ECLI:NL:RBMNE:2013:CA3550

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16-654443-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vervolging na gerechtvaardigd vertrouwen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. J.G.M. Dassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De kern van de zaak draait om de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging van de verdachte. De raadsman heeft bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het vertrouwensbeginsel zou zijn geschonden. Dit werd onderbouwd met een emailwisseling van 18 oktober 2012, waarin een medewerker van het Openbaar Ministerie aan een casusregisseur van de Raad voor de Kinderbescherming meedeelt dat de zaak met het betreffende parketnummer kennelijk geseponeerd zou worden. Deze email is op 19 oktober 2012 doorgestuurd naar de gezinsvoogd van de verdachte, wat de verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen gaf dat hij niet meer zou worden vervolgd.

De officier van justitie heeft, na het horen van de verdediging, ook geconcludeerd dat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank heeft de argumenten van zowel de raadsman als de officier van justitie overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte inderdaad het gerechtvaardigd vertrouwen heeft mogen ontlenen aan de mededeling van het Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze mededeling moet worden gezien als een sepotbeslissing van de officier van justitie. Daarom heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 mei 2013.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/654443-12
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 mei 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1996] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: op 20 maart 2012 met voorbedachten rade, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden;
Subsidiair: op 20 maart 2012 tezamen en in vereniging met een ander of anderen, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
Meer subsidiair: op 20 maart 2012 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer].
3. De voorvragen
3.1. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
3.2. De ontvankelijkheid
3.2.1. Ter terechtzitting heeft de raadsman bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het vertrouwensbeginsel is geschonden. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de raadsman een emailwisseling d.d. 18 oktober 2012 overgelegd, waarin een medewerker van het Openbaar Ministerie aan een casusregiseur van de de Raad voor de Kinderbescherming laat weten dat de zaak met onderhavig parketnummer kennelijk geseponeerd zou worden. Deze emailwisseling is op 19 oktober 2012 onder andere doorgestuurd aan mevrouw [A], de gezinsvoogd van verdachte. Verdachte mocht er daarom van uitgaan dat hij niet zou worden vervolgd.
3.2.2. De officier van justitie is, gelet op hetgeen de verdediging ter zitting naar voren heeft gebracht, van mening dat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
3.2.3. De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat verdachte aan de overgelegde emailwisseling het gerechtvaardigd vertrouwen heeft mogen ontlenen dat hij niet meer zou worden vervolgd. De rechtbank overweegt daartoe dat deze mededeling van een medewerker van het Openbaar Ministerie gezien moet worden als een sepotbeslissing van de officier van justitie. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot de conclusie dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte.
4. Beslissing
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Veldhuijzen, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. E.A.A. van Kalveen en J.M. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 mei 2013.
Mr. J.M. Bruins is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 20 maart 2012 te Zeist, althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer]van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met dat opzet als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of
hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) die [slachtoffer]
naar achteren getrokken en/of tegen de benen van die [slachtoffer] geschopt en/of
(nadat die [slachtoffer] op de grond was gevallen) (meermalen) met kracht tegen het
hoofd, althans het (boven)lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt en/of
geslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 20 maart 2012 te Zeist, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (breuk
in oogkas), heeft toegebracht, door opzettelijk die [slachtoffer] naar achteren te
trekken en/of tegen de benen van die [slachtoffer] te schoppen en/of (nadat die
[slachtoffer] op de grond was gevallen) (meermalen) met kracht tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] te schoppen/trappen en/of te slaan;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 20 maart 2012 te Zeist, althans in het arrondissement
Utrecht, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de[straatnaam], in
elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het:
- naar achteren trekken van die [slachtoffer] en/of
- schoppen tegen de benen van die [slachtoffer] en/of
- (meermalen) met kracht schoppen tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam
van die [slachtoffer] (nadat die [slachtoffer] op de grond was gevallen);
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht