ECLI:NL:RBMNE:2013:CA1947

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
822787 UC EXPL 12-10833
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de toepassing van cao en wachtgeld bij ontslag

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, vorderde [eiseres] een schadevergoeding van € 22.254,84 van haar voormalige werkgever, Stichting Sekondant, wegens een onterecht doorgevoerde korting op haar wachtgeld. De korting was toegepast in verband met een flexuitkering, wat volgens [eiseres] in strijd was met de geldende cao op het moment van haar ontslag. De kantonrechter oordeelde dat de cao's van 2003, 2004 en 2005 relevant waren voor de beoordeling van de zaak. De rechter stelde vast dat de cao's terugwerkende kracht konden hebben, en dat [eiseres] als lid van de vakbond gebonden was aan de bepalingen van de cao, inclusief eventuele verslechteringen die daarin waren opgenomen.

De kantonrechter verwierp het beroep van [eiseres] op onredelijke bezwarendheid en concludeerde dat de cao's en het sociaal plan, dat in het kader van de reorganisatie was afgesproken, correct waren toegepast. De rechter benadrukte dat de cao's de oude vervingen en dat er geen grond was om aan te nemen dat de cao niet met terugwerkende kracht op [eiseres] van toepassing kon zijn. De vordering van [eiseres] werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 900,- werden begroot voor het salaris van de gemachtigde van de werkgever. Dit vonnis werd uitgesproken op 12 juni 2013.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 822787 UC EXPL 12-10833 4091
Vonnis van 12 juni 2013
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiseres],
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.R. Angel,
tegen:
de stichting
Stichting Sekondant,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Sekondant of werkgever,
Sekondant partij,
gemachtigde: mr. P.S. van Minnen.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 september 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 9 januari 2013
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Tussen partijen staat vast omdat het is erkend althans niet of onvoldoende weersproken en mede op grond van de inhoud van de overlegde producties waarvan de inhoud in zoverre niet is betwist het navolgende.
2.2.
[eiseres], geboren op [1950], is op 1 januari 1996 als redacteur zorg bij de rechtsvoorgangster van Sekondant in dienst getreden.
Ten gevolge van gewijzigd overheidsbeleid moest de rechtsvoorgangster van Sekondant reorganiseren, hetgeen een groot aantal ontslagen meebracht. De arbeidsovereenkomst met [eiseres] is door Sekondant na verkregen toestemming van het CWI bij brief van 25 oktober 2011 (?? ktr.) opgezegd tegen 11 februari 2005. [eiseres] was op 1 februari 2005 54 jaar oud.
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is van toepassing de CAO Welzijn en maatschappelijke dienstverlening, ook wel CAO Welzijn, en verder ook de cao.
2.4.
Tussen vakbonden, waaronder AbvaKabo FNV, en werkgever is in verband met de reorganisatie van 6 april 2004 een sociaal plan afgesproken. Het sociaal plan bepaalt in artikel 27. 1: ”Aan de werknemer die als gevolg van de vaststelling van het organisatie- en personeelsformatieplan, nadat al het voorgaande in dit sociaal plan in acht is genomen, wordt ontslagen, wordt een wachtgeld toegekend overeenkomstig de uitvoeringsregeling wachtgeld van de CAO”.
2.5.
De uitvoeringsregeling wachtgeld van de cao staat ook wel bekend als uitvoeringsregeling L van de cao.
Artikel 8 lid 2 van uitvoeringsregeling L bij de CAO Welzijn 2003 bepaalt: ”wanneer de rechthebbende op grond van het dienstverband waaraan het wachtgeld wordt ontleend aanspraak heeft of kan verkrijgen op een uitkering krachtens de werkloosheidswet, de ziektewet, de wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of op een invaliditeitspensioen of een overbruggingsuitkering volgens de PGGM-pensioenregeling, dan wordt gedurende de termijn waarover die aanspraak bestaat het wachtgeld alleen uitbetaald voor zover het die uitkeringen overschrijdt.”
2.6.
Artikel 8 lid 2 van de uitvoeringsregeling L behorend bij de CAO Welzijn 2004 is gelijk aan die van CAO Welzijn 2003.
2.7.
Artikel 8 lid 2 van de uitvoeringsregeling L behorend bij de CAO Welzijn 2005 bepaalt: “wanneer de rechthebbende op grond van het dienstverband waaraan het wachtgeld wordt ontleend aanspraak heeft of kan verkrijgen op een uitkering volgens de werkloosheidswet, de ziektewet, de wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of op een invaliditeitspensioen of een overbruggingsuitkering volgens de PGGM-pensioenregeling of vanaf zestigjarige leeftijd aanspraak heeft op een flexpensioenuitkering volgens de PGGM-pensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling, dan wordt gedurende de termijn waarover die aanspraak bestaat het wachtgeld alleen uitbetaald voor zover het die uitkeringen overschrijdt.”
2.8.
De CAO Welzijn 2004 is medio 2004 tot stand gekomen en de bepalingen van deze cao zijn op 18 oktober 2004 algemeen verbindend verklaard.
De CAO Welzijn 2005 is per 11 april 2005 met terugwerkende kracht vastgesteld per 1 januari 2005. De bepalingen van deze cao zijn niet algemeen verbindend verklaard.
2.9.
[eiseres] is lid van AbvaKabo, die partij was bij de cao, zowel in 2003, 2004 als 2005.
3. De vordering en het verweer
[eiseres] vordert dat Sekondant, hoofdelijk, en zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld wordt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen een bedrag groot € 22.254,84, te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening, te rekenen vanaf 23 augustus 2011 althans vanaf de dag der dagvaarding althans een dag die de rechtbank in goede justitie bepaalt, en voorts wettelijke rente vanaf de datum die in goede justitie wordt bepaald. Verder wordt gevorderd om Sekondant te veroordelen te betalen € 6000,- wegens buitengerechtelijke kosten en tenslotte Sekondant te veroordelen in de kosten van het geding.
Aan de vordering wordt ten grondslag gelegd dat ten onrechte een korting plaatsgevonden heeft van het wachtgeld met het flexibel pensioen. Ten tijde van het ontslag was de geldende cao die van 2004 zodat ook alleen die cao van toepassing kan zijn tussen [eiseres] en de rechtsvoorgangster van Sekondant.
Daarnaast is het de cao 2003 (door de rechtsvoorgangster van Sekondant meegegeven aan [eiseres] ten tijde van haar ontslag) die de basis vormde voor het sociaal plan. Zo de cao 2005 dus van toepassing zou zijn, is daarvan ten gunste van [eiseres] in het sociaal plan afgeweken. Ook Sekondant was aanvankelijk van mening dat het wachtgeld van [eiseres] niet gekort mocht worden met aanspraken op de flexuitkering. Verwezen wordt naar het schrijven van 24 augustus 2010 met drie berekeningen. In geen van die berekeningen wordt het wachtgeld gekort met een aanspraak op een flexuitkering. Doordat [eiseres] is gekort op haar wachtgeld (vanaf 11 februari 2010) lijdt zij schade die vastgesteld kan worden op € 22.254,84.
Sekondant voert verweer waarop de kantonrechter indien nodig hieronder terugkomt.
4. De beoordeling
De kantonrechter komt tot het volgende oordeel.
4.1.
Het gaat in dit geschil niet om de uitleg van een cao, nu immers de tekst van een cao of de teksten van verscheidene cao’s niet uitgelegd behoeft/behoeven te worden. Het gaat om het antwoord op de vraag welke cao van toepassing is en welke tekst uit die cao vervolgens voor partijen geldt. Nu voldoende tussen partijen vaststaat dat de cao, waarin een korting van flexpensioen in de uitvoeringsregeling L is opgenomen, van toepassing is op [eiseres], omdat ze ingevolge de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst een zogenoemde gebonden werknemer is, gaat het in dit geschil over het antwoord op de vraag wanneer [eiseres], als lid van een van de vakbonden die de cao heeft gesloten, gebonden raakte.
4.2.
[eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat de cao niet met terugwerkende kracht op haar van toepassing kan zijn. Ze heeft daartoe aangevoerd dat Fase in zijn boek ”cao-recht” en Hartkamp, de A-G bij het arrest van de Hoge Raad d.d. 27 maart 1998, NJ 1998, 709, kritisch zijn ten aanzien van terugwerkende kracht van een cao. Fase acht het zeer bezwaarlijk dat een rechtsgeldig gegeven ontslag door een latere cao met terugwerkende kracht onregelmatig kan worden, bijvoorbeeld omdat de cao een andere anciënniteitregeling invoert. Fase acht dan de situatie op het moment van ontslag beslissend. Met recht geldt dan volgens hem dat men niet onwetend zondigen kan. A-G Hartkamp voerde aan dat voor personen die bij het afsluiten van de cao niet meer door een cao zijn verbonden, het kader ontbreekt waarbinnen de terugwerkende kracht van de cao gestalte kan krijgen. Voorts voert [eiseres] aan dat uit het arrest [naam] volgt dat het aannemen van bepalingen uit de nieuwe cao voor [eiseres] onredelijk bezwarend is.
De kantonrechter is evenwel van mening dat uitgegaan moet worden van de mogelijkheid van een terugwerkende kracht van de cao. De Hoge Raad heeft in het arrest Vervoersbond FNV tegen [naam] (HR 27 maart 1998, NJ 1998, 709) overwogen dat het partijen bij de cao vrijstaat aan de cao terugwerkende kracht te verlenen en dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in dat geval niet onaanvaardbaar was. Voor zover [eiseres] in dit geding een beroep doet op het bepaalde in artikel 6:248 lid 2 BW wijst de kantonrechter dit af, omdat [eiseres] als lid van de vakbond op grond van artikel 9 van de Wet op de cao aan die terugwerkende kracht gebonden is en verder niet valt in te zien waarom de omstandigheid dat [eiseres] dan onder een andere regeling valt de terugwerkende kracht in haar geval onaanvaardbaar maakt. Ook de omstandigheid dat de regeling voor [eiseres] een verslechtering inhoudt, vormt onvoldoende reden. Het lidmaatschap van [eiseres] van de bond brengt mee dat verslechteringen kunnen worden afgesproken waaraan de gebonden werknemer gehouden kan worden. Voorts is de kantonrechter van oordeel dat in de periode waarin cao partijen met elkaar onderhandelen over een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst, werkgever en werknemer er rekening mee moeten houden dat de onderhandelingen leiden tot de uitkomst dat de cao met terugwerkende kracht kan worden ingevoerd en dat in strijd met die cao gemaakte afspraken (met uitzondering van gunstiger uitkomsten in het geval van een minimum cao) nietig kunnen zijn. De omstandigheid ten slotte dat tegenover een concrete verslechtering veelal ook een concrete verbetering staat die moeilijk te wegen is in het kader van de totstandkoming van een totaalpakket, dat de uitkomst van een cao is, maakt dat een concrete verslechtering in haar algemeenheid niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, terwijl hetgeen hierboven is overwogen over de gevolgen van het lidmaatschap van [eiseres] van de bond die de cao mede afsloot, maakt dat het ook in het concrete geval van werkneemster niet onaanvaardbaar is.
4.3.
[eiseres] heeft zich er voorts nog op beroepen dat het sociaal plan een afwijking is van de cao ten gunste van haar en dat de cao dit mogelijk maakt. [eiseres] miskent evenwel dat een sociaal plan dat in gunstige zin zou kunnen afwijken van de cao, een sociaal plan moet zijn dat gesloten is met het oog op de inhoud van de CAO Welzijn 2005. Het sociaal plan uit 2004 voldoet niet aan dit vereiste. Voor zover [eiseres] de gedachte ingang heeft willen doen vinden dat het sociaal plan gedurende zijn looptijd alle in de toekomst gelegen caowijzigingen per definitie niet van toepassing zou verklaren voor zover deze in strijd zijn met dat sociaal plan, is dat in strijd met de in de cao zelf opgenomen bepaling dat de uitvoeringsregelingen en de bijlagen waarnaar in de cao wordt verwezen één geheel vormen met de cao en ook met de in de Wet op de cao opgenomen bepaling dat een nieuwe cao de oude doet vervallen, tenzij partijen in de cao iets anders hebben afgesproken, wat in casu niet is gesteld en ook niet is gebleken.
4.4.
Het beroep dat [eiseres] doet op onredelijke bezwarendheid (een term die stamt uit de in boek 6 BW opgenomen regeling met betrekking tot algemene voorwaarden, waarvan de rechtbank in het aan bovengenoemde arrest voorafgaande vonnis al overwoog dat vanwege artikel 6:245 BW deze voorwaarden op het arbeidsrecht niet van toepassing zijn) wordt verworpen. Het beroep op onredelijke bezwarendheid, dat ook voorkwam in de zaak [naam], is volgens de Hoge Raad een misverstand, omdat de rechtbank het oog zou hebben gehad op iets anders. Voor zover [eiseres] met een beroep op het onredelijk bezwarend feit een beroep heeft willen doen op de onaanvaardbaarheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid heeft de kantonrechter hierboven overwogen dat niet in te zien.
4.5.
Ten slotte heeft [eiseres] zich nog beroepen op de hardheidsclausule. Deze is in artikel 6 van het sociaal plan opgenomen en luidt dat in gevallen waarin deze overeenkomst leidt tot een onbillijke situatie van de werknemer, partijen bij deze overeenkomst in een voor de werknemer gunstige zin van het sociaal plan zullen afwijken. Het ter beoordeling voorleggen van een zodanige situatie kan uitsluitend plaatsvinden door een der partijen bij deze overeenkomst. Deze situatie zal voor advies worden voorgelegd aan de begeleidingscommissie.
Onvoldoende is gebleken dat aan de inhoud van deze bepaling is voldaan, met name dat een zodanige situatie als thans volgens [eiseres] bij haar aanwezig is, ter beoordeling is voorgelegd door een der partijen bij de overeenkomst. Één van de partijen bij de overeenkomst moet immers worden uitgelegd als één van de partijen die betrokken zijn geweest bij het afsluiten van het sociaal plan, te weten NIZW, ABVAKABO FNV of CNV Publieke Zaak. Het is niet aan de kantonrechter om vervolgens invulling te geven aan art. 6 van het sociaal plan, zonder dat eerst een inhoudelijk oordeel door de begeleidingscommissie is gegeven, nog afgezien van de aard van de daarna eventueel plaatsvindende toetsing door de rechter.
4.6.
De vordering van [eiseres] dient te worden afgewezen en [eiseres] dient in de kosten van de procedure te worden verwezen.
De beslissing
de kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, begroot op € 900,- ter zake salaris gemachtigde van Stichting Sekondant.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.J.M. de Laat en is in het openbaar uitgesproken, in het bijzijn van de griffier, op 12 juni 2013.