ECLI:NL:RBMNE:2013:CA3550
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.J. Veldhuijzen
- E.A.A. van Kalveen
- J.M. Bruins
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vervolging na gerechtvaardigd vertrouwen
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. J.G.M. Dassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De kern van de zaak draait om de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging van de verdachte. De raadsman heeft bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het vertrouwensbeginsel zou zijn geschonden. Dit werd onderbouwd met een emailwisseling van 18 oktober 2012, waarin een medewerker van het Openbaar Ministerie aan een casusregisseur van de Raad voor de Kinderbescherming meedeelt dat de zaak met het betreffende parketnummer kennelijk geseponeerd zou worden. Deze email is op 19 oktober 2012 doorgestuurd naar de gezinsvoogd van de verdachte, wat de verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen gaf dat hij niet meer zou worden vervolgd.
De officier van justitie heeft, na het horen van de verdediging, ook geconcludeerd dat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank heeft de argumenten van zowel de raadsman als de officier van justitie overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte inderdaad het gerechtvaardigd vertrouwen heeft mogen ontlenen aan de mededeling van het Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze mededeling moet worden gezien als een sepotbeslissing van de officier van justitie. Daarom heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 mei 2013.