloedsporen heeft hij ter zitting verschillende lezingen gegeven. Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij wel zes keer per week in de buurt van de cafetaria komt en dat hij na de inbraak door iemand anders wellicht zijn hand door het ruitje heeft gestoken omdat hij nieuwsgierig was. Deze lezing komt de rechtbank niet aannemelijk voor. De rechtbank acht op grond van de aangifte en de bloedsporen wettig en overtuigend bewezen, dat het verdachte is die de ruit kapotgeslagen heeft, door het gat naar binnen is geklommen, geld uit de kassalade heeft genomen, een blikje frisdrank heeft gepakt en door het gat in de ruit weer naar buiten is gekropen.
Feit 3.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit bewezen gelet op:
- de aangifte door [benadeelde 3] op 6 juli 2012 ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 26 februari 2013 ;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2012 .
Feit 4.
Bewijsmiddelen
Op beelden van cameratoezicht van 19 oktober 2012 is, zo verklaart verbalisant [verbalisant], te zien dat om 08.26.56 uur drie mannen de Hardebollenstraat/Bleekstraat in komen lopen, twee mannen worden herkend als [A] en [X]. De derde man is verdachte . Om 08.29.40 uur is te zien dat verdachte iets wits onder zijn jas vandaan haalt, en dit overdraagt aan [A]. [X] en verdachte stappen in een auto en [A] wordt even later op straat aangehouden. De bij [A] aangetroffen laptop bleek na onderzoek toe te behoren aan [benadeelde 1].
Op 19 oktober 2012 is door [benadeelde 1] aangifte gedaan ter zake van insluiping in zijn woning, die dag tussen 08.00 uur en 08.30 uur. Aangever heeft verklaard dat hij een raam van zijn kamer op een kier had gezet. De achterdeur van het pand had hij ook niet op slot gedaan. De deur van zijn kamer had hij dichtgedaan. Op het moment dat hij tussen 8.00 uur en 8.30 uur in zijn slaap gestoord werd door geluid, merkte hij dat zijn kamerdeur openstond. De aangever mist een computer, type notebook, merk Dell Mini Laptop, kleur wit en een zwarte fotocamera merk Nikon D3100. In de tuin zag hij dat het metalen vlechtwerk boven de muur was omgebogen.
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij de laptop - om niet - had gekregen van een Marokkaanse jongen waarvan hij de naam niet wil verklaren. Hij heeft de laptop verkocht voor € 30,- in drugs. Verdachte wist “dat het geen eerlijke laptop was”.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Gelet op de korte tijdspanne tussen het moment waarop de aangever meldt dat de insluiping plaats heeft gevonden - tussen 08.00 uur en 08.30 uur - en het moment - 08.25.55 uur - waarop verdachte voor het eerst op de beelden van cameratoezicht is te zien en de korte afstand tussen de woning van aangever en het eerste beeld van cameratoezicht waarop verdachte is te zien, is de rechtbank van oordeel dat er een redengevend verband is te leggen tussen het primair ten laste gelegde wegnemen van de laptop en de camera uit de woning van aangever en het voorhanden hebben van de laptop door verdachte op de beelden van 08.29.41 uur.
De rechtbank betrekt in haar beoordeling dat verdachte geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij zo kort na de inbraak de laptop in zijn bezit had. De verklaring van verdachte dat hij de laptop in de korte tijd tussen de diefstal en het moment waarop hij op de camerabeelden verschijnt om niet verkregen zou hebben van een niet met name genoemde Marokkaanse jongen, acht de rechtbank onvoldoende concreet onderbouwd en daarmee ongeloofwaardig.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. op 13 februari 2012 in de gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto, merk Fiat, heeft weggenomen een navigatieapparaat met houder en kabel, toebehorende aan [Aangever], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door verbreking van een (portier)slot van die auto;
2. op 2 november 2011 in de gemeente Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (horeca)pand aan de Voorstraat heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 360 euro en een blikje (fris)drank, toebehorende aan Cafetaria [naam] en/of [benadeelde 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door braak van een ruit van de toegangsdeur van dat pand;
3. op 6 juli 2012 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan de Hooglanden W.Z. geparkeerd staande auto (merk Alfa Romeo, kleur zwart) heeft weggenomen een mobiele telefoon en een geheugenkaart toebehorende aan [benadeelde 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door braak (te weten het openbreken/forceren van een portier van die auto);
4. primair: op 19 oktober 2012 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan het [adres]) heeft weggenomen een camera (merk Nikon) en een laptop (merk Dell), toebehorend aan [benadeelde 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door inklimming.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
1. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
2. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4. primair: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1. De vordering van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de dagen die in voorarrest zijn doorgebracht en met de bijzondere voorwaarden als genoemd in het rapport van Centrum Maliebaan d.d. 29 januari 2013 en de schriftelijke aanvulling daarop van de heer L. Scheffers van Victas van 25 februari 2013.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om vrijspraak van de onder 2 en 4. primair ten laste gelegde feiten. Voor het overige heeft de verdediging verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen, daarnaast een deel voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden:
? opname in een instelling begeleid Wonen, te weten de Stichting Door te Vlissingen;
? reclasseringstoezicht door een uitvoerende instantie, indien mogelijk Gavo;
? leefstijltraining;
? arbeidsvaardighedentraining.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte, de problematiek van verdachte, het herhalingsgevaar en hetgeen daarover ter zitting van 26 februari 2013 nader is verklaard. Verdachte heeft in de afgelopen jaren tweemaal een goed verlopende klinische behandeling ondergaan waarna hij weer is teruggevallen. Bovendien is hij tijdens de - twee - schorsingen van de in de onderhavige zaken toegepaste voorlopige hechtenis ook teruggevallen.
Verdachte heeft met bovenstaande misdrijven aan de benadeelden overlast en schade berokkend. Daarnaast dragen dergelijke handelingen bij aan een gevoel van onveiligheid in de maatschappij.
De justitiële documentatie van verdachte laat zien dat verdachte zich vanaf 1992 al schuldig heeft gemaakt aan inbraken uit woningen en auto’s om zijn drugsverslaving te bekostigen. Met deze handelswijze heeft hij de slachtoffers schade, overlast en een gevoel van onveiligheid bezorgd. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij, ondanks de geboden kansen in het verleden, er tot op heden niet in geslaagd is om geen drugs meer te gebruiken en buiten zijn Utrechtse drugsvriendenkring te blijven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank, alles afwegende en gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening houdende met het vonnis van deze rechtbank van 20 december 2012, van oordeel dat een gevangenisstraf zoals door die door de officier van justitie is gevorderd passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opleggen de voorwaarden zoals genoemd in het rapport van Centrum Maliebaan d.d. 29 januari 2013 en de aanvulling daarop van de heer L. Scheffers van Victas van 25 februari 2013.
7 De benadeelde partij
Voor feit 2 vordert de benadeelde partij [benadeelde 2] een materiële schadevergoeding ten bedrage van € 588,00, bestaande uit € 360,00 ter vergoeding van het weggenomen kasgeld en € 228,00 ter vergoeding van reparatiekosten voor de voordeur, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank is van oordeel de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde bedrag is voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor feit 3 vordert de benadeelde partij [benadeelde 3] een materiële schadevergoeding ten bedrage van 500,00 ter vergoeding van reparatiekosten van de rechter portierdeur van zijn auto, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank is van oordeel de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde bedrag is voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor feit 4 vordert de benadeelde partij [benadeelde 1] een materiële schadevergoeding ten bedrage van € 449,98 ter vergoeding van de verloren gegane digitale spiegelreflexcamera Nikon D3100, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank is van oordeel de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde bedrag is voldoende aannemelijk gemaakt en niet betwist. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Met betrekking tot elk van de toegekende vorderingen zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 24c, 27, 47, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
feit 2 en 3 telkens: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 4: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat verdachte zich ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* dat verdachte zich binnen drie dagen na zijn ontslag uit de penitentiaire inrichting meldt bij de reclassering van het Centrum Maliebaan op de Tolsteegsingel 2A te Utrecht en/of (vervolgens) bij de Reclassering Zeeland en zich gedurende de toezichtperiode blijft melden conform de frequentie van het toezichtniveau.
* dat verdachte zich laat opnemen bij de Stichting Door te Middelburg of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, daar verblijft en zich houdt aan het (dag ) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte -indien de reclassering dat noodzakelijk acht- meewerkt aan een klinische crisisopname voor de duur van maximaal zeven weken.
- draagt Reclassering Nederland op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 588,00,
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 november 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 2], € 588,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 november 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 11 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] van € 500,00,
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 juli 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 4], € 500,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 juli 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 449,98,
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 oktober 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 1], € 449,98 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 oktober 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 8 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Veldhuijzen, voorzitter, mr. M.A.A.T. Engbers en mr. L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Wismeijer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 maart 2013.
BIJLAGE: De tenlasteleggingen
BIJLAGE : De tenlasteleggingen
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
(parketnummer 16.655414-12)
1.
hij op of omstreeks 13 februari 2012 in de gemeente Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een personenauto,
merk Fiat, heeft weggenomen een navigatieapparaat met houder en kabel, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Aangever], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door braak op en/of verbreking
van een (portier)slot van die auto;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 02 november 2011 in de gemeente Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een (horeca)pand
aan de Voorstraat heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 360 euro en/of
een blikje (fris)drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Cafetaria [naam] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door braak op en/of verbreking
van een ruit van de toegangsdeur van dat pand;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
(parketnummer 16.656038-12)
hij op of omstreeks 06 juli 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een (op/aan
de Hogelanden W.Z. geparkeerd staande) auto (merk Alfa Romeo, kleur zwart)
heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een geheugenkaart, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot
de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door braak en/of verbreking (te
weten het openbreken/forceren van een portier van die auto)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
(parketnummer 16.656526-12)
Primair
hij op of omstreeks 19 oktober 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen
aan het [adres]) heeft weggenomen een camera (merk Nikon) en/of een laptop
(merk Dell), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 oktober 2012 te Utrecht, in elk geval in Nederland,
een camera (merk Nikon) en/of een laptop (merk Dell) heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die
camera en/of die laptop wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art. 417bis Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
PROCES-VERBAAL van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank te Utrecht, enkelvoudige kamer in strafzaken, van 12 maart 2013,
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd PI Nieuwegein, HvB locatie Nieuwegein.
Raadsvrouwe: mr. P. van der Geest, advocate te Utrecht.
Aanwezig:
mr. , rechter, als lid van de enkelvoudige kamer,
mr. , officier van justitie
en als griffier
De rechter doet de zaak uitroepen.
In de zaal van de terechtzitting zijn verder aanwezig:
0 de verdachte
0 de raadsman/vrouwe van verdachte mr.
0 een tolk in de taal, genaamd
die in handen van de rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed/belofte aflegt zijn/haar taak als tolk naar zijn/haar geweten te zullen vervullen. Al hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen is door voornoemde tolk vertolkt.
0 De rechter spreekt het vonnis uit.
0 De rechter spreekt het vonnis uit en geeft verdachte kennis, dat hij/zij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de rechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.