ECLI:NL:RBMNE:2013:CA1383
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de besloten vennootschap Prefab Beton VEBO BV. Het verzoek werd ingediend naar aanleiding van een beslissing van het UWV Werkbedrijf, dat 50 ontslagvergunningen had verleend en 15 had geweigerd, waaronder die van de verweerder. De verzoekster stelde dat er gewichtige redenen waren voor ontbinding, met name bedrijfseconomische omstandigheden, en was het niet eens met de beslissing van het UWV met betrekking tot het afspiegelingsbeginsel.
De kantonrechter overwoog dat verzoekster niet ontvankelijk verklaard moest worden in haar verzoek, dan wel dat het verzoek afgewezen moest worden omdat het zou kunnen worden gezien als een verkapt hoger beroep van de beslissing van het UWV. De rechter wees het verzoek af, omdat verzoekster niet voldoende nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die een herbeoordeling van de situatie rechtvaardigden. De kantonrechter benadrukte dat de oorspronkelijke bedoeling van artikel 7:685 BW was om ontbinding mogelijk te maken zonder inachtneming van de opzegtermijn, maar dat deze mogelijkheid was beperkt door de invoering van het BBA in 1945.
De beslissing van de kantonrechter hield in dat de proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. De beschikking werd in het openbaar uitgesproken, waarbij de kantonrechter de afwijzing van het verzoek en de compensatie van de proceskosten bekendmaakte. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor verzoekers om nieuwe feiten of omstandigheden aan te voeren bij een ontbindingsverzoek na een eerdere afwijzing door het UWV.