ECLI:NL:RBMNE:2014:1006

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
16-661985-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor inbraken, diefstal en vernieling na heropening onderzoek

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte op 12 maart 2014 veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder twee inbraken, een diefstal van een fiets en de vernieling van een tafeltennistafel en een beeldje. De feiten vonden plaats op 24 oktober 2013 in de gemeenten Bilthoven, De Bilt en Zeist. De rechtbank heeft het onderzoek heropend na een tussenvonnis op 6 januari 2014, waarbij de zaak opnieuw werd behandeld op 26 februari 2014. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, heeft tijdens de zittingen zijn verdediging gevoerd met bijstand van zijn advocaten, mr. R.M. Maliepaard en mr. B. Molleman.

De tenlastelegging omvatte vier feiten: de inbraken in woningen te Bilthoven en De Bilt, de diefstal van een fiets in Zeist, en de vernieling van goederen in Bilthoven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft gevorderd dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen werden verklaard. De verdediging heeft zich in bepaalde opzichten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar heeft betwist dat de diefstal van de fiets bewezen kon worden.

De rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder aangiften en processen-verbaal van verhoor, geoordeeld dat de verdachte de feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal en vernieling, en heeft een gevangenisstraf van 365 dagen opgelegd, waarvan 169 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht bij een reclasseringsinstelling en deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €250,- aan de benadeelde partij toegewezen, ter compensatie van immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661985-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 maart 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1979],
thans gedetineerd in de PI Nieuwegein, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 december 2013. Bij tussenvonnis van 6 januari 2014 heeft de rechtbank het onderzoek heropend. Vervolgens is de zaak behandeld ter terechtzitting van 26 februari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn advocaat, mr. R.M. Maliepaard en mr. B. Molleman, op respectievelijk 23 december 2013 en 26 februari 2014, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:op 24 oktober 2013 heeft ingebroken in een woning te Bilthoven;
Feit 2:op voornoemde datum heeft ingebroken in een woning te De Bilt;
Feit 3:op voornoemde datum een fiets heeft gestolen in Zeist;
Feit 4:op voornoemde datum een tafeltennistafel en een beeldje heeft beschadigd
in Bilthoven.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich wat betreft de bewezenverklaring van feit 1 en 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wat betreft feit 3 is de raadsvrouw van mening dat dit feit niet bewezen verklaard kan worden. De fiets was al gestolen en door de dader ergens achtergelaten. Vervolgens zou verdachte de fiets hebben meegenomen. Wellicht is hier sprake van heling, maar niet van diefstal: een dief kan niet van een dief stelen. Met betrekking tot feit 4 heeft de raadsvrouw gesteld dat verdachte deze goederen niet bewust heeft vernield en het opzet om die reden niet te bewijzen is. Verdachte dient van dit feit dan ook te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijs ten aanzien van feit 1
Aangezien verdachte dit feit heeft bekend en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [A] namens [benadeelde], d.d. 24 oktober 2013 [2] ;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door F. Moons, d.d. 24 oktober 2013 [3] ;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door A. Hennekes, d.d. 28 oktober 2013 [4] ;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 24 oktober 2013 te 13:10 uur [5] .
Bewijs ten aanzien van feit 2
Aangezien verdachte dit feit heeft bekend en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, gedaan door[benaalde 2], d.d. 24 oktober 2013 [6] ;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door P. Geurts, d.d. 24 oktober 2013 [7] ;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door H.J. van Doorn, d.d. 8 november 2013 [8] ;
- de processen-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 24 oktober 2013 te 13:10 uur [9] en d.d. 29 oktober 2013 te 15:16 uur [10] .
Bewijs ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op grond van het navolgende.
Op 25 oktober 2013 wordt door de politie onderzoek gedaan naar de fiets die bij verdachte is aangetroffen. Uit het politiesysteem komt een inbraak naar voren waarbij een blauwgrijze Gazelle herenfiets is weggenomen. Het framenummer, slotnummer en sleutelnummer, die op de aankoopbon van aangever staan vermeld, komen overeen met de nummers van de onder verdachte aangetroffen fiets. [11]
Verdachte heeft op 24 oktober 2013 verklaard dat hij de fiets die hij bij zich had, dezelfde ochtend heeft gestolen in Zeist. [12]
Bewijsoverweging
Het verweer van de raadsvrouw dat verdachte de fiets kennelijk van een dief heeft gestolen en het ten laste gelegde feit om die reden niet kan worden bewezen verklaard, wordt door de rechtbank verworpen. Dit standpunt vindt geen steun in het recht.
Bewijs ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan op grond van het navolgende.
Op 24 oktober 2013 is door [benadeelde 3](hierna: [benadeelde 3]), wonende in [woonplaats], aangifte gedaan van vernieling. [benadeelde 3]heeft verklaard dat zij op 24 oktober 2013 zag dat een jongen over een muur klom en in haar achtertuin sprong. De jongen landde op een bloembak, waardoor er een beeldje kapot viel. De pingpongtafel, die opgeklapt stond, is omgegooid, waardoor een wiel is afgebroken en meerdere stangen zijn verbogen. De jongen heeft zich afgezet tegen die pingpongtafel. Het opbergsysteem om de tafel op te klappen werkt niet meer. [13]
Verdachte heeft op 24 oktober 2013 verklaard dat hij nog weet dat hij sprong, is gevallen en weer is opgestaan. [14]
Bewijsoverweging
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat niet kan worden bewezen verklaard dat verdachte de goederen opzettelijk heeft vernield of beschadigd. De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte heeft, door vanaf een muur in een tuin te springen en zich daarbij af te zetten tegen een tafeltennistafel, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze tafeltennistafel beschadigd zou raken en hij bij zijn val ook andere goederen zou vernielen of beschadigen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 24 oktober 2013 te Bilthoven, gemeente De Bilt, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres]heeft weggenomen een camera en een doosje met een PvdA-speldje toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door een raam van die woning in te slaan en door dat raam die woning in te klimmen en de alarminstallatie te vernielen;
2.
op 24 oktober 2013 te De Bilt, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres]heeft weggenomen een camera en een horloge en een portemonnee met daarin onder meer een rijbewijs en meerdere bankpassen, toebehorende aan[benaalde 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door een raam op de eerste verdieping van die woning in te klimmen;
3.
op 24 oktober 2013 te Zeist, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een fiets, toebehorende aan een ander dan aan verdachte;
4.
op 24 oktober 2013 te Bilthoven, gemeente De Bilt, opzettelijk en wederrechtelijk een tafeltennistafel en een beeldje, toebehorende aan [benadeelde 3], heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk van een muur in de tuin van die [benadeelde 3] te springen, waarbij die tafeltennistafel en dat beeldje op de grond vielen en beschadigd raakten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 2: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
Feit 3: diefstal;
Feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoort, vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 169 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de volgende bijzondere voorwaarden zullen worden opgelegd: dat hij zich na zijn vrijlating, op 8 mei 2014, zal melden bij Exodus (de Waalstraat 91-93) te Utrecht, dat hij zich zal houden aan het reclasseringstoezicht zoals dit is omschreven in het reclasseringsrapport en dat verdachte zal meewerken aan gedragsinterventies, waaronder de CoVaplus-training.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat zij zich kan vinden in de eis van de officier van justitie, maar dat zij van mening is dat een proeftijd van 2 jaren voldoende is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft op 24 oktober 2013 twee woninginbraken gepleegd, een fiets gestolen en goederen beschadigd. Verdachte was op dat moment slechts ruim een week uit detentie. Over het motief van de inbraken heeft verdachte verklaard dat het een ‘schreeuw om hulp’ was, omdat hij na zijn detentie geen huisvesting en geen inkomen had en hij ook geen contacten had waar hij op terug kon vallen.
De rechtbank neemt van verdachte aan dat hij zich op dat moment in een moeilijke situatie bevond. Echter, verdachte heeft door het plegen van deze strafbare feiten een zeer onwenselijke keuze gemaakt voor het oplossen van zijn problemen. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk. Inbraken veroorzaken niet alleen materiële schade, maar leiden vaak ook tot veel ergernis en ongemak. Bovendien draagt een inbraak in het algemeen bij aan een onveilig gevoel bij het slachtoffer en bij de omwonenden. Ook de andere door verdachte gepleegde feiten zijn hinderlijk en zorgen voor veel overlast.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 7 november 2013, waaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Voorts heeft de rechtbank gelet op het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport, d.d. 5 februari 2014. In dit rapport wordt geadviseerd aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering;
- zal verblijven bij Exodus of een soortgelijke instelling en zich zal houden aan het (dag)programma van die instelling;
- zal deelnemen aan de gedragsinterventie CoVaplus.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Niet kan worden volstaan met een andere straf dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt.
Uit het bovengenoemde reclasseringsrapport blijkt dat het van belang is dat verdachte hulp krijgt voor zijn problematiek. De rechtbank zal dan ook van de gevangenisstraf een deel voorwaardelijk opleggen en daaraan de in het reclasseringsrapport genoemde voorwaarden verbinden. Daarnaast legt de rechtbank als voorwaarde op dat verdachte zich op 8 mei 2014, de dag van zijn vrijlating, zal melden bij Stichting Exodus aan de Waalstraat 91-93 te Utrecht. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke straf een proeftijd verbinden voor de duur van 3 jaren, aangezien de rechtbank het van groot belang vindt dat verdachte de komende jaren intensief zal worden begeleid en onder toezicht van de reclassering blijft.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 169 dagen voorwaardelijk, passend en geboden is.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
De inhoud van de vordering
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit, te weten een totaalbedrag van € 250,- ter zake van immateriële schade.
9.2
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering benadeelde partij geheel toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het bedrag aan schadevergoeding te matigen, gelet op de financiële situatie van verdachte.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van [benadeelde]
,levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 250,- (zegge tweehonderdvijftig euro) aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 2: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
Feit 3: diefstal;
Feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoort, vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen, waarvan 169 (honderdnegenenzestig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd (een van) de bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die verdachte zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling;
* dat verdachte zich op de dag van zijn vrijlating, d.d. 8 mei 2014, zal melden bij Stichting Exodus, gevestigd aan de Waalstraat 91-93 te Utrecht;
* dat verdachte vanaf 8 mei 2014 zal verblijven bij Exodus (of een soortgelijke instelling) en zich zal houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
* dat verdachte zal deelnemen aan de gedragsinterventie CoVaplus;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij ter zake van feit 1
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde], van
€ 250,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 24 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], € 250,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 24 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, voorzitter, mr. R.P. den Otter en mr. J. Ebbens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 maart 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 oktober 2013 te Bilthoven, gemeente De Bilt,, althans in
het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in / uit een woning gelegen aan de [adres] heeft
weggenomen een camera en/of een doosje met een PvdA-speldje en/of een horloge
en/of één of meerdere telefoonoplader(s), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door een raam van die woning in te slaan en/of door dat
raam die woning in te klimmen en/of de alarminstallatie te vernielen;
2.
hij op of omstreeks 24 oktober 2013 te De Bilt, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit
een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een camera en/of een
horloge en/of een portemonnee (met daarin onder meer een rijbewijs en/of één
of meerdere bankpas(sen)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan[benaalde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door een raam op de eerste verdieping van die woning in te klimmen;
3.
hij op of omstreeks 24 oktober 2013 te Zeist, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan een nog onbekende eigenaar, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
4.
hij op of omstreeks 24 oktober 2013 te Bilthoven, gemeente De Bilt, opzettelijk
en wederrechtelijk een tafeltennistafel en/of een beeldje, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of
onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk over een
muur in de tuin van die [benadeelde 3]te springen, waarbij die tafeltennistafel en
dat beeldje op de grond vielen en beschadigd raakten.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0920 2013240347 en A en B, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 142). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 17 en 18.
3.Pagina 31 tot en met 33.
4.Pagina 110.
5.Pagina 37 tot en met 41.
6.Pagina 23 en 24.
7.Pagina 21 en 22.
8.Pagina 125.
9.Pagina 37 tot en met 41.
10.Pagina 54 tot en met 57.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 103.
12.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 38.
13.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 3], pagina 113.
14.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 40.