RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Parketnummer: 07.660260-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 mei 2013
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
wonende [adres] ([woonplaats],
thans verblijvende in de P.I. Almere, Huis van Bewaring Almere Binnen.
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft laatstelijk plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 7 mei 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.S.S. Overes, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.M. van der Burg en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 2 tot en met 3 maart 2012 te gemeente Almere door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of
- met zijn penis op de tong van die [slachtoffer] geslagen en/of
- stotende bewegingen gemaakt met zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- stotende bewegingen gemaakt met zijn penis in de vagina van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] op straat heeft vastgepakt en/of heeft meegetrokken en/of heeft gedwongen om met hem mee te lopen en/of
- een mes, althans een wapen, in ieder geval een voorwerp tegen de rug van die [slachtoffer] heeft gedrukt en of (daarmee) stompende bewegingen heeft gemaakt tegen de rug van die [slachtoffer] en/of (daarbij) (op agressieve wijze) tegen haar heeft gezegd dat zij mee/door moest lopen en/of
- die [slachtoffer] heeft meegenomen naar zijn woning en/of
- die [slachtoffer] op het bed heeft geduwd en/of
- (zichtbaar) een mes op dat bed heeft gegooid/neergelegd en/of
- (op agressieve wijze) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze haar jas uit moest doen en/of dat ze hem moest pijpen en/of dat ze haar tong moest uitsteken en/of
- (toen zij dit niet deed en/of aangaf dat ze dit niet wilde) haar hoofd en/of haar haren en/of haar mond heeft vastgepakt en/of daar aan heeft getrokken en/of zijn penis naar binnen heeft gebracht en/of
- die [slachtoffer] (telkens) heeft teruggeduwd op het bed als zij op wilde staan en/of
- (op agressieve wijze) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze hem niet moest lopen fucken/fokken en/of
- (met kracht) de benen van die [slachtoffer] omhoog heeft getrokken/geduwd en/of zijn penis heeft ingebracht,
hetgeen (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 juli tot en met 7 augustus 2012 te gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets/snorfiets/scooter, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte die weg te nemen bromfiets/snorfiets/scooter, althans dat weg te nemen goed, onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Feit 1.
Op 3 maart 2012 omstreeks 01.25 uur wordt de politie gesommeerd naar de [Naam] aan de [adres] te Almere. Ter plaatse meldt aangeefster [slachtoffer] tijdens een informatief gesprek dat zij zojuist is verkracht door een man. Zij omschrijft de man en geeft aan waar de verkrachting heeft plaatsgevonden, te weten een flat nabij station Parkwijk te Almere met huisnummer [nummer]. Aangeefster wijst verbalisant [verbalisant] diezelfde nacht de door haar bedoelde flat. Uit nader onderzoek blijkt dat verdachte woont in de door aangeefster aangewezen flat. Op 8 augustus 2012 is verdachte in zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] aangehouden.
Feit 2.
Tijdens de aanhouding van verdachte wegens het onder 1 ten laste gelegde treft de politie een bromfiets aan in de slaapkamer van de woning van verdachte. De bromfiets is gekentekend DD004F. Uit nader onderzoek blijkt dat deze bromfiets als gestolen staat gesignaleerd. [benadeelde] heeft op 22 juli 2012 aangifte gedaan van diefstal van zijn bromfiets (kleur zwart, gekentekend DD004F). Op 29 augustus 2012 heeft [benadeelde] wederom aangifte gedaan, dit maal van vernieling van zijn (gestolen) bromfiets, aangezien hij bij het ophalen van zijn bromfiets op 22 augustus 2012 op het politiebureau te Almere constateert dat zijn bromfiets vernield is.
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1.
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van aangeefster [slachtoffer] is geloofwaardig, aangezien deze gedetailleerd en consistent is. De verklaring van aangeefster wordt daarbij ondersteund door de uitdraai van haar ov-chipkaart, de verklaring van [getuige], het in het kruis van de onderbroek van aangeefster aangetroffen DNA wat matcht met het DNA van verdachte en de door aangeefster gegeven omschrijving van de woning van verdachte.
Bij dit alles komt dat de verklaring van verdachte niet geloofwaardig is, aangezien hij tegenstrijdig verklaart en zijn verklaring geen ondersteuning vindt in de overige bewijsmiddelen.
Feit 2.
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van [benadeelde] en het aantreffen van de bromfiets in de woning van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1.
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, aangezien verdachte het ten laste gelegde ontkent. De verklaring van aangeefster [slachtoffer] dient uitgesloten te worden van het bewijs, aangezien haar betrouwbaarheid kan zijn beïnvloed door haar stoornis. De aangetroffen sporen in de onderbroek van aangeefster ondersteunen de verklaring van verdachte.
Feit 2.
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, wegens het ontbreken van het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening en omdat er geen bewijs aanwezig is voor de wegnemingshandeling.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1.
Algemeen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek op voornoemde zitting naar voren is gebracht.
De hoofdregel van het wettelijk bewijsstelsel is dat het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, slechts kan worden aangenomen indien de rechter door de inhoud van de bewijsmiddelen die overtuiging heeft bekomen. Enkel en alleen een aangifte, hoe betrouwbaar deze ook is, is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring. Wanneer de verdachte zwijgt of ontkent kan het feit desalniettemin worden bewezen indien de verklaring van het slachtoffer voldoende steun vindt in enig ander bewijsmiddel.
Bruikbaarheid van de verklaring van [slachtoffer].
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij aangifte wenst te doen van verkrachting in de periode tussen 2 maart 2012 omstreeks 21.30 uur en 3 maart 2012 omstreeks 01.00 uur te Almere.
Aangeefster heeft verklaard dat zij met de bus vanaf het Stadhuisplein te Almere naar het NS station Parkwijk te Almere reed.
Uit een uitdraai van een op aangeefsters naam staande ov-chipkaart blijkt dat zij op 2 maart 2012 vanaf het Stadhuisplein naar Station Parkwijk is gereisd en daar om 23.57 uur uit checkte. Deze gegevens ondersteunen de verklaring van aangeefster.
Toen aangeefster op het NS station Parkwijk te Almere kwam was verdachte er. Aangeefster voelde iets in haar rug en werd door verdachte naar een flat (met huisnummer 143) geduwd. Met een voorwerp werd aangeefster gestompt. Het voorwerp werd tegen aangeefsters onderrug aangeduwd, waarbij verdachte haar sommeerde te lopen.
Doordat aangeefster met iets in haar rug werd geduwd, is zij met verdachte meegegaan naar de flat.
Aangeefster denkt dat verdachte haar met een zakmes in haar rug duwde, omdat verdachte in de flat een zakmes op het bed gooide.
Nadat verdachte en aangeefster de flat hadden betreden deed verdachte de deur achter zich op slot.
Verdachte sommeerde aangeefster haar jas uit te trekken. Toen aangeefster dit niet deed, trok verdachte de jas van aangeefster uit en duwde haar op bed. Aangeefster wilde opstaan, maar verdachte trok haar terug. Verdachte zei “pijp me” en trok aan aangeefsters haren. Aangeefster gaf aan dat zij niet wilde. Verdachte pakte aangeefster hoofd vast en duwde haar haren en hoofd in de richting van zijn penis. Verdachte stootte een paar keer, ongeveer vijf of zes keer, heel hard naar binnen. Vervolgens heeft aangeefster verdachte gepijpt. Aangeefster moest haar tong uitsteken. Verdachte trok aangeefsters haar naar achteren en sloeg, tussen de tien en vijftien maal, met zijn penis op aangeefsters tong.
Verdachte was heel opgefokt en agressief. Verdachte zei de hele tijd “je fokt me”. Verdachte zei dat als aangeefster moeilijk ging doen hij haar zou gaan fucken.
Aangeefster probeerde op te staan, maar verdachte werd boos en duwde aangeefster op het bed en trok haar joggingbroek en onderbroek naar beneden. Verdachte duwde aangeefster benen omhoog en stopte zijn penis in aangeefsters vagina. Nadat aangeefster riep om te stoppen werd verdachte kwader en duwde harder aan aangeefster benen en begon harder te stoten. Tijdens de verkrachting was verdachte kwaad en hij zei: “Zeg dat je wel wil”.
Als aangeefster met verdachte de flat uit loopt ziet zij het nummer van de flat, te weten [nummer]. Aangeefster wijst verbalisant [verbalisant] op 3 maart 2012 omstreeks 05.20 uur de door haar bedoelde flat, te weten de [adres] te Almere. Uit nader onderzoek blijkt dat verdachte woont in de door aangeefster aangewezen flat.
Aangeefster heeft voorts verklaard dat verdachte geen condoom gebruikte. Voorts heeft aangeefster verklaard dat verdachte in haar vagina klaar kwam en zijn sperma uit haar vagina kwam en langs haar benen liep.
De onderbroek van aangeefster (met SIN AAEA7391NL ) is in beslag genomen voor sporenonderzoek. Uit de NFI rapportage blijkt dat op de slip met AAEA7391NL sperma is aangetroffen bij bemonstering van het kruis van de slip (zowel de zijkant als de voorzijde). Het DNA-profiel van verdachte matcht met het DNA-profiel van voornoemd spermaspoor. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het DNA-profiel van het spoor is kleiner dan één op één miljard.
Aangeefster liep direct naar de [Naam] nadat zij de flat had verlaten. Aangeefster meldde bij getuige [getuige], direct nadat zij was aangekomen bij de [Naam], dat zij is verkracht en dat de politie gebeld moest worden. De getuige [getuige] heeft verklaard dat aangeefster op 3 maart 2012 tussen 01.00 en 01.15 uur belde bij de ingang van de [Naam] te Almere. Aangeefster zei direct dat de politie gebeld moest worden en dat zij was verkracht.
Nadien is [slachtoffer] een aantal malen gehoord, waarvan op 23 januari 2013 voor het laatst bij de rechter-commissaris.
De rechtbank heeft geen onverklaarbare tegenstrijdigheden in de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen kunnen vaststellen, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat haar verklaringen niet op waarheid berusten. Er is sprake van ondersteunende bewijsmiddelen, waaruit afgeleid kan worden dat delen van de verklaring van [slachtoffer] overeenstemmen met de waarheid. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] authentiek en betrouwbaar en ziet ook overigens in het dossier geen aanknopingspunten die zouden kunnen leiden tot twijfel omtrent de geloofwaardigheid van die verklaringen. Niet aannemelijk is geworden dat zij haar verklaringen in strijd met de waarheid heeft afgelegd. Overigens is ook geen alternatief scenario uit het dossier aannemelijk geworden.
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van [slachtoffer] op de wijze als weergegeven in de bewezenverklaring. De wisselende verklaringen van verdachte hebben bijgedragen aan de overtuiging van de rechtbank, dat hij zich schuldig gemaakt heeft aan verkrachting van het slachtoffer. Pas in de tweede verklaring, die hij bij de politie afgelegd heeft, heeft verdachte aangegeven met het slachtoffer in zijn woning geweest te zijn. In die verklaring en in zijn derde bij de politie afgelegde verklaring heeft hij ontkend seks met haar gehad te hebben. In de derde verklaring zegt hij bij de ontmoeting met het slachtoffer niet klaargekomen te zijn. Pas in zijn verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris zegt verdachte dat hij gemasturbeerd heeft en zichzelf daarna met een shirt schoongemaakt heeft.
Feit 2.
Verdachte heeft verklaard dat hij de bromfiets heeft gevonden en dat de bromfiets niet afgesloten stond en hij enkel aan de bromfiets wilde sleutelen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte aannemelijk geworden, nu deze niet in strijd is met de overige bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte derhalve van het ten laste gelegde vrijspreken, wegens het ontbreken van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 2 tot en met 3 maart 2012 te gemeente Almere door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en
- met zijn penis op de tong van die [slachtoffer] geslagen en
- stotende bewegingen gemaakt met zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en
- stotende bewegingen gemaakt met zijn penis in de vagina van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] op straat heeft gedwongen om met hem mee te lopen en
- een voorwerp tegen de rug van die [slachtoffer] heeft gedrukt en (daarmee) stompende bewegingen heeft gemaakt tegen de rug van die [slachtoffer] en (daarbij) (op agressieve wijze) tegen haar heeft gezegd dat zij door moest lopen en
- die [slachtoffer] heeft meegenomen naar zijn woning en
- die [slachtoffer] op het bed heeft geduwd en
- (zichtbaar) een mes op dat bed heeft gegooid en
- (op agressieve wijze) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze haar jas uit moest doen en dat ze hem moest pijpen en dat ze haar tong moest uitsteken en
- (toen zij dit niet deed en/of aangaf dat ze dit niet wilde) haar hoofd en haar haren en haar mond heeft vastgepakt en daar aan heeft getrokken en zijn penis naar binnen heeft gebracht en
- die [slachtoffer] (telkens) heeft teruggeduwd op het bed als zij op wilde staan en
- (op agressieve wijze) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze hem niet moest lopen fucken/fokken en
- (met kracht) de benen van die [slachtoffer] omhoog heeft getrokken/geduwd en zijn penis heeft ingebracht,
hetgeen (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Van het onder 1 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1.
Verkrachting, meermalen gepleegd.
Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 39 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 13 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met als bijzondere voorwaarden een klinische opname voor de duur van maximaal 9 maanden in een door de reclassering aan te wijzen kliniek, een meldingsgebod en het volgen van een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit – indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring – een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel het reeds door verdachte ondergane voorarrest niet te boven gaat. Verdachte is gemotiveerd om behandeling te ondergaan.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het oraal en vaginaal verkrachten van [slachtoffer]. Verdachte heeft door zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer]. Verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren boven de gevoelens van de ander. De rechtbank weegt mee dat een dergelijk feit zeer ernstig is en een slachtoffer ernstig kan traumatiseren. Daarbij overweegt de rechtbank dat het slachtoffer een zeer kwetsbare vrouw was, die reeds wegens persoonlijke problematiek verbleef in de [Naam].
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 12 april 2013, waaruit blijkt dat hij niet eerder wegens een soortgelijk feit is veroordeeld.
Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van de hierna te melden straf in rekening de straffen die de verdachte zijn opgelegd door de politierechter te Zwolle-Lelystad d.d. 22 juni 2012 en de politierechter te Haarlem d.d. 25 juli 2012.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf tevens rekening gehouden met een de verdachte betreffend Pro Justitia Rapport d.d. 20 februari 2013 uitgebracht door H.R.J. ter Borg, GZ-psycholoog.
De psycholoog Ter Borg heeft geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten cannabis- en alcoholmisbruik. Deze middelen speelden een bijdragende rol. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken, waardoor onverantwoordelijkheid en te gemakkelijk overtreden van de wet kunnen optreden. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was hiervan sprake. Verdachte kan niet goed een rem op zijn gedrag zetten en kan eventueel egocentrisch en opportunistisch handelen zonder rekening te houden met anderen. Bij verdachte is sprake van met zijn persoonlijkheidsproblematiek samenhangende pathologie. Verdachte houdt geen rekening met anderen, overweegt niet, volgt zijn impulsen en kan niet omgaan met tegenslag en frustratie. Ook koestert hij rigide en stereotype beelden omtrent sociale c.q. intieme relaties en bovendien beperken zijn antisociale opvattingen en narcistische houding zijn invoelend en kritisch vermogen. De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar is te achten.
De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met een de verdachte betreffend Pro Justitia Rapport d.d. 12 februari 2013 uitgebracht door dr. D.J. Vinkers, psychiater.
De psychiater Vinkers heeft geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, namelijk een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en narcistische kenmerken, afhankelijkheid van cannabis en misbruik van alcohol en cocaïne. Ook ten tijde van het ten last gelegde was hiervan sprake. Ook de psychiater heeft geconcludeerd dat verdachte in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar is te achten.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van de psycholoog en de psychiater over en maakt dit oordeel van de deskundigen tot het hare. De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog en de psychiater in zoverre over dat zij verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar acht. De rechtbank acht verdachte in zoverre strafbaar.
Zowel de psycholoog Ter Borg als de psychiater Vinkers, die behandeling en begeleiding van verdachte noodzakelijk achten om het recidivegevaar te beperken, hebben geadviseerd verdachte na detentie te laten begeleiden door Exodus, waar hij ook zou kunnen wonen.
Uit een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 7 maart 2013, opgesteld door C. van Wilgenburg, reclasseringswerker van Tactus verslavingszorg, blijkt het volgende. Verdachte is aangemeld bij Exodus. Er heeft echter geen intake plaatsgevonden, aangezien Exodus verdachte op voorhand heeft afgewezen, aangezien zij schatten dat verdachte intensievere begeleiding nodig heeft dan Exodus kan bieden.
Uit een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 29 april 2013, opgesteld door C. van Wilgenburg, reclasseringswerker van Tactus verslavingszorg, blijkt het volgende. Gelet op de hoge recidivekans, het forse middelengebruik, het gemis aan probleeminzicht en de houding van verdachte is een klinische behandeling de aangewezen mogelijkheid om te komen tot een eventuele langdurige gedragsverandering. Er kan echter geen herplaatsingsbesluit worden afgegeven door het NIFP, omdat de rechtbank thans nog geen uitspraak heeft gedaan in de strafzaak.
Bij een ambulante behandeling in combinatie met een zwervend bestaan – verdachte heeft immers geen zicht op huisvesting aangezien Domus een intakegesprek wil plannen na de zittingsdatum – is de kans op onttrekking aan de voorwaarden hoog. Primair is geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een klinische behandeling in een door de NIFP geïndiceerde kliniek voor de duur van negen maanden. Subsidiair is geadviseerd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Meer subsidiair is geadviseerd een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een behandelverplichting bij De Waag.
De rechtbank komt op grond van bovenstaande adviezen tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een zodanig ernstige aantasting van zijn psychische gezondheid dat ter beteugeling van het recidivegevaar een opname in een kliniek waar hij een behandeling kan ondergaan voor zijn persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek noodzakelijk is.
De rechtbank zal een gedeelte van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen om de na te noemen bijzondere voorwaarden te kunnen verwezenlijken, waarbij het voorwaardelijke strafdeel langer dient te zijn dan de duur van de klinische behandeling.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist, mede aangezien de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
Voor aanvang van de terechtzitting hebben respectievelijk [slachtoffer] – daartoe vertegenwoordigd door [X] – en [benadeelde] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte respectievelijk onder 1 en onder 2 ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van respectievelijk € 4.159,20 en
€ 572,50.
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer].
De officier van justitie heeft de toewijzing aan de benadeelde partij gevorderd van de gehele vorderingen met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
[benadeelde].
De officier van justitie heeft de toewijzing aan de benadeelde partij [benadeelde] gevorderd tot een bedrag van € 10,50 met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer].
De raadsvrouw heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren wegens de reeds bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien deze niet eenvoudig van aard is. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de hoogte van de vordering te matigen vanwege de financiële situatie van verdachte.
[benadeelde].
De raadsvrouw heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren wegens de reeds bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de vordering af te wijzen, aangezien niet blijkt dat verdachte de schade aan de bromfiets heeft veroorzaakt. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de hoogte van de vordering te matigen vanwege de financiële situatie van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer].
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 2.159,20 (bestaande uit € 159,20 materiële schade en € 2.000,00 immateriële schade), vermeerderd met de kosten die - tot op heden - worden begroot op nihil. De gestelde immateriële schade is voor het meerdere onvoldoende komen vast te staan.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het meer gevorderde een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
[benadeelde].
De benadeelde partij [benadeelde] dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het hem onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 63, 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 2 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte gedurende de proeftijd van 3 jaar de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich zal melden bij Tactus Reclassering Flevoland (Randstad 22-183 te Almere), en zich vervolgens zal melden, zolang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich zal laten opnemen voor behandeling in een kliniek voor forensisch psychiatrische zorg die na bemiddeling van Tactus Reclassering Flevoland door het NIFP (Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie ) geselecteerd wordt en daar zal verblijven zolang de behandelaars zulks noodzakelijk achten doch niet langer dan negen maanden;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partijen
[slachtoffer]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 2.159,20 (zegge: tweeduizend en honderd negenenvijftig euro en twintig cent), waarvan € 2.000,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2.159,20 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 31 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
[benadeelde]
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en
mr. M. Iedema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2013.
Mr. R.M. van Vuure is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.