ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2187

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16/701832-12; 16/ 654797-12 (ter terechtzitting gevoegd); 16/513743-10 (vordering ten uitvoerlegging
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere woninginbraken, diefstal en heling met Salduz verweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere woninginbraken, diefstal uit woningen en heling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander goederen heeft weggenomen uit verschillende woningen in Leusden. De feiten vonden plaats tussen oktober 2012 en november 2012. De verdachte heeft tijdens de zittingen verklaard dat hij betrokken was bij de inbraken en diefstallen, maar zijn verklaringen werden niet als bewijs gebruikt vanwege een schending van zijn consultatierecht, zoals vastgelegd in de Salduz-jurisprudentie. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte niet tot het bewijs gebezigd, wat leidde tot een vrijspraak voor enkele tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling en diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de rapporten van Bureau Jeugdzorg. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van één maand, waarvan 18 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een werkstraf van 80 uur opgelegd. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die hij had veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/701832-12; 16/ 654797-12 (ter terechtzitting gevoegd); 16/513743-10 (vordering tenuitvoerlegging) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 juni 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman mr. N.P. van Dijk, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 26 maart 2013 en 21 mei 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/701832-12:
- feit 1: in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 8 november 2012 samen met een ander goederen heeft weggenomen, dan wel dat hij die goederen heeft geheeld;
- feit 2: op 7 oktober 2012 samen met een ander goederen uit een woning heeft gestolen;
- feit 3: op 24 november 2012 samen met een ander heeft ingebroken in een woning en uit die woning goederen heeft weggenomen;
- feit 4: op 24 november 2012 samen met anderen een scooter heeft vernield door deze in brand te steken;
parketnummer 16/654797-12:
- op 21 juli 2012 samen met een ander geprobeerd heeft in te breken in een woning.
3 De voorvragen
3.1 De geldigheid van de dagvaarding
De dagvaarding is geldig.
3.2 De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd.
3.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman heeft de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar ministerie bepleit ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten van parketnummer 16/701832-12. Het betreft hier fouten die zijn gemaakt met betrekking tot de verhoren van 26 en 27 november 2012. In tegenstelling tot hetgeen in de processen-verbaal van beide verhoren staat vermeld is de moeder van de minderjarige verdachte niet aanwezig geweest bij de verhoren. Evenmin is de raadsman bij de verhoren aanwezig geweest, terwijl de raadsman (tegen het einde van) het verhoor van 26 november 2012 in het APU in Houten aanwezig was. Aan de minderjarige verdachte is niet voorgelegd dat zijn raadsman, danwel zijn moeder, tijdens het verhoor aanwezig mocht zijn. Daarmee zijn de rechten van verdachte geschonden.
De rechtbank overweegt dat indien zich een situatie heeft voorgedaan waarin sprake was van schending van het consultatierecht van de minderjarige verdachte er sprake is van een vormverzuim. Een dergelijk vormverzuim zal in de regel moeten leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen. Het vorenstaande kan evenwel niet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en acht de officier van justitie dan ook ontvankelijk in zijn vervolging.
3.4 Overige voorvragen
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 van parketnummer 16/701832-12 en het onder parketnummer 16.654797-12 tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op in de het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de door verdachte afgelegde verklaringen.
De officier is van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 4 van parketnummer 16/701832-12 ten laste gelegde feit.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 2, 3 en 4 van parketnummer 16/701832-12 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/654797-12 ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het onder 1 van parketnummer 16701832-12 ten laste gelegde feit.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Salduz
Door de verdediging is naar voren gebracht dat de door de verdachte, ter zake de feiten 2 en 3 van parketnummer 16/701832-12, tegenover de politie afgelegde verklaringen niet voor het bewijs mogen worden gebezigd, nu verdachte niet op zijn consultatierecht gewezen is en daarmee in de gelegenheid is gesteld zich ten tijde van het afleggen van zijn verklaringen met een advocaat te verstaan. De door de verdachte bij de politie afgelegde verklaringen worden door de rechtbank niet tot het bewijs gebezigd, zodat dit verweer verder geen bespreking meer behoeft.
4.3.2. feiten en omstandigheden
parketnummer 16/701832-12
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL0940/2012-261890. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
feit 1 subsidiair
[benadeelde 1] heeft op 22 november 2012 aangifte gedaan van diefstal van diverse setjes gouden oorbellen uit haar woning te Leusden. Uit het register van het bedrijf [bedrijf], opkoper van onder andere goud, volgt dat er op 29 oktober 2012 ongeveer 7 setjes gouden oorbellen waren aangekocht van de aanbieder [verdachte]. . [benadeelde 1] herkent, van een foto, de door [bedrijf] aangekochte oorbellen als de bij haar weggenomen oorbellen.
Verdachte heeft ter zitting d.d. 26 maart 2013 verklaard dat[voornaam 1](de rechtbank begrijpt de zoon van aangeefster [benadeelde 1]) de sieraden had gepakt. Hij, verdachte, heeft het goud ingeleverd en heeft daarbij zijn identiteitskaart getoond.
feit 2:
[benadeelde 4] heeft aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning aan [adres 2] te Leusden op 6 oktober 2012. Bij de diefstal werden twee Iphones en twee laptops weggenomen.
[A] heeft verklaard dat hij samen met[voornaam 2](de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] uit een woning in Leusden twee Iphones en twee laptops heeft weggenomen.
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de inbraak op 7 oktober 2012 samen met [A] heeft gepleegd.
feit 3
[benadeelde 5] en [benadeelde 6] hebben aangifte gedaan van een inbraak in hun woning aan de [adres 3] te [woonplaats] op 24 november 2012. Bij de inbraak zijn een Yamaha scooter, autosleutels (van een Fiat) en een huissleutel weggenomen.
[A] heeft verklaard dat hij met [verdachte] uit een woning aan de[adres 3]te Leusden een scooter en sleutels had weggenomen. Zij waren de woning binnen gekomen via een openstaande deur. De scooter hadden zij meegenomen nadat zij de sleutels van de scooter hadden gevonden.
Tijdens de doorzoeking van de slaapkamer van verdachte werd onder andere een sleutelbos aangetroffen, met daaraan onder andere een Fiat autosleutel. De in de slaapkamer van verdachte aangetroffen sleutelbos komt overeen met de sleutelbos welke is weggenomen uit de woning van [benadeelde 5].
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de inbraak op 24 november 2012 samen met [A] heeft gepleegd.
parketnummer 16/654797-12
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL0940 2012162021. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
[benadeelde 2] heeft aangifte gedaan van een poging tot inbraak in zijn woning aan de[adres 4]te [woonplaats] op 21 juli 2012 omstreeks 02.43 uur. Aan de voorzijde van de woning had men geprobeerd de deur te forceren. Er waren diverse moeten zichtbaar in het kozijn van de voordeur, voorts was het kozijn verbogen. In het kozijn van het schuifraam van de keuken waren eveneens moeten zichtbaar, voorts was het kozijn verbogen. Verder zaten er ook moeten in het kozijn van de schuifdeur aan de achterzijde van de woning en was het kozijn verbogen.
Op 21 juli 2012 omstreeks 03.00 uur werden in Leusden verdachte en[B] op de Randweg te Leusden staande gehouden. De plek waar zij staande worden gehouden ligt hemelsbreed enkele honderden meters van de woning aan de [adres 4] te [woonplaats] (zijnde de woning van [benadeelde 2]). Uit de rugzak van verdachte viel een schroevendraaier.
Uit een werktuigsporen onderzoek is gebleken dat werktuigsporen, welke zijn aangetroffen in het kozijn van het schuifraam van de woning aan de [adres 4] te [woonplaats], veroorzaakt zijn door de schroevendraaier afkomstig uit de rugzak van verdachte.
Overwegingen
De rechtbank acht op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voornoemde feiten heeft begaan.
De rechtbank acht ten aanzien van het onder 1 subsidiair van parketnummer 16/701832-12 niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een geldbedrag van € 50,00 en/of een pinpas heeft geheeld. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanwijzingen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dat onderdeel van de tenlastelegging.
4.3.3 vrijspraak
feit 1 primair (parketnummer 16/701832-12)
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de desbetreffende goederen en geld samen met een ander uit de woning heeft gestolen. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten. Aangeefster [benadeelde 1] doet aangifte van de diefstal, zij weet niet wanneer en door wie de diefstal is gepleegd. Verdachte verklaart dat hij er bij was op het moment dat de zoon [C] van aangeefster de sieraden wegpakte. [C]heeft verklaard dat hij niets van de diefstal weet.
Op basis van het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat verdachte aanwezig is geweest bij de diefstal. Het enkel en alleen aanwezig zijn bij de diefstal is in dit geval niet voldoende om het medeplegen van de diefstal bewezen te achten.
De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van het onder 1 primair van parketnummer 16/702832-12 ten laste gelegde feit.
feit 4 (parketnummer 16/701832-12)
De rechtbank is, met de officier van justitie en raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen een scooter heeft vernield door deze in brand te steken. [D]heeft verklaard dat hij verdachte en zijn medeverdachte met de scooter aan zag komen lopen en dat hij de dop van de benzinetank van de scooter haalde en een vlammetje bij de tank hield. Vervolgens ontstond er een steekvlam waardoor de scooter in brand vloog.
De combinatie van het stelen van de scooter en vervolgens het enkel aanwezig zijn bij het in brand steken van de scooter is in dit geval niet voldoende om het medeplegen van de vernieling bewezen te achten.
De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van het onder 4 van parketnummer 16/702832-12 ten laste gelegde feit.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16/701832-12
feit 1 subsidiair
op 29 oktober 2012 te Leusden, sieraden voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
feit 2
op 07 oktober 2012 te Leusden, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan[adres 2] heeft weggenomen twee laptops en twee Iphones toebehorende aan [benadeelde 4];
feit 3
op 24 november 2012 te Leusden, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen een scooter, een autosleutel en een huissleutel, toebehorende aan [benadeelde 5][benadeelde 6][benadeelde 5]en [benadeelde 6], waarbij verdachte de weg te nemen scooter onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
parketnummer 16/654797-12
op 21 juli 2012 te Leusden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een aan de[adres 4] gelegen woning weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 2] en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, tezamen en in vereniging met een ander, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader
- naar die woning toegegaan en
- met een schroevendraaier een kozijn van een voordeur van die woning en een (schuif)raam van de keuken van die woning en een kozijn van een achter(schuif)deur van die woning geforceerd, althans moetafdrukken aangebracht, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
parketnummer 16/701832-12 feit 1 subsidiair: opzetheling;
parketnummer 16/701832-12 feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen;
parketnummer 16/701832-12 feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
parketnummer 16/654797-12:poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- één maand jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest, waarvan 18 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daarbij als bijzondere voorwaarde de Maatregel Hulp en Steun, waarvan 3 maanden ITB Plus en, indien dat nodig is, voorzetting van de behandeling bij De Waag;
- een werkstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de op te leggen straf gerefereerd aan de eis van de officier van justitie.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstallen uit woningen in zijn eigen woonomgeving en een poging daartoe. Dit zijn nare feiten, die naast schade, overlast en angst bij de slachtoffers, onrust in de samenleving teweeg brengen. Bovendien is de privacy van de bewoners geschonden. Voorts heeft verdachte sieraden, waarvan hij wist dat deze van diefstal afkomstig waren, geheeld. De verdachte lijkt slechts uit te zijn op persoonlijk financieel gewin zonder zich te bekommeren om de gevolgen voor zijn slachtoffers.
Uit het strafblad van verdachte d.d. 8 april 2013 volgt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaar.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het rapport van Bureau Jeugdzorg d.d. 8 maart 2013 en de aanvulling daarop d.d. 13 mei 2013. L.P. van Kempen heeft ter zitting voornoemde rapporten toegelicht. Daaruit volgt – zakelijk weergegeven dat verdachte na zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis intensief begeleid is in het kader van ITB-plus. Vanwege een aantal incidenten is hij een maand teruggeplaatst in zijn weekschema. De laatste tijd gaat het, ook thuis, beter met verdachte. Verdachte heeft zelf besloten te minderen/stoppen met blowen, volgt zijn stage en gaat naar school. Bureau Jeugdzorg adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met een proeftijd van twee jaar en daarbij de bijzondere voorwaarde de Maatregel Hulp en Steun, waarvan nog drie maanden ITB Plus.
Mw. Das heeft, namens De Waag, ter zitting aangegeven dat verdachte thans in de vierde maand van zijn zorgprogramma zit. Na zes maanden zal er een evaluatie plaatsvinden en wordt gekeken hoe met verder met verdachte zal gaan. De behandeling zal in ieder geval worden voortgezet, de frequentie van de contacten is afhankelijk van behandelingsnoodzaak.
Hoewel de rechtbank ten aanzien van het onder 1 van parketnummer 16/701832-12 ten laste gelegde feit tot een andere – mindere – bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf, gelet op het aantal feiten, de aard van de feiten en, de eerdere veroordeling van verdachte voor soortgelijke delicten, voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.
De rechtbank zal verdachte derhalve een jeugddetentie van 1 maand opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 18 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst wederom schuldig maakt aan strafbare feiten en maakt begeleiding door Bureau Jeugdzorg in het kader van de Maatregel Hulp en Steun mogelijk. Voorts zal de rechtbank verdachte een werkstraf van 80 uur opleggen.
7 De benadeelde partij
7.1 [benadeelde 1]
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 925,00 voor feit 1 van parketnummer 16/701832-12.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij te ingewikkeld is en derhalve niet ontvankelijk verklaard dient te worden. Voorts ontbreekt een onderbouwing bij de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Verdachte wist dat de desbetreffende sieraden van diefstal afkomstig waren en wist dat deze eigendom waren van [benadeelde 1]. Verdachte heeft, door de sieraden te verkopen, rechtstreeks schade toegebracht aan [benadeelde 1].
Het gevorderde is, gelet op het aantal voorwerpen en de aard daarvan, voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 29 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7.2 [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 4.108,69 voor het feit onder parketnummer 16/654797-12, waarvan € 2.533,69 ter zake materiële schade en
€ 1.575,00 ter zake immateriële schade. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij zijn vordering uitgebreid met een bedrag van € 400,00 ter zake gemaakte reiskosten en gederfde inkomsten met betrekking tot het bijwonen van de zitting van 21 mei 2013.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te weten € 220,00 aan hotelkosten, € 600,00 ter zake immateriële schade, de reis- en parkeerkosten, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard.
Primair heeft de verdediging gesteld dat de vordering zijn grondslag vindt in de rancune die er tussen beide partijen bestaat. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de vordering voor wat betreft de reiskosten, het alarm en de gederfde inkomsten onvoldoende onderbouwd en te ingewikkeld is. Het geboekte hotel had nog geannuleerd kunnen worden. Ten aanzien van de immateriële schade is niet gebleken van een zodanige noodzaak dat aangever en zijn familie daardoor daadwerkelijk hun vakantie dienden af te breken.
De vordering van de benadeelde partij is onvoldoende onderbouwd en te ingewikkeld, de benadeelde partij dient derhalve niet ontvankelijk verklaard te worden.
De rechtbank acht de kosten met betrekking tot het alarm (€ 250,00) en de parkeer-/ en reiskosten groot € 20,04 ten behoeve van de zitting van 26 maart 2013 voldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank acht een dergelijk bedrag voor parkeer-/ en reiskosten ook voldoende aannemelijk gemaakt daar waar het de zitting van heden betreft.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 290,08 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de overige gevorderde kosten als volgt:
- € 220,00 aan hotelkosten. De rechtbank acht deze onvoldoende aannemelijk gemaakt nu de benadeelde deze hotelreservering niet geannuleerd hoewel daartoe wel de mogelijkheid bestond;
- de gederfde inkomsten en immateriële schade. De behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op;
Zij zal de benadeelde partij daarom op voornoemde onderdelen niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7.3 [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert, middels gemachtigde [benadeelde 2], een schadevergoeding van € 3.280,99 voor het feit onder parketnummer 16/654797-12 ter zake het uitvoeren van een noodreparatie (€ 364,99) en het vervangen van aluminium kozijnen (€ 2916,10).
Het in de vordering genoemde totaalbedrag van € 2916,10 berust op een kennelijke schrijf/optelfout, gelet op de in de bijlagen genoemde bedragen betreffende de uitgevoerde werkzaamheden.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 2.716,72 (het gevorderde bedrag minus de BTW) een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering tot voornoemd bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag niet toewijsbaar, omdat dit gedeelte van de vordering ziet op de BTW. De rechtbank zal dit gedeelte van de vordering afwijzen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 2 weken jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van 1 september 2010 ten uitvoer zal worden gelegd, waarbij voormelde jeugddetentie omgezet wordt in een werkstraf van 28 uren.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan de eis van de officier van justitie.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank verdachte in de gelegenheid stellen een werkstraf, groot 28 uur, te verrichten in plaats van de opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77gg, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 4 van parketnummer 16/701832-12 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 16/701832-12 feit 1: subsidiair: opzetheling;
parketnummer 16/701832-12 feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen;
parketnummer 16/701832-12 feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
parketnummer 16/654797-12: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
- een jeugddetentie van 1 maand, waarvan 18 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat de verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat verdachte zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun gedurende de proeftijd moet gedragen naar de aanwijzingen van het Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling jeugdreclassering, zolang die instelling dat nodig vindt, ook als dat inhoudt dat verdachte:
- gedurende drie maanden van de proeftijd deel moet nemen aan het project ITB- Plus;
- zijn reeds aangevangen behandeling bij De Waag zal voortzetten;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
- een werkstraf van 80 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 40 dagen;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 1 september 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/513743-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten twee weken jeugddetentie;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen jeugddetentie zal worden vervangen door een werkstraf van 28 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 14 dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van
€ 925,00 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 29 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 1], € 925,00, vermeerderd met de wettelijke rente, te betalen, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 290,08, ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], € 290,08 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3], van € 2.716,72 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3], € 2.716,72 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 21 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. L.M.G. de Weerd en mr. E.A.A. van Kalveen, rechters, in tegenwoordigheid van
G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 juni 2013.
Mr. L.M.G. de Weerd is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Parketnummer 16/701832-12
1. Primair
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2012 tot en met 08 november 2012 te Leusden, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit een woning gelegen aan de [adres 5]) heeft weggenomen sieraden (8 paar gouden oorbellen) en/of een pinpas en/of een geldbedrag (50 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 29 oktober 2012 te Leusden, in elk geval in Nederland, sieraden en/of een pinpas en/of een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen/ dat geld wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2
hij op of omstreeks 07 oktober 2012 te Leusden, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit een woning gelegen aan [adres 2]) heeft weggenomen twee laptops en/of twee Iphones, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 24 november 2012 te Leusden, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan de [adres 3]) heeft weggenomen een scooter, een autosleutel en/of een huissleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5][benadeelde 6] en/of [benadeelde 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming en/of door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 24 november 2012 te Leusden, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een scooter (Yamaha kenteken[nummer] in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk die scooter in brand te steken;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 16/654797-12
hij op of omstreeks 21 juli 2012 te Leusden, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan de [adres 4]) gelegen woning weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- naar die woning toegegaan en/of
- met een schroevendraaier een kozijn van een voordeur van die woning en/of een (schuif)raam van de keuken van die woning en/of een kozijn van een achter(schuif)deur van die woning heeft/hebben geforceerd, althans moetafdrukken heeft/hebben aangebracht,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;(654.797/12)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht