ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2110

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16-712174-10 ontneming
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • I.M. Vanwersch
  • P.W.G. de Beer
  • M.H.L. Schoenmakers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met witwassen

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die eerder was veroordeeld voor het witwassen van geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 november 2010 een bedrag van in totaal € 327.360,00 in contante betalingen heeft witgewassen. Dit bedrag bestond uit verschillende componenten, waaronder een terugbetaling van een lening van € 280.000,00, verbouwingskosten van € 36.740,00 en contante betalingen voor vlieglessen van € 10.620,08. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet voldoende heeft aangetoond dat de overige bedragen uit legale bronnen afkomstig waren.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die het te ontnemen bedrag had verhoogd naar € 503.720,00, voor een deel toegewezen en het bedrag van € 327.360,00 vastgesteld als het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft daarbij de argumenten van de verdediging, die pleitte voor vrijspraak en betoogde dat de totale inkomsten van de verdachte hoger waren dan zijn uitgaven, niet gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet had aangetoond dat de aangetroffen contante bedragen legaal waren verkregen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in de zitting. De zaak is behandeld op basis van verschillende bewijsstukken, waaronder het strafdossier en de bevindingen tijdens de zitting. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van de rechtsorde en ter bescherming van de samenleving tegen financieel-economische criminaliteit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Sector strafrecht
Locatie Utrecht
Parketnummer: 16/712174-10 (ontneming)
beslissing van de rechtbank d.d. 22 maart 2013
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats].
Raadsman mr. S.S. Schuurman, advocaat te Breukelen
1 De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het wetboek van strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/712174-10 waaruit blijkt dat verdachte op 22 maart 2013 door rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht onder meer wegens een gewoonte maken van witwassen, is veroordeeld tot de in die uitspraak vermelde straf;
- het proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting;
- de overige stukken;
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 maart 2013, waarbij de officier van justitie, de veroordeelde en de raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De beoordeling.
2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit I ten laste gelegde bedrag ad € 38.300,00 (aangetroffen contant geld) aan het, in het proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, door de politie berekende bedrag toegevoegd dient te worden. De officier van justitie heeft de hoogte van het te ontnemen geldbedrag op de vordering ex artikel 511b Sv., te weten € 465.420,00, gewijzigd in een bedrag van € 503.720,00.
Het bedrag van de ontneming is als volgt opgebouwd:
- contante aankoop woning € 271.610,00
- contante stortingen € 40.080,00
- money transfers € 2.590,00
- inkoopwaarde hennep € 28.023,00
- contante betalingen verbouwing € 176.977,00
- contante betaling vlieglessen € 10.620,00
- aangetroffen contant geldbedrag € 38.300,00+
Totale uitgaven € 568.200,00
Legale contante ontvangsten € 64.480,00 –
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 503.720,00
2.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor het hiervoor genoemde in de hoofdzaak bewezen verklaarde strafbare feit vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van de vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel heeft de raadsman bepleit dat deze dient te worden afgewezen daar de totale inkomsten van cliënt de hoger waren dan zijn totale uitgaven.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de werkelijke uitgaven € 361.240,00 bedroegen. De verbouwing heeft € 36.340,00 gekost. De aangetroffen hennep is niet gekocht, maar had [verdachte] in bewaring. Voorts is het aangetroffen contante geldbedrag afkomstig uit het bedrijf van veroordeelde.
De totale inkomsten over 2009 en 2010 bedroegen € 403.620,00. Deze bestonden uit de lening van [A] a € 320.000,00 en de inkomsten van cliënt, zijnde € 83.620,00. De inkomsten van cliënt waren opgebouwd uit de privé opnames uit [verdachte] beheer – inclusief tantièmes – (2009: € 22.120,00 en 2010: € 33.500,00) en de lening van [bedrijf 2]
(€ 28.000,00).
De raadsman heeft geen draagkrachtverweer gevoerd.
2.3 Het oordeel van de rechtbank
Zoals de Hoge Raad in bestendige jurisprudentie tot uitdrukking heeft gebracht, is de rechter die over een vordering tot ontneming van wederrechtelijk genoten voordeel moet oordelen, gebonden aan het oordeel van de rechter in de hoofdzaak. Dit laat onverlet dat aan de rechter oordelend op de vordering tot ontneming van wederrechtelijk genoten voordeel een zelfstandig oordeel toekomt met betrekking tot alle verweren die betrekking hebben op de vaststelling van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden geschat.
Bij vonnis van 22 maart 2013 heeft de rechtbank bewezen verklaard dat veroordeelde
- kort gezegd - in de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 november 2010, te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk en/of Amersfoort althans in Nederland, een bedrag van in totaal € 327.360,00, in contante betalingen heeft witgewassen, te weten € 280.000,00 (terugbetaling lening [C]), € 36.740,00 (contante betalingen verbouwingskosten) en
€ 10.620,08 (contant betaalde vlieglessen).
Van de overige bedragen heeft de rechtbank niet bewezen geacht dat die niet uit legale bron afkomstig zouden zijn.
Ten aanzien van het bedrag dat met de aankoop van hennep zou samenhangen, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft verklaard dat hij de hennep voor iemand anders heeft bewaard. Wat hier verder ook van zij, nu de hennep in beslag is genomen en uit geen van de bewijsmiddelen voortvloeit dat verdachte op een andere manier profijt heeft heeft gehad van deze aangetroffen hoeveelheid, wordt het hieraan gerelateerde bedrag afgewezen.
De omvang van het uit dat misdrijf verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel blijkt uit de volgende bewijsmiddelen .
Uit onderzoek is aannemelijk geworden dat door verdachte in 2009 enkel legale inkomsten heeft ontvangen uit [bedrijf 2] t.w.v. € 34.898,00. Van de partner van verdachte,[B]zijn bij de belastingdienst geen inkomens of vermogensgegevens bekend. Over 2010 is bekend dat verdachte slechts een bedrag van € 19.000,00 privé heeft onttrokken aan zijn bedrijven [bedrijf 1] en [bedrijf 2]en dat hij een bedrag van € 14.000,00 heeft gestort op zijn Fortis rekening. Van dit bedrag is de herkomst onduidelijk.
In de tenlastelegging staan betalingen en transacties genoemd die verdachte zou hebben gedaan, of contante bedragen genoemd die verdachte aanwezig zou hebben gehad terwijl die niet uit legale bron afkomstig zouden zijn. De rechtbank gaat op drie bedragen in.
de contante betaling van € 280.000,00 aan [C]
[C] heeft verklaard dat hij contant € 280.000,00 aan verdachte had geleend. Verdachte had dit geld nodig in verband met de aankoop van een woning, waarvoor hij geen hypothecaire geldlening kon krijgen. Op 1 februari 2010 heeft verdachte hem contant het geleende bedrag terug betaald, hiervan heeft [C] een schrijven overgelegd.
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte is een schuldovereenkomst d.d. 14 januari 2010 aangetroffen waaruit volgt dat [C] € 280,000,00 aan verdachte heeft geleend.
Op 15 januari 2010 werden er contante bedragen, met een totaal van € 271.610,00, op de bankrekening van verdachte gestort. Vervolgens werd op 15 januari 2010 een bedrag van
€ 271.610,00 van de rekening van verdachte overmaakt naar de rekening van [notariskantoor]. Op de computer van verdachte werden onder andere een aantal foto’s aangetroffen. Op deze foto’s staat een afrekening van [notariskantoor] d.d. 6 januari 2010, het betreft een afrekening van in totaal € 271.603,70 ten behoeve van de aankoop van de [adres] te Nijkerkerveen.
Verdachte heeft verklaard dat hij € 280.000,00 van [C] had geleend, ten behoeve van de aankoop van de woning aan de [adres] te [woonplaats]. Deze lening heeft hij op 1 februari 2010 contant terug betaald aan [C].
de contante betalingen verbouwing
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte is in een Renault Traffic, die op het erf van verdachte stond geparkeerd en op naam was gesteld van verdachte, een Ipad aangetroffen. Op de Ipad werden diverse notities en foto’s aangetroffen. De notities betroffen omschrijvingen met daarbij genoemde bedragen die, gelet op hun aard en mede gelet op de eveneens op de Ipad aangetroffen foto’s, betrekking hadden op verbouwingswerkzaamheden aan een woning en de daarbij behorende kosten.
Het totaal bedrag van de op de notities bij de genoemde bedragen, behorende werkzaamheden, bedroeg € 36.740,00.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de betreffende notities betrekking hebben op de verbouwing van de woning aan de [adres] te [woonplaats]. Totaal heeft hij iets meer dan € 36.000,00 betaald ten behoeve van de verbouwing.
de contante betalingen ten behoeve van vlieglessen
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte zijn een groot aantal facturen ten behoeve van vlieglessen aangetroffen. De facturen staan op naam van verdachte en zijn afkomstig van een [bedrijf 3]te Hilversum. Een deel van deze facturen heeft betrekking op de contante betaling van de vlieglessen over de periode van 3 januari 2009 tot en met 12 september 2010, voor een totaal bedrag van €10.620,08.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vlieglessen heeft gevolgd en – een deel van – die lessen contant heeft betaald.
3 De beslissing.
De rechtbank stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 327.360,00.
Zij legt [verdachte] de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van € 327.360,00, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Zij wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Deze beslissing is gegeven door mr. I.M. Vanwersch, voorzitter, mr. P.W.G. de Beer en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 maart 2013.