ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ8321

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16/656190-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een beertender in Utrecht met oplegging van ISD-maatregel

Op 18 april 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 25 augustus 2012 in Utrecht een beertender heeft gestolen uit een Hoogvliet-supermarkt. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.M.R. van Ginniken. De verdachte heeft eerder meerdere keren voor soortgelijke feiten een straf opgelegd gekregen, wat heeft geleid tot de beslissing om de ISD-maatregel op te leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die een geschiedenis van verslaving en psychische problemen heeft, een gevaar vormt voor de samenleving en dat er aan de wettelijke vereisten voor de ISD-maatregel is voldaan. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en hem een ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaren, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 38m, 38n, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte de kans gegeven om zijn behandeling bij Victas voort te zetten, met bijzondere voorwaarden voor zijn gedrag en medewerking aan reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/656190-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 18 april 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
thans verblijvende te Victas, [adres], [woonplaats]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 5 februari 2013 en 4 april 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en de advocaat, mr. A.M.R. van Ginniken, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 25 augustus 2012 te Utrecht een beertender heeft gestolen.
3. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft geen verweer ten aanzien van de bewezenverklaring gevoerd.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 februari 2013;
- de aangifte van [Aangever], beveiligingsbeambte, namens Hoogvliet te Utrecht.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs en de bewezenverklaring
Vast is komen te staan dat verdachte iets gestolen heeft uit de Hoogvliet te Utrecht. De rechtbank overweegt ten aanzien van het gestolene dat het een feit van algemene bekendheid is, dat een beertender een aanzienlijk hogere waarde vertegenwoordigt dan de in de aangifte genoemde € 13,75. De rechtbank komt om die reden tot een bewezenverklaring van diefstal van ‘enig goed’ in plaats van de eveneens ten laste gelegde diefstal van ‘een beertender’.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 25 augustus 2012 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen enig goed, toebehorende aan Hoogvliet ([adres]).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op: diefstal.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel), geheel voorwaardelijk, met daarbij de bijzondere voorwaarde dat verdachte meewerkt aan reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een klinische opname, met een proeftijd voor de duur van drie jaren. Daarnaast verzoekt de officier van justitie de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzet zich niet tegen de vordering van de officier van justitie met het verschil dat de raadsvrouw een proeftijd voor de duur van twee jaren voldoende acht. Volgens de raadsvrouw is het belangrijk voor verdachte dat hij de huidige behandeling bij Victas kan blijven volgen.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de straftoemeting gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Voor dit feit is voorlopige hechtenis toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 januari 2013 blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan deze diefstal ten minste driemaal onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende of taakstraf is veroordeeld wegens soortgelijke feiten. Op 6 april 2012 is verdachte door de Politierechter te Utrecht onder meer veroordeeld tot 3 dagen gevangenisstraf wegens diefstal en op 13 juni 2012 is hij eveneens veroordeeld wegens diefstal tot een gevangenisstraf van 3 weken, evenals op 1 augustus 2012. Deze straffen zijn blijkens genoemd uittreksel uit het documentatieregister alle geëxecuteerd. De justitiële documentatie van verdachte bedraagt op dit moment 24 pagina’s. Met zijn gedrag bezorgt verdachte de samenleving, en in het bijzonder zijn slachtoffers, veel overlast. De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de ISD-maatregel, als neergelegd in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan en dat aan verdachte de ISD-maatregel kan worden opgelegd. Dit wordt door de verdediging ook niet betwist.
Ten aanzien van de persoon en de omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank gelet op een Pro Justitia onderzoek van C.J.F. Kemperman, psychiater, gedateerd 29 maart 2013. Hieruit volgt dat verdachte een verslavingsgevoelige man is. Hij gebruikt vanaf zijn jeugd diverse middelen zoals alcohol, heroïne en cocaïne en komt in samenhang met zijn middelengebruik regelmatig in contact met politie en justitie. In de periode voorafgaand aan onderhavige winkeldiefstal ervoer betrokkene spanningen omdat hij uit zijn woning was gezet en op straat leefde. Hij vond zijn situatie uitzichtloos en was steeds meer alcohol gaan drinken. Er werd een maatschappelijke teloorgang en precaire somatische toestand beschreven. Betrokkene heeft naast zijn afhankelijkheid van verschillende middelen, nu in gedwongen remissie, een depressieve stoornis, gefundeerd op een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Ten tijde van de winkeldiefstal was deze ook aanwezig. De toerekeningsvatbaarheid kan men als verminderd zien. De recidivekans zonder verbetering van de psychische gesteldheid zou, wanneer betrokkene op vrije voeten is, als hoog kunnen worden ingeschat. Betrokkene is momenteel opgenomen bij Victas en geeft aan dat hij ‘herstellende’ is.
Geadviseerd wordt de huidige behandeling en begeleiding bij Victas voort te zetten, met aandacht voor betrokkenes verslavings- en impulsieve gedrag, stemmingsproblematiek en beperkte copingsvaardigheden en daarna begeleiding bij het opbouwen van een goede dagbesteding met werk, vrijetijdsbesteding, etc. Voortzetting van de behandeling kan men opleggen als voorwaarde bij een ISD die voorwaardelijk niet ten uitvoer wordt gelegd. De ISD-maatregel kan (dan) ten uitvoer worden gelegd zodra betrokkene onvoldoende resultaat boekt in of onvoldoende meewerkt aan zijn lopende behandeling.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
Het advies van dr. Kemperman wordt eveneens gevolgd door de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte behandeld moet worden en dat het, na aanvang van zijn huidige behandeling bij Victas, goed lijkt te gaan met verdachte. Deze positieve wending zal de rechtbank niet doorbreken door verdachte nu in een gevangenis te plaatsen (al dan niet met een maatregel ISD). De rechtbank zal verdachte wel een ISD-maatregel opleggen, maar dan in voorwaardelijke vorm.
Ter terechtzitting heeft de heer Jap-a-Joe, reclasseringswerker bij Victas, de rechtbank geadviseerd verdachte een onvoorwaardelijke ISD op te leggen. Volgens de heer Jap-a-Joe zou echter het voortzetten van de huidige behandeling het beste voor verdachte zijn en zou het het beste voor verdachte zijn om de detentiefase van de ISD over te slaan.
Nu het Huis van Bewaring en niet de rechtbank verantwoordelijk is voor de uitvoering van de ISD-maatregel en de rechtbank genoemde verantwoordelijkheid niet kan en wil aantasten, is een voorwaardelijke ISD-maatregel met voortzetting van de huidige behandeling het meest geëigend. Op die manier zal de rechtbank verdachte één laatste kans geven om geen strafbare feiten meer te plegen. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen directe aanleiding om de standaard proeftijd te verhogen naar drie jaren en zal om die reden een proeftijd van twee jaren opleggen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 38m, 38n, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Beveelt dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de aanwijzingen van Reclassering Nederland, zolang die instelling dat nodig vindt;
- de reeds ingezette klinische behandeling bij Victas dient voort te zetten en zich daarbij moet houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van de instelling worden gegeven;
- meewerkt aan de intakeprocedures die noodzakelijk zijn voor een klinische opname in een instelling zoals door het IFZ wordt geïndiceerd.
Heft op het -reeds geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.W. Helmonds voorzitter, mrs. M.J. Veldhuijzen en
P.K. van Riemsdijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 25 augustus 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een beertender, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Hoogvliet ([adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;