ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9154

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16-653726-12 en 16-653574-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.M. Vanwersch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende beroving, bedreiging en diefstal van benzine

In deze jeugdzaak, behandeld door de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte op 5 maart 2013 veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder beroving, bedreiging en diefstal van benzine. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 16 september 2012 en 7 augustus 2012 in Utrecht. De verdachte, geboren in 1996, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P. van der Geest. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De tenlastelegging omvatte onder andere de poging tot afpersing van [benadeelde 1], waarbij de verdachte samen met anderen een mes gebruikte om de aangever te dwingen zijn geld en telefoon af te geven. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van de diefstal van een tas en een geldbedrag van [benadeelde 2], waarbij ook geweld en bedreiging met geweld werd gebruikt. De kinderrechter oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten, mede op basis van getuigenverklaringen en de verklaring van de verdachte zelf. De kinderrechter legde een taakstraf op van 80 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 maanden op, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling. De kinderrechter hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die lijdt aan een gedragsstoornis en ADHD. De uitspraak benadrukt de impact van dergelijke strafbare feiten op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Vonnis

KINDERRECHTER MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht Zittingslocatie Utrecht
parketnummers: 16/653726-12 en 16/653574-12
vonnis van de kinderrechter d.d. 5 maart 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1996] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsvrouw mr. P van der Geest, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
Verdachte is gedagvaard voor de meervoudige kamer van 19 februari 2013.
Voorafgaande aan de inhoudelijke behandeling heeft de meervoudige kamer de zaak verwezen naar de kinderrechter. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten op de zitting kenbaar gemaakt.
Ter terechtzitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het wetboek van strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2
. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/653726-12:
Feit 1
op 16 september 2012 samen met anderen heeft geprobeerd [benadeelde 1] te beroven dan wel af te persen;
Feit 2
op 16 september 2012 samen met anderen [benadeelde 2]heeft beroofd;
Feit 3
op 16 september 2012 samen met anderen heeft geprobeerd [benadeelde 3] te beroven;
Feit 4
op 16 september 2012 samen met anderen benzine heeft gestolen;
Parketnummer 16/653574-12:
op 7 augustus 2012 [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] heeft bedreigd.
3. De voorvragen
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat de feiten van dagvaarding met parketnummer 16/653726-12 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met uitzondering van de handelingen die zien op het gebruik van een mes, nu verdachte stellig ontkent dat hij bij deze feiten een mes heeft gebruikt. Bij feit 1 wordt deze ontkenning van verdachte ondersteund door de verklaring van aangever [benadeelde 1]. Die verklaart immers dat de jongen met het mes een Marokkaans accent had. Dit kan verdachte dan ook niet zijn.
Bij de feiten 2 en 3 was verdachte eveneens aanwezig, maar niet actief betrokken bij het afpakken van de tas van aangeefster [benadeelde 2] en evenmin bij de bedreiging met het mes. Verdachte heeft juist op enig moment medeverdachte Ichou, die het mes in handen had, weggetrokken bij het slachtoffer.
Feit 4, de diefstal van de benzine, kan wettig en overtuigen worden bewezen.
Ten aanzien van het feit op dagvaarding met parketnummer 16/653574-12 heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd. Op grond van de verklaringen van [benadeelde 3] en [benadeelde 4] kan de kinderrechter tot een bewezenverklaring komen, maar verdachte ontkent hen te hebben bedreigd en daarbij een mes te hebben getoond. Hij verklaart slechts tweemaal een slaande beweging richting [benadeelde 3] te hebben gemaakt.
Verdachte was op dat moment ook niet meer in het bezit van een mes, zoals blijkt uit de verklaring van moeder. Zij heeft ter zitting aangegeven dat ze in de zomer van 2012 een mes bij verdachte heeft aangetroffen en dit heeft van hem heeft afgenomen en weggegooid. Daarnaast verklaart verdachte dat [benadeelde 4] tegen hem heeft gezegd dat ze hem nog wel zou pakken. Mogelijk heeft ze hem door middel van deze belastende verklaring een hak willen zetten.
4.3 Het oordeel van de kinderrechter
Feit 1
[benadeelde 1] fietste op 16 september 2012 rond 04.25 uur met een vriendin op de Prof. L. Fuchslaan te Utrecht toen er ineens twee jongens met bivakmutsen van achter op hem afgerend kwamen. Eén van de jongens riep dat aangever zijn geld en telefoon aan hem moest geven. Terwijl hij dit riep had hij een mes in zijn rechterhand, met het lemmet naar achteren en zijn hand schuin naar aangever wijzend. Het betrof een soort vlindermes. Het lukte aangever eerst nog om door te fietsen, maar toen drukte de jongen die ook had geroepen, hem van de fiets. Aangever duwde de jongen van zich af, waarna de jongens in een lichtgrijskleurige personenauto stapten.[2]
De vriendin van [benadeelde 1], [getuige], zag dat ineens een auto voor hen op de weg stopte. De portieren aan de rechterzijde van de auto gingen open en uit beide portieren stapte een persoon met een bivakmuts. [getuige] fietste snel, links langs de auto,,door. Ze hoorde dat de personen “Geef je geld” naar hen riepen. Toen ze bij de hoek van de straat was, keek ze om en zag ze dat de personen met de bivakmutsen [benadeelde 1] dwongen om te blijven staan, doordat ze naast hem bleven staan. Ze zag dat één van de personen tegen de fiets van [benadeelde 1] trapte.[3]
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij op 16 september 2012 in de auto zat waarvan medeverdachte [medeverdachte 1] de bestuurder was. Verdachte zat op de plek van de bijrijder. Achterin zaten medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. [medeverdachte 1] stopte de auto op de weg voor de fietsers en verdachte is samen met [medeverdachte 3] uitgestapt. Hij rende om de auto heen en kwam toen dichtbij de jongen op de fiets. Hij riep naar de jongen dat hij spullen moest afgeven. Toen de fietser doorfietste is hij weer in de auto gestapt.[4]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat verdachte rechts voor in de auto zat. Nadat [medeverdachte 1] stopte, stapte hijzelf en ook [verdachte] uit. [verdachte] rende achter de fietsers aan en had een mes in zijn hand. [verdachte] duwde tegen de man op de fiets en gaf ook nog een trap.[5]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Verdachte heeft bekend dat dit feit heeft begaan maar ontkent dat hij heeft geprobeerd aangever van de fiets te drukken en een mes heeft getoond.
Op grond van de aangifte en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] is de kinderrechter van echter oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan en daarbij ook een mes heeft getoond.
Feiten 2 en 3
[benadeelde 2] zat op 16 september 2012 tussen 03.00 en 04.00 uur[6] samen met [getuige 3], [B] en [getuige 2] in het Griftpark te Utrecht toen een groepje jongens langs liep. Even later kwam een jongen uit die groep terug. De jongen had een bivakmuts op. Die jongen bleef voor aangeefster staan. Hij zei: “Wat heb je bij je? Heb je een horloge bij je[7] of een telefoon? Wat zit er in je tas?”. Daarna kwamen nog meer jongens uit de groep die eerder langs was gekomen, terug. Eén van hen had ook een bivakmuts op. De eerste jongen bleef maar vragen wat aangeefster en haar vrienden bij zich hadden. Aangeefster werd bang en gooide een biljet van €10,- op de grond, in de hoop dat de jongens dan weg zouden gaan. De andere jongens van de groep vroegen aangeefster of ze een telefoon bij zich had. Aangeefster raakte in paniek en liep weg. Eén van de jongens met een bivakmuts achtervolgde haar en rukte met kracht aan haar tas en pakte die van haar af.
Vervolgens kwam [B] erbij en zij had een rond stalen bijzetslot van een fiets in haar hand. De jongen stond op korte afstand van aangeefster en [B] - minder dan 1 meter - en hield een mes omhoog, boven zijn schouder. De punt van het mes wees in de richting van [B]. De jongen zei dat ze alles moesten afgeven. Ook zei hij 3 à 4 keer: “ik ga je steken, ik ga je steken”.[8]
[B] verklaarde dat zij, toen ze op 16 september 2012 met [benadeelde 2], [getuige 3] en [getuige 2] in het Griftpark te Utrecht zat,[9] zag dat een jongen aan kwam lopen. Deze jongen was eerder langs komen lopen, samen met andere jongens. Deze jongen droeg een Nickelsonjas. Hij had nu een bivakmuts op. Die jongen begon te schreeuwen en zei dat hij geld, sieraden en telefoons wilde hebben. Ze zag dat [benadeelde 2] een biljet van €10,- op de grond gooide. Er kwamen nog meer jongens aangelopen. [benadeelde 2] rende weg, maar werd ingehaald door drie jongens van die groep. [benadeelde 3] liep naar een fiets en pakte een kettingslot. Ze zag dat één van de jongens - hij droeg een grijs vest met capuchon- de tas uit de handen van [benadeelde 2] griste. [benadeelde 3] werd boos, liep naar [benadeelde 2] en de jongen toe en zei tegen hem dat hij de tas los moest laten. Ze kreeg een woordenwisseling met hem. Hierbij stond ze heel dichtbij de jongen en keek hem recht in zijn ogen. De jongen had eerst zijn vest over zijn mond getrokken, maar dat vest was afgezakt. Ze zag dat hij een slotjesbeugel droeg. [getuige 2] kwam erbij en pakte de jongen bij zijn armen.[10] Ik hoorde dat [getuige 2] in het Arabisch riep: “je bent een Marokkaan hè, je bent een Marokkaan. Ik ken jou”. Ik kan Arabisch verstaan. De jongen zei: “Ja”. [benadeelde 3] zag dat de jongen met de slotjesbeugel een Marokkaanse jongen was.[11]
[getuige 2] verklaarde dat hij samen met [benadeelde 2], [B] en [getuige 3] in het Griftpark zat[12] en een jongen met een Nickelsonjas aan zag komen lopen. Deze jongen was eerder samen met een groep andere jongens voorbij gelopen. Hij had nu een bivakmuts op en kwam heel dichtbij getuige en de anderen staan. De jongen haalde zijn handen uit zijn zakken en getuige zag dat hij in zijn rechterhand een kartelmes had. Hij hield dit mes tegen de rechterzijkant van zijn jas aan. De jongen zei: “Hebben jullie sieraden, telefoons en geld?” De jongen had een blanke huidskleur bij zijn ogen. Hij had ook lichte ogen. Getuige zag dat [benadeelde 2] een bankbiljet van €10,- op de grond gooide en zei dat ze niet meer had. Die jongen raapte het biljet op.[13] Daarna kwam de groep jongens die eerder langs gelopen was, aanlopen. [B] liep naar een fiets en pakte een bijzetslot. Eén van de jongens uit de groep liep, met een mes in zijn rechterhand, naar [B] en bleef dichtbij haar staan. Getuige zag dat die jongen zijn rechterarm uitstrekte en het mes vlakbij het hoofd van [B] hield. Hij zei daarbij: “Ik steek jou, ik steek jou”. Getuige liep naar de jongen toe en pakte hem bij zijn armen beet en sleepte hem mee. Hij zag toen dat het een Marokkaanse jongen was. Die jongen had een capuchon over zijn hoofd en droeg een beugel. Getuige sprak hem in het Arabisch aan en zei: “Je bent een Marokkaan”.[14] Getuige zag dat de jongen schrok en bevestigde dat. De jongen had de tas van [benadeelde 2] in zijn handen en doorzocht deze. Ook doorzocht hij een damesportemonnee die hij in zijn handen had. Getuige verklaarde dat hij de jongen eerder gezien had.[15]
Aan getuige [getuige 2] is een foto getoond van medeverdachte [medeverdachte 1].[16] Getuige herkende de jongen op de foto voor honderd procent als de Marokkaanse jongen waarover hij gesproken had in zijn verklaring.[17]
Aan getuige [getuige 2] is een kartelmes getoond dat is aangetroffen in de auto waarin verdachte zich op 16 september 2012 heeft bevonden.[18] Getuige verklaarde dat de jongen met de Nickelsonjas een dergelijk mes in zijn handen had gehad. Het betreft een mes met een glimmend gedeelte tussen het handvat en het lemmet.[19]
Ook [getuige 3] verklaarde dat de jongen die al eerste terug kwam lopen een mes in zijn handen had. Eerst hield hij het mes langs zijn lichaam, maar later begon hij ermee te zwaaien. Het was een mes met een kartelrand. Ook verklaarde hij dat bij de groep die even later aan kwam lopen, één Marokkaanse jongen was.[20] Die jongen trok even later de tas uit de handen van [benadeelde 2] en doorzocht die.[21]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat verdachte die avond een mes bij zich had.[22]
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij op 16 september 2012 op stap was samen met [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] en in het Griftpark met een groepje mensen ging bekvechten. Hij heeft toen tegen gezegd: “moet jij je spullen kwijt”. Verdachte heeft voorts ter zitting bevestigd dat hij op dat moment een Nickelsonjas droeg. Volgens verdachte begon [medeverdachte 1] het meisje te bedreigen met een mes en zei: ik steek je, ik steek je.[23]
Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 2 en 3
Verdachte heeft bekend dat hij zich bij de groep jongens bevond die zich dreigend gedroeg ten opzichte van de vier personen in het Griftpark, maar ontkent dat hijzelf een mes in zijn handen had.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de kinderrechter echter van oordeel dat verdachte beide feiten heeft gepleegd en daarbij ook een mes gebruikte. Aangever [benadeelde 3] en getuige [getuige 2] verklaren dat de jongen die het eerst terug kwam lopen een Nickelsonjas droeg, waarbij [getuige 2] en getuige [getuige 3] zagen dat die jongen een mes in handen had. Voorts verklaren aangeefster [benadeelde 3] en getuigen [getuige 2] en [getuige 3] dat de Marokkaanse jongen iets later arriveert. Ook verklaart [benadeelde 3] dat de Marokkaanse jongen een grijs vest met capuchon draagt. Als [medeverdachte 1] enkele uren later wordt aangehouden draagt hij een grijze sweater met capuchon.[24] [getuige 2] heeft Ichou ook herkend van bij een fotoconfrontatie. Bovendien heeft [medeverdachte 3] verklaard dat verdachte een mes bij zich die avond/nacht.
Ten aanzien van feit 4
Aangezien verdachte dit ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging niet een
vrijspraak heeft bepleit, volstaat de kinderrechter met toepassing van het bepaalde in artikel
359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van
de bewijsmiddelen.
De kinderrechter acht het feit bewezen gelet op:
- Het proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina’s 134 – 136 van het proces-verbaal met dossiernummer PL091A 2012208304 en
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 februari 2013.
4.3.2 Ten aanzien van parketnummer 16/653574-12 [25]
[benadeelde 3] liep op 7 augustus 2012 te Utrecht op straat samen met [benadeelde 4], toen ze merkte dat ze van achter aan haar haren werd getrokken. Ze draaide zich om en zag dat verdachte staan. Verdachte probeerde [benadeelde 4] vast te pakken en zei dat hij in haar blackberry wilde kijken. Het lukte hem echter niet haar vast te pakken en [benadeelde 4] weigerde haar telefoon af te staan. Terwijl [benadeelde 3] en [benadeelde 4] verder liepen bleef verdachte hen achtervolgen. Verdachte zei tegen [benadeelde 4]: “jou doe ik niets, maar als je niet je blackberry geeft, dan steek ik [benadeelde 3] neer”. [benadeelde 3] zag dat verdachte uit zijn jaszak een mes pakte en dit mes in zijn hand met de punt naar beneden gericht in haar richting hield. Ze werd op dat moment erg bang dat verdachte de bedreiging ten uitvoer zou brengen en rende hard weg.[26]
De tante van [benadeelde 3] heeft verklaard dat zij op 7 augustus 2012 op straat liep toen haar nichtje [benadeelde 3] helemaal overstuur naar haar toe kwam rennen en huilend riep: “Hij wil me neersteken”.[27]
[benadeelde 4] verklaarde dat ze tegen verdachte zei dat hij haar blackberry niet zou krijgen en dat ze met [benadeelde 3] wegliep. Verdachte achtervolgde hen en pakte een mes uit zijn zak. Hij zei: “ik doe jou niets, maar als je me je blackberry niet geeft, dan steek ik [benadeelde 3] neer”.[28]
Bewijsoverweging
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de kinderrechter wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde 3] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht. De stelling van verdachte dat [benadeelde 4] haar voor verdachte belastende verklaring heeft afgelegd om hem een hak te zetten acht de kinderrechter niet aannemelijk.
4.4 De bewezenverklaring
De kinderrechter acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
In de zaak met parketnummer 16/653726-12:
1.
op 16 september 2012 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van om zich en/of anderen wederrechtelijk te
bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 1] te
dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, toebehorende aan
voornoemde [benadeelde 1], tezamen en in vereniging met een ander,
als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader,
- die [benadeelde 1] tot stoppen gedwongen en
- die [benadeelde 1] van zijn fiets gedrukt en- een vlindermes aan voornoemde
[benadeelde 1] getoond en daarbij tegen voornoemde [benadeelde 1]
geroepen: "Geef mij je geld en je telefoon",
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
2.
hij op 16 september 2012 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een (hand)
tas en een geldbedrag van tien euro, toebehorende aan [benadeelde 2], welke diefstal
werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[benadeelde 2] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken,
en
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de
afgifte van een (hand)tas en een geldbedrag van tien euro, toebehorende aan die [benadeelde 2],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader
  • (met een bivakmuts over het hoofd, ) op die [benadeelde 2] is afgelopen en
vervolgens (op dreigende toon) tegen die [benadeelde 2] heeft gezegd: "wat heb je bij je? heb je een horloge bij je of een telefoon? wat zit er in je tas?", en/of
- met kracht heeft getrokken aan de tas van die [benadeelde 2];
3.
hij op 16 september 2012 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of
goederen, toebehorende aan [B], en daarbij die voorgenomen diefstal
te doen voorafgaan van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3], te plegen met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of
met het oogmerk van om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [B] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, toebehorende aan voornoemde [benadeelde 3],
tezamen en in vereniging met een ander, als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader,
- met bivakmutsen over het hoofd, op die [benadeelde 3] afgelopen en/of
vervolgens op dreigende toon tegen die [benadeelde 3]
gezegd/geschreeuwd dat hij geld, sieraden en telefoons wilde hebben, en/of
- een mes aan voornoemde [benadeelde 3] getoond en dat mes gericht op
voornoemde [benadeelde 3] en daarbij die [benadeelde 3] dreigend toegevoegd: "ik ga je steken",
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
4.
hij op 6 september 2012 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 8,81 liter
benzine, toebehorende aan Texaco;
In de zaak met parketnummer 16/653574-12:
hij op 07 augustus 2012 te Utrecht, [benadeelde 3] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond
en in de richting van die [benadeelde 3] gericht gehouden en (daarbij) voornoemde [benadeelde 3]
dreigend de woorden toegevoegd : als je niet je blackberry geeft dan steekik [benadeelde 3] neer";
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De kinderrechter acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5. De strafbaarheid

5.1 De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van parketnummer 16/653726-12:
Feit 1 en 3
telkens: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door 2 of meer verenigde personen;
Feit 2
voortgezettehandeling van:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 4 diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van parketnummer 16/653574-12:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.2 De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6. De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 maanden, met als bijzondere voorwaarden een agressieregulatietraining, behandeling bij De Waag, een maatregel Hulp en Steun en het verbod tot het bij zich dragen van een mes. Deze bijzondere voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar te zijn. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een werkstraf voor de duur van 120 uren op te leggen, met aftrek van het voorarrest.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft ten aanzien van de strafoplegging betoogd dat verdachte weliswaar verdacht wordt van ernstige feiten, maar dat hij zich sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis begeleidbaar heeft opgesteld. Tijdens de detentie heeft hij er voor gekozen het goede pad op te gaan. Hij wil graag begeleid en behandeld worden. De gesprekken bij De Waag zijn teruggebracht naar eenmaal per week en er heeft een intake bij Titan plaats gevonden. Verdachte is van plan de kansen die hem nu geboden worden aan te pakken. Een voorwaardelijke jeugddetentie is dan ook niet geïndiceerd, dit wordt ook niet geadviseerd door de Raad van de Kinderbescherming. Aan verdachte dient opgelegd te worden een deels voorwaardelijke taakstraf met begeleiding en de maatregel Hulp en Steun en aanwijzing van de jeugdreclassering, ook als dat behandeling bij De Waag inhoudt en het voortzetten van het traject bij Titan.

6.3 Het oordeel van de kinderrechter

Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de kinderrechter rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met een ander bij een benzinestation een gieter vol benzine getankt en is zonder te betalen weggegaan.
Diefstallen zijn voor ondernemers irritante feiten. Ze worden financieel gedupeerd en aan de afwikkeling ervan moeten kostbare arbeidsuren besteed worden. Niet alleen de ondernemer wordt benadeeld, maar uiteindelijk moeten de klanten de rekening betalen, omdat de schadepost wordt meegenomen in de productprijs.
Daarnaast heeft hij een bedreiging en een drietal (pogingen tot) straatroof, waarbij verdachte een mes gebruikte. Dit zijn ernstige strafbare feiten. Slachtoffers hebben doorgaans nog lang last van dergelijke feiten. Ook leiden dit soort feiten tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Mensen durven ’s avonds en ’s nachts niet meer over straat te gaan.
Dit alles rekent de kinderrechter verdachte aan. In het voordeel van verdachte telt dat hij niet de initiator van de berovingen was. Hij heeft echter geen afstand genomen van de jongen die deze plannen beraamde en zich laten meeslepen in de uitvoering ervan. Zorgelijk is bovendien dat verdachte niet schuwt voor het dreigen met geweld teneinde zijn zin te krijgen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de kinderrechter acht geslagen op:
  • een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 8 januari 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld;
  • een de verdachte betreffend psychologisch onderzoek, d.d. 12 februari 2013, opgesteld door drs. E.M. van Engers, GZ-psycholoog en orthopedagoog;
  • een de verdachte betreffend rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, opgesteld door C.M. van Steenderen, raadsonderzoeker, d.d. 16 november 2012, inhoudende het advies aan de rechter-commissaris de voorlopige hechtenis van verdachte niet te schorsen;
  • een de verdachte betreffend rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, opgesteld door C.M. van Steenderen, raadsonderzoeker, d.d. 15 februari 2013, inhoudende het advies een verdachte een deels onvoorwaardelijke en deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen, in de vorm van een werkstraf met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt behandeling bij De Waag en begeleiding vanuit Titan.
In het hiervoor genoemde Pro Justitia rapport staat vermeld -zakelijk weergegeven- dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling gelet op zijn matige gedragsstoornis en ADHD van het gecombineerde type, dat wil zeggen met hyperactiviteit-impulsiviteit en een zwakke aandachtsfunctie. Ten tijde van het plegen van de strafbare feiten werden het gedrag en de keuzes van verdachte hierdoor beïnvloed. Op onbezonnen wijze heeft verdachte zich begeven in riskante situaties. Door zijn stoornissen werd hij deels gehinderd in de vrije bepaling van zijn gedrag. Er kan dan ook gesproken worden van een verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid.
Ter preventie van recidive en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte wordt behandeling geadviseerd gericht op agressieregulatie en het herkennen van riskante situaties, het hanteren van relaties met leeftijdgenoten en ouders en toeleiding tot scholing en werk. Poliklinische hulpverlening bij De Waag wordt aanbevolen, met de jeugdreclasseringsmaatregel Hulp en Steun.
De kinderrechter neemt de conclusie van de deskundige over en maakt die tot de hare.
Ter zitting is door dhr. Van Steenderen van de Raad voor de Kinderbescherming meegedeeld dat verdachte inmiddels bij De Waag meerdere gesprekken heeft gevoerd met een psychiater en psycholoog. Daarnaast is hij een aantal keren in het kader van kennismaking bij Titan is geweest. Op zeer korte termijn kan verdachte daar starten. Er gaat nog gezocht worden naar een school voor verdachte. De relatie met verdachte en zijn ouders is goed. De Raad van de Kinderbescherming is positief over hun inzet.
Alles afwegende acht de kinderrechter een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden en een werkstraf van na te melden duur passend en geboden. Met het voorwaardelijke gedeelte van de straf wordt beoogd zowel verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen als ook een voortzetting van de begeleiding door Bureau Jeugdzorg mogelijk te maken.
De kinderrechter wijst de eis van de officier van justitie tot een verbod op het dragen van een mes af, nu het bezit van diverse soorten messen reeds strafbaar is, en overigens een bedreiging kan worden uitgevoerd met allerlei andere voorwerpen. Het gaat te ver het bezit daarvan aan verdachte te verbieden. De kinderrechter gaat ervan uit dat het voor verdachte duidelijk is dat hij in het geheel geen bedreiging mag uiten.
Aangezien de kinderrechter van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zal de kinderrechter zal daarom ook de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.

7. De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n,77x, 77y, 77z, 77za, 77aa,77gg en 285, 310, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8. De beslissing

De kinderrechter:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van parketnummer 16/653726-12:
Feit 1 en 3 telkens: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door 2 of meer verenigde personen;
Feit 2 voortgezette handeling van:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing ,terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 4 diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van parketnummer 16/653574-12:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
- verklaart verdachte strafbaar;
9. Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
2 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Bepaalt dat deze voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
Stelt als
bijzondere voorwaarde:
- dat verdachte zich tijdens de proeftijd in het kader van de maatregel Hulp en Steun moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht, ook als dit inhoudt behandeling bij De Waag, het volgen van een agressieregulatietraining en meewerkt aan begeleiding vanuit Titan;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Verklaart de op grond van artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaar.
  • Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Vanwersch, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 maart 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
In de zaak met parketnummer 16/653726-12:
hij op of omstreeks 16 september 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of
goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), en
daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en / of te doen
vergezellen en / of te doen volgen van geweld en / of bedreiging met geweld
tegen die [benadeelde 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf en / of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk van om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] te
dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten dele
toebehorende aan voornoemde [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen
dan verdachte en/of zijn mededader(s),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt
heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn
mededader(s),
- die [benadeelde 1] tot stoppen gedwongen en/of
- die [benadeelde 1] van zijn fiets gedrukt/geduwd en/of
- een (vlinder)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan voornoemde
[benadeelde 1] getoond en/of (daarbij) tegen voornoemde [benadeelde 1]
geroepen/gezegd: "Geef mij je geld en je telefoon", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 16 september 2012 te Utrecht, althans in het
arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een (hand)
tas en/of een geldbedrag van tien euro, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de
afgifte van een (hand)tas en/of een geldbedrag van tien euro, in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 2], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- (met (een) bivakmuts(en) over het hoofd, althans met bedekt gezicht) op die
[benadeelde 2] is/zijn afgelopen en/of (vervolgens) (op dreigende toon) tegen die
[benadeelde 2] heeft/hebben gezegd: "wat heb je bij je? heb je een horloge bij je of
een telefoon? wat zit er in je tas?", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking en/of
- (met kracht) heeft/hebben getrokken aan de tas van die [benadeelde 2] en/of
- die [benadeelde 2] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben
getoond en/of daarbij die [benadeelde 2] dreigend heeft/hebben toegevoegd: "ik ga je
steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 16 september 2012 te Utrecht, althans in het
arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of
goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [B], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), en daarbij
die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en / of te doen vergezellen en /
of te doen volgen van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die
[benadeelde 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of
gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en /
of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk van om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [B] te dwingen
tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan
voornoemde [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte
en/of zijn mededader(s),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt
heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn
mededader(s),
- (met (een) bivakmuts(en) over het hoofd, althans met bedekt gezicht) op die
[benadeelde 3] afgelopen en/of (vervolgens) (op dreigende toon) tegen die [benadeelde 3]
gezegd/geschreeuwd dat hij geld, sieraden en telefoons wilde hebben, althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan voornoemde [benadeelde 3]
getoond en/of dat/een mes gericht op voornoemde [benadeelde 3] en/of daarbij die
[benadeelde 3] dreigend toegevoegd: "ik ga je steken", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 16 september 2012 te Utrecht, althans in het
arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen (ongeveer) 8,81 liter benzine, althans een hoeveelheid benzine, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Texaco, in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
In de zaak met parketnummer 16/653574-12:
hij op of omstreeks 07 augustus 2012 te Utrecht, [benadeelde 3] en/of
G.B. [benadeelde 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
een mes getoond en/of in de richting van die [benadeelde 3] gericht gehouden
en/of (daarbij) voornoemde [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] dreigend de woorden
toegevoegd : "jou doe ik niets maar als je niet je blackberry geeft dan steek
ik [benadeelde 3] neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
[1] Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie Regio Utrecht, met dossiernummer PL091A 2012208304 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 480.
[2] Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1], pagina 192 en 193
[3] Proces-verbaal verhoor getuige [getuige], pagina 194 en 195
[4] Proces-verbaal terechtzitting 19 februari 2013
[5] Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 263
[6] Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], pagina 198
[7] Voornoemd bewijsmiddel, pagina 199
[8] Voornoemd bewijsmiddel, pagina 200
[9] Proces-verbaal van aangifte [B], pagina 203
[10] Voornoemd bewijsmiddel, pagina 204
[11] Voornoemd bewijsmiddel, pagina 205
[12] Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], pagina 208
[13] Voornoemd bewijsmiddel, pagina 209
[14] Voornoemd bewijsmiddel, pagina 210
[15] Voornoemd bewijsmiddel, pagina 211
[16] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 216
[17] Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], pagina 220 en 221
[18] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 131
[19] Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], pagina 209
[20] Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], pagina 212 en 213
[21] Voornoemd bewijsmiddel, pagina 214
[22] Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 264
[23] Proces-verbaal terechtzitting 19 februari 2013
[24] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 537
[25] Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie Regio Utrecht, met dossiernummer PL0910 2012174382 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 14.
[26] Proces-verbaal van aangifte, pagina 4
[27] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 8
[28] Proces-verbaal van verhoor, pagina 6