ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9183

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C-16-341374 - KG ZA 13-238
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot aanplant bomen ter bescherming van helikopterlandingsplaats

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, vorderden eisers, waaronder [eiser sub 1] en de Koninklijke Nederlandse Springstoffenfabriek N.V., een verbod voor de gemeente Stichtse Vecht om bomen te planten op percelen die aan hun landgoed grenzen. Dit verbod was noodzakelijk om de veiligheid van de helikopterlandingsplaats op het landgoed te waarborgen. De eisers stelden dat de gemeente dreigend onrechtmatig zou handelen door de herplantplicht, opgelegd door de provincie, uit te voeren door bomen te planten nabij de landingsplaats. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente, als eigenaar van de aangrenzende percelen, geen onrechtmatige hinder mocht toebrengen aan de eisers, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.

De rechtbank stelde vast dat de veiligheid van de helikopterlandingsplaats in het geding kwam door de voorgenomen aanplant van bomen door de gemeente. De gemeente had onvoldoende onderbouwd dat het planten van bomen noodzakelijk was voor de uitvoering van de herplantplicht. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eisers voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat de veiligheid in gevaar kwam en dat de gemeente niet had aangetoond dat er geen alternatieven waren voor de herplantplicht.

Uiteindelijk werd de vordering van de eisers toegewezen, en de gemeente werd verboden om bomen te planten op de percelen die aan het landgoed van [eiser sub 1] grenzen. De gemeente werd ook veroordeeld in de proceskosten, en er werd een dwangsom opgelegd voor het geval de gemeente niet aan het vonnis voldeed. De rechtbank wees de reconventionele vorderingen van de gemeente af, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/341374 / KG ZA 13-238
Vonnis in kort geding van 17 april 2013
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. naamloze vennootschap
KONINKLIJKE NEDERLANDSE SPRINGSTOFFENFABRIEK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat: mr. H.J.M. van Schie, advocaat te Schiphol-Rijk,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE STICHTSE VECHT,
zetelend te Maarssen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaten: mr. R.M. van Opstal en mr. L.J. Wildeboer, beiden advocaat te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eisers c.s.] en de gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 20;
- de eis in reconventie met producties 1 tot en met 25;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van [eisers c.s.].;
- de pleitnota van de gemeente.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser sub 1] is eigenaar van het landgoed [naam] te [woonplaats]. Het landgoed is gerekt in oost-westelijke richting. Aan de oostzijde grenst het landgoed aan twee percelen die aan de gemeente in eigendom toebehoren. Op het landgoed bevindt zich een helikopterlandingsplaats.
2.2. [eiser sub 1] en de gemeente hebben in het verleden getwist over een door [eiser sub 1] aangelegd depot om baggerslib of -specie op te slaan dat was vrijgekomen bij het uitbaggeren van een grote vijver en watergangen.
2.3. Tussen [eisers c.s.]. en de gemeente heeft een aantal geschillen bestaan omtrent de helikopterlandingsplaats op het landgoed. Een aantal van deze geschillen heeft geresulteerd in gerechtelijke procedures bij – onder meer – de sector bestuursrecht van deze rechtbank.
2.4. Bij besluit van 12 november 2012 hebben de Provinciale Staten van Utrecht een luchthavenregeling vastgesteld met betrekking tot de op het landgoed gelegen helikopterlandingsplaats. Op grond van de luchthavenregeling is het de exploitant van de luchthaven toegestaan om te landen en op te stijgen vanaf het luchthaventerrein zoals dat is gemarkeerd op de bij de luchthavenregeling behorende kaart.
3. Het geschil in conventie
3.1. [eisers c.s.]. vordert bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de gemeente te verbieden over te gaan tot beplanting van de kavels zoals vermeld in productie 1, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000.000,00 bij overtreding;
2. de gemeente te verplichten mee te werken aan invulling van de herplantverplichting op ‘andere gronden’ door: (i) de minister om instemming te verzoeken, (ii) daartoe gronden beschikbaar te stellen, dan wel mee te werken aan het beplanten van naburige gronden die door derden ter beschikking worden gesteld; een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 bij overtreding;
3. meer subsidiair de gemeente te verplichten de herplantplicht zo uit te voeren dat het gebruikt van de helihaven hiervan geen hinder zal ondervinden;
4. de gemeente te veroordelen in de proceskosten.
3.2. De gemeente voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. De gemeente vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser sub 1]:
1. te bevelen de gemeente gebruik te laten (blijven) maken van haar recht van overpad over de percelen, kadastraal bekend Breukelen [perceelnummer 1], [perceelnummer 2] en [perceelnuummer 3], althans de grond van [eiser sub 1], om de kadastrale percelen B 198 en 199 en eigendom van de gemeente, te onderhouden en te herbeplanten in (onder meer) het kader van de herbeplantingsplicht uit hoofde van de Boswet;
2. te bevelen het recht van overpad toegankelijk en voor de gemeente begaanbaar te maken en te houden;
3. te bevelen bij gebreke van het voldoen aan het onder I en II gevorderde de aanschafkosten van het beplantingsmateriaal, groot € 4.390,00 exclusief 6% btw, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de gemeente te voldoen;
4. te bevelen direct na betekening van dit vonnis aan de veroordelingen onder I en II te voldoen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, per (gedeelte van een) dag dat [eiser sub 1] met het opvolgen van deze bevelen in gebreke blijft;
5. te veroordelen in de proceskosten van dit geding, te vermeerderen met nakosten.
4.2. [eisers c.s.]. voert verweer.
4.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de gemeente in dit kort geding optreedt in hoedanigheid van privaatrechtelijke eigenaar van de percelen grond die naast het perceel van [eiser sub 1] zijn gelegen.
5.2. [eisers c.s.]. legt aan zijn vordering ten grondslag dat sprake is van dreigend onrechtmatig handelen door de gemeente. De veiligheid die vereist is voor het gebruik van de helikopterlandingsplaats en die onder meer is uitgewerkt in het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (ook aangeduid als ICAO; Trb. 1973, 109) en de weerslag daarvan in de Nederlandse wetgeving, komt volgens [eisers c.s.]. in het gedrang indien de gemeente op haar percelen populieren en andere bomen zal planten in de nabijheid van de helikopterlandingsplaats.
5.3. Zoals de gemeente met juistheid aanstipt, dient onderhavig geschil beoordeeld te worden aan de hand van het burenrecht zoals dit is geregeld in – met name – boek 5 van het Burgerlijk Wetboek. Toepassing van artikel 5:37 Burgerlijk Wetboek (BW) brengt mee dat de gemeente, als eigenaar van het naast het landgoed gelegen erf, aan [eiser sub 1] geen hinder mag toebrengen in een mate of op een wijze die onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW. Of sprake is van onrechtmatige hinder, zoals [eisers c.s.]. aanvoert doch de gemeente betwist, komt hierna aan de orde.
5.4. Wat er ook zij van toepasselijke regelgeving omtrent aanvliegroutes voor helikopters en de uitwerking daarvan, [eisers c.s.]. heeft in het bestek van dit kort geding voldoende aannemelijk gemaakt dat de voor het gebruik van de helikopterlandingsplaats vereiste veiligheid in het geding komt indien de gemeente bomen plant langs de erfgrens en in de nabijheid van de helikopterlandingsplaats. Waar de gemeente niet, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft weersproken dat de veiligheid van [eisers c.s.]. in het geding is en de gemeente het gebruik van de helikopterlandingsplaats feitelijk onmogelijk dreigt te maken, is sprake van een gerechtvaardigde vrees bij [eisers c.s.]. voor zodanige hinder dat hij deze in redelijkheid niet behoeft te dulden. Dit leidt tot de slotsom dat sprake is van dreigend onrechtmatig handelen door de gemeente, zodat het gevorderde verbod om bomen te planten daarmee voor toewijzing gereed ligt.
5.5. Aan het voorgaande doet niet af dat op de gemeente een plicht rust om over te gaan tot herbeplanting. De gemeente heeft in dit verband aangevoerd dat zij een aanschrijving van de provincie heeft ontvangen op grond waarvan de gemeente vóór 1 mei 2013 moet overgaan tot herbeplanting en dat zij, indien zij hieraan geen gevolg geeft, een economisch delict pleegt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gemeente, in het licht van de omstandigheden, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat uitsluitend door het planten van onder meer snelgroeiende populieren nabij de erfgrens van de percelen, uitvoering gegeven kan worden aan de herbeplantingsplicht. Dit klemt omdat [eiser sub 1] heeft bepleit dat de Boswet ruimte biedt om op andere een ander perceel bomen aan te planten. [eiser sub 1] ziet daartoe ook mogelijkheden omdat zowel de eigenaar van een derde (aangrenzend) perceel, als de provincie bereid zijn om (mee) te zoeken naar alternatieven. Dit brengt mee dat de door de gemeente aangevoerde herbeplantingsplicht geen rechtvaardigingsgrond kan vormen voor onrechtmatig handelen jegens [eisers c.s.].
5.6. Ook de door de gemeente aangevoerde hinder door [eisers c.s.]. en mogelijke bestuursrechtelijke aantasting van de luchthavenregeling leiden niet tot afwijzing van de vordering. Nog daargelaten dat de gemeente niet heeft onderbouwd op welke wijze hiervan sprake is, kan de door de gemeente gestelde hinder als gevolg van het gebruik van de helikopterlandingsplaats buiten beschouwing blijven omdat eventuele hinder door [eisers c.s.]. geen rechtvaardiging vormt voor het toebrengen van hinder door de gemeente aan [eisers c.s.]. Ditzelfde geldt voor hetgeen de gemeente heeft aangevoerd omtrent de geldigheid van de luchthavenregeling die van toepassing is op de helikopterlandingsplaats. In dit kort geding dient te worden uitgegaan van de geldigheid van de luchthavenregeling zoals deze van toepassing is. Dit brengt mee dat ervan dient te worden uitgegaan dat gebruikmaking van de helikopterlandingsplaats in beginsel niet onrechtmatig is en [eisers c.s.]. daarom belang heeft bij het voorkomen van onrechtmatig handelen door de gemeente. Voor een andersluidend oordeel heeft de gemeente onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd.
5.7. De overige door de gemeente gevoerde verweren omtrent bestuursrechtelijke handhaving tegen het gebruik van de helikopterlandingsplaats, behoeven geen bespreking omdat zij, zoals hiervoor onder 5.1. is overwogen, in hoedanigheid van privaatrechtelijke eigenaar van de percelen optreedt.
5.8. Omdat de primaire vordering van [eisers c.s.]. zal worden toegewezen, behoeven de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen geen beoordeling. De door [eisers c.s.]. ten aanzien van zijn primaire eis gevorderde dwangsom zal worden toegewezen als hierna te bepalen.
5.9. De gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers c.s.]. worden begroot op:
- dagvaarding € 92,82
- griffierecht 589,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.497,82
6. De beoordeling in reconventie
6.1. De reconventionele vorderingen onder I en II zullen worden afgewezen omdat de gemeente na betwisting door [eisers c.s.]. haar belang bij deze delen van haar vordering niet heeft onderbouwd. Dit lag wel op haar weg omdat [eisers c.s.]. heeft aangevoerd dat hij niet zal verhinderen dat de gemeente gebruik maakt van haar recht van overpad om haar percelen te bereiken op de minst bezwarende wijze. Nu bovendien niet is gesteld of gebleken dat [eisers c.s.]. het gebruik door de gemeente in het verleden heeft verhinderd of dit in de toekomst dreigt te doen, ontbreekt belang van de gemeente bij dit deel van haar vorderingen. Dit brengt mee dat de gevorderde dwangsommen eveneens zullen worden afgewezen.
6.2. Omdat het gevorderde verbod in conventie zal worden toegewezen en de gemeente reeds daarom vooralsnog niet zal mogen overgaan tot het herbeplanten van de percelen die grenzen aan het landgoed, komt het in reconventie onder III gevorderde niet voor toewijzing in aanmerking. Nu de gemeente bovendien niet heeft gesteld op grond waarvan [eisers c.s.]. gehouden zou zijn tot betaling van het door de gemeente aangekochte plantgoed en een grondslag evenmin kan worden opgemaakt uit de door haar aangevoerde feiten en omstandigheden, dient hetgeen in reconventie onder III is gevorderd eveneens te worden afgewezen.
6.3. De gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers c.s.]. worden begroot op € 408,00 (factor 0,5 × tarief € 816,00) aan salaris advocaat.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. verbiedt de gemeente om over te gaan tot beplanting van de aan haar in eigendom toebehorende percelen, kadastraal bekend Breukelen Sint Pieters B 198 en B 199,
7.2. veroordeelt de gemeente om aan [eisers c.s.]. een dwangsom te betalen van € 500.000,00 in het geval zij niet aan de in 7.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet,
7.3. veroordeelt de gemeente in de proceskosten, aan de zijde van [eisers c.s.]. tot op heden begroot op € 1.497,82,
7.4. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.6. wijst de vorderingen af,
7.7. veroordeelt de gemeente in de proceskosten, aan de zijde van [eisers c.s.]. tot op heden begroot op € 408,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Verhoef en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2013.?