ECLI:NL:RBMNE:2013:CA1977

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16/657634-12; 16/157841-10 (vordering tenuitvoerlegging); 15/201302-10 (vordering ten uitvoerlegging
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.W.G. de Beer
  • I.M. Vanwersch
  • M.H.L. Schoenmakers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een mes en vorderingen tenuitvoerlegging in strafzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2013, stond de verdachte terecht voor bedreiging met een mes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, terwijl hij bovenop zijn vriendin zat, haar met een mes op de keel dreigde en haar vertelde dat hij haar 'af zou maken'. Dit leidde tot grote angst bij het slachtoffer. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, waaronder ADHD en een afhankelijkheid van cannabis en alcohol, wat van invloed was op zijn gedrag. Ondanks deze psychische problemen werd de verdachte als strafbaar beschouwd.

De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte, die eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en in meerdere proeftijden verkeerde. De reclassering had geadviseerd om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met verplicht reclasseringscontact en behandeling. De verdachte toonde spijt en was bereid om zijn behandeling voort te zetten. De rechtbank besloot tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder het volgen van een behandeling bij Victas.

Daarnaast werden vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen behandeld. De rechtbank wees deze vorderingen af, omdat de verdachte op weg leek zijn leven weer op orde te krijgen, ondanks zijn schulden. De rechtbank besloot dat de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht in mindering zou worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank legde uiteindelijk een werkstraf van 120 uren op, met vervangende hechtenis van 60 dagen indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Sector strafrecht
Locatie Utrecht
parketnummer: 16/657634-12; 16/157841-10 (vordering tenuitvoerlegging); 15/201302-10 (vordering tenuitvoerlegging)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 maart 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
wonende te [adres] [woonplaats]
Raadsman mr. E. van Voolen, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
Overeenkomstig artikel 369 van het wetboek van strafvordering heeft de politierechter d.d. 1 oktober 2012 de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 1 oktober 2012 en 8 maart 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Op 9 juli 2012 [slachtoffer]heeft bedreigd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
4.2 De bewijsoverwegingen
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van de politierechter d.d. 1 oktober 2012 ;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] ;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende het aantreffen van een mes in de slaapkamer van verdachte ;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] .
4.3 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 09 juli 2012 te Bilthoven, gemeente De Bilt, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk
dreigend die[slachtoffer] - daarbij op het lichaam van die [slachtoffer] zittend – een mes, op haar keel gezet en/of aangedrukt en gehouden en daarbij dreigend tegen die [slachtoffer] gezegd: "Ik maak je af";
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door
drs. A. Bayram, psychiater, die op 18 december 2012 een rapport heeft uitgebracht.
Uit dit rapport blijkt dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis in de vorm van van ADHD en een afhankelijkheid van cannabis en alcoholmisbruik. Voorts is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis (NAO) met antisociale trekken. Volgens de deskundige zijn deze psychische problematiek en beperkingen van invloed geweest op het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Verdachte kan wel verantwoordelijk worden gehouden voor zijn alcoholgebruik.
De rechtbank neemt de voormelde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Nu uit de rapportages of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit, is verdachte strafbaar.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- drie maanden gevangenisstraf, met aftrek, gehele voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen hem gegeven door of namens Victas, ook als dit inhoudt dat verdachte:
- mee zal werken aan een behandeling bij Victas of een soortgelijke instelling;
- mee zal werken aan urinecontroles;
- zuchtremmende middelen zal gebruiken.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft zich gerefereerd aan de eis van de officier van justitie. De raadsman heeft bepleit de op te leggen proeftijd, gelet op de periode die verdachte reeds vrijwillig opgenomen is geweest, te beperken tot twee jaar.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zijn vriendin, terwijl hij boven op haar zat, een mes op de keel gedrukt en gedreigd haar af te maken. Verdachte heeft hiermee een grote angst bij aangeefster teweeggebracht. Bij haar bestond de vrees dat verdachte daadwerkelijk uitvoering zou geven aan zijn bedreigende woorden. Zij kent hem goed.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder rekening gehouden met het strafblad van verdachte, hieruit volgt dat hij reeds vele malen eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Verdachte liep ter zake eerdere veroordelingen in drie proeftijden. De waarschuwingen die hij destijds heeft gekregen en de dreiging van de tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde straffen, hebben hem er niet van kunnen weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een dergelijk feit.
Uit het d.d. 5 augustus 2012 door K. Lakeman opgemaakte reclasseringsadvies volgt dat verdachte een problematisch verleden heeft dat zich kenmerkt door gedragsproblemen. Voorts is er sprake van een langdurige alcoholverslaving. Het recidive risico wordt als hoog gemiddeld ingeschat De reclassering adviseert aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij verplicht reclasseringscontact, ook als dit een meldingsgebod en een behandelverplichting inhoudt
De deskundige A. Bayram adviseert aan verdachte een (semi) ambulant behandelcontact op te leggen, gericht op verslaving, agressie en de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte. Eventueel met gebruik van medicatie- onder toezicht - ter voorkoming van alcoholgebruik.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij veel spijt heeft, sinds augustus 2012, op vrijwillige basis is opgenomen bij Victas en sindsdien geen alcohol meer heeft gebruikt. Sinds kort heeft hij weekendverlof, hetgeen voor hem een test is om te kijken of hij inderdaad buiten de kliniek ook de alcohol kan laten staan. Voorts is hij, samen met Victas, bezig met het verwerken van een trauma uit zijn verleden en de agressie die dat trauma bij hem teweeg brengt. Verdachte heeft aangegeven dat het een zwaar traject is. Hij weet dat hij er nog lang niet is. In het verleden is hij meermalen, zowel na korte, maar ook na langere perioden zonder alcohol, teruggevallen in alcoholgebruik. Verdachte is bereid zijn reeds vrijwillig ingezette behandeling voor te zetten en zich aan, zowel de lopende als de nieuw te maken, afspraken met Victas en de door hen te geven aanwijzingen te houden.
De rechtbank heeft de indruk dat er bij verdachte nu een “knop”is omgegaan en dat hij bereid is alles te doen om te voorkomen dat hij terugvalt in alcoholgebruik.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte. De voorwaardelijke straf dient als stok achter deur en maakt begeleiding en de
– reeds aangevangen – behandeling van verdachte mogelijk.
De rechtbank overweegt dat het recidiverisico door de psychiater en de reclassering als hoog wordt ingeschat. Voorts heeft verdachte aan gegeven dat het traject waar hij nu in zit zwaar is en dat hij daarbij hulp nodig heeft. Zijn verleden heeft laten zien dat hij diverse keren, ook na lange periodes zonder alcohol, een terugval in alcoholgebruik heeft gehad en de daarmee gepaard gaande agressieproblematiek. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee gehouden dient te worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Om die redenen zal de rechtbank aan de verdachte ten aanzien van de bijzondere voorwaarde een langere proeftijd dan twee jaar opleggen, te weten een proeftijd voor de duur van drie jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals hier na te noemen.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
7.1 Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straffen van respectievelijk
een boete van € 460,00 en 2 maanden gevangenisstraf die aan verdachte zijn opgelegd bij vonnis van de politierechter respectievelijk d.d. 7 februari 2011 en 3 oktober 2011 ten uitvoer zullen worden gelegd. De ten uitvoer te leggen gevangenisstraf dient omgezet te worden naar een werkstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis
7.2 standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de ten uitvoer te leggen voorwaardelijke straffen om te zetten in voorwaardelijke werkstraffen.
7.3 het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/157841-10
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering echter afwijzen. De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte goed op weg is zijn leven weer op orde te krijgen, daarnaast heeft verdachte schulden. Een onvoorwaardelijke geldboete zal dit ingezette traject onnodig bemoeilijken.
Parketnummer 15/201302-10
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zal de rechtbank verdachte in de gelegenheid stellen een werkstraf te verrichten in plaats van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g en 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat hetgeen meer of anders ten laste is gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden, voorwaardelijk ;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte (één van) de navolgende bijzondere voorwaarde(n) tijdens de daarvoor geldende proeftijd van drie jaren niet heeft nageleefd;
- dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen hem gegeven door of namens Victas, ook als dat inhoudt dat verdachte:
* zich houdt aan de aanwijzingen hem gegeven door of namens Victas (voorheen Centrum Maliebaan), voor zover deze niet zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet verdachte zich binnen 7 dagen volgend op de uitspraak melden bij Victas, Tolsteegsingel 2A te Utrecht. Hierna moet hij zich gedurende door Victas te bepalen perioden blijven melden, zo frequent als Victas gedurende die perioden nodig acht;
* mee zal werken aan een opname en/of behandeling in/door Victas, of een soortgelijke instelling, zolang Victas dat nodig acht, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
* - al dan niet onder toezicht - zuchtremmende - medicatie, zoals bijvoorbeeld Antabus, zal gebruiken;
* zijn medewerking zal verlenen aan urinecontroles.
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vorderingen tenuitvoerlegging
Parketnummer 16/157841-10
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Parketnummer 15/201302-10
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 3 oktober 2011 door de politierechter is opgelegd in de zaak onder bovenvermeld parketnummer ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 60 dagen gevangenisstraf;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, mr. I.M. Vanwersch en
mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 maart 2013.
Mr. M.H.L. Schoenmakers is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 09 juli 2012 te Bilthoven, gemeente De Bilt, [slachtoffer]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte toen en daar (telkens) opzettelijk
dreigend die [slachtoffer] - daarbij op het lichaam van die [slachtoffer] zittend - een
mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, op en/of (zeer) nabij haar
keel gezet en/of aangedrukt en/of gehouden, in elk geval die [slachtoffer] een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp van nabij voorgehouden, en/of
(daarbij) één of meermalen dreigend tegen die [slachtoffer] gezegd: "Ik maak je af",
althans soortgelijke dreigende woorden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht