ECLI:NL:RBMNE:2014:1008

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
16-702902-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere gewelddadige straatroven en heling

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen vier gewelddadige straatroven heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, te weten 25 oktober 2013, 27 oktober 2013, 1 januari 2013, 1 september 2013 en 2 september 2013, betrokken was bij de diefstal van telefoons, portemonnees en andere goederen, waarbij geweld en bedreiging met geweld werd gebruikt tegen de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 180 dagen jeugddetentie, waarvan 157 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 180 uur. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de rol van de verdachte binnen de groep. De verdachte is enigszins verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, maar de rechtbank achtte hem wel strafbaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die rechtstreeks schade hebben geleden door de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-702902-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 18 maart 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [1997],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. P.M.A.C. van der Wouw, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 25 oktober 2013 samen met anderen [benadeelde 1] met geweld heeft bestolen en/of heeft afgeperst;
feit 2:op 27 oktober 2013 te Nieuwegein samen met anderen[benadeelde 2] en[benadeelde 3] met geweld heeft bestolen;
feit 3:op 1 januari 2013 te Nieuwegein samen met anderen [benadeelde 4] en [benadeelde 5] met geweld heeft bestolen;
feit 4:op 1 september 2013 te Nieuwegein samen met anderen [benadeelde 6] met geweld heeft bestolen en/of heeft afgeperst;
feit 5:op 2 september 2013 te Nieuwegein openlijk geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 7];
feit 6:in de periode van 1 september tot en met 26 november 2013 te Nieuwegein een bankpas en identiteitskaart heeft geheeld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en verzoekt de rechtbank dan ook om verdachte daarvan vrij te spreken.
De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1, 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende.
Ten aanzien van feit 1: de aangifte van [benadeelde 1], de bevindingen ten aanzien van het pinnen met de gestolen pas, de verklaring van medeverdachte[medeverdachte 1] en de verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 2: de aangiften van[benadeelde 2] en[benadeelde 3], de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], de bevindingen naar aanleiding van de doorzoeking van de woning van verdachte, de bevindingen met betrekking tot de camerabeelden en de verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 4: de aangifte van [benadeelde 6], de bevindingen naar aanleiding van de doorzoeking van de woning van verdachte, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] en de verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 5: de aangifte van [benadeelde 7], de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 6: de aangifte van [aangever 1], de bevindingen naar aanleiding van de doorzoeking van de woning van verdachte en de verklaring van de verdachte ter zitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1 ten laste gelegde feit, omdat er onvoldoende bewijs is dat hij dit feit heeft medegepleegd.
Het onder 2 ten laste gelegde feit kan naar de mening van de verdediging wel worden bewezen.
De verdediging heeft voorts bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 3 ten laste gelegde feit, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte de persoon was die het feit heeft gepleegd.
De verdediging is van mening dat de feiten 4 en 5 wel kunnen worden bewezen verklaard.
Tot slot heeft de verdediging ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde feit primair aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat het goed van een misdrijf afkomstig was. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat slechts sprake kan zijn van schuldheling, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat het goed van een misdrijf afkomstig was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Het bewijs
Aangever [benadeelde 1] heeft verklaard dat hij op 25 oktober 2013 te Nieuwegein was. Er kwamen drie personen aan fietsen. Ze kwamen achter aangever aan. Persoon 1 haalde aangever in en sneed hem af, zodat hij niet meer door kon fietsen. Persoon 1 liet aangever een mes zien dat hij in zijn hand had en hield het mes voor het gezicht van aangever . Daarna deed hij het mes schuin en hield hij het ter hoogte van de buik van aangever . Aangever hoorde dat persoon 1 tegen hem zei: ‘ik wil je telefoon’. Aangever heeft zijn telefoon gepakt en toen hij hem in zijn handen had pakte persoon 1 deze uit diens handen. Hij hoorde dat persoon 1 zei: ‘ik wil ook je portemonnee’. Aangever heeft uitgelegd dat hij het hoesje van zijn telefoon gebruikt als portemonnee. Persoon 2 deed aangever zijn fiets op slot. Aangever hoorde daarna dat de sleutel in de sloot terecht kwam. Aangever hoorde dat persoon 1 tegen hem zei: ‘stap van je fiets af’. Persoon 1 vroeg aan aangever: ‘wat is je pincode’. Aangever hoorde dat persoon 1 tevens tegen hem zei dat hij, aangever, in het gras moest gaan liggen. In het hoesje van de telefoon van aangever zaten onder andere een pinpas, rijbewijs en OV-chipkaart. [1]
Medeverdachte[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij van [verdachte] (rechtbank: [verdachte]) heeft gehoord dat [verdachte] een straatroof had gepleegd, waarbij ze een jongeman zijn sleutels hebben afgepakt en hebben weggegooid. [verdachte] heeft dat, volgens medeverdachte [medeverdachte 1], gedaan met [medeverdachte 2] (rechtbank: [medeverdachte 2]). [medeverdachte 3] (rechtbank: [medeverdachte 3]) was er ook bij. [2]
Uit onderzoek van de politie blijkt dat dezelfde dag nog is gepoogd te pinnen met de pinpas van aangever. [3] Op de beelden van de beveiligingscamera wordt verdachte door een verbalisant herkend als de pinner. [4]
Bij doorzoeking van de woning van verdachte op 26 november 2013 is bovendien de desbetreffende pinpas en het rijbewijs van die [benadeelde 1] aangetroffen. [5] [6] Voorts had verdachte op zijn telefoon een foto van voornoemd rijbewijs staan. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij heeft meegedaan. Een van de jongens zei tegen het slachtoffer: ‘geld en telefoon’. Verdachte heeft voorts verklaard dat de jongens zeiden: ‘we gaan iemand beroven’ en dat hij, verdachte, en de jongens toen iemand klem hebben gereden, de portemonnee met geld en telefoon hebben meegenomen en de sleutels hebben weggegooid. [8]
4.3.2
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Het bewijs
Aangeefster[benadeelde 2] heeft verklaard dat zij op 27 oktober 2013 met [benadeelde 3] te Nieuwegein fietste en dat zij een groep van vier personen zag staan. Toen zij ter hoogte van de groep waren stapte één van de personen op hen af. Aangeefster zag dat hij met een mes in zijn handen op hen af kwam lopen. Hij hield het dreigend op ooghoogte vast. Ze hoorde dat hij tegen haar zei: ‘Ik wil alles hebben’. Ze zag dat [benadeelde 3] door drie van de personen uit de groep werd vastgepakt. Ze zag dat de groep op hem in aan het slaan en schoppen was. Ze zag dat een van de jongens haar hockeystick vast had. Een van de jongens stond met haar tas en riep dat hij hun geld en telefoons wilde. De jongens zijn uiteindelijk weggerend met haar tas, waarin onder meer haar OV-chipkaart zat. [9]
Aangeefster [benadeelde 2] heeft aanvullend verklaard dat alle vier de jongens zich bezig hebben gehouden met [benadeelde 3]. Ze waren aan het slaan en schoppen en raakten hem op zijn hoofd, benen en romp. Tijdens de worsteling zag aangeefster het mes weer. De jongen stond recht tegenover [benadeelde 3], met zijn mes in zijn handen. Aangeefster zag vervolgens dat [benadeelde 3] bloedde en dat hij wonden had bij zijn lies, buik en vinger. [10]
Aangever[benadeelde 3] heeft verklaard dat er vier jongemannen op het fietspad stonden en dat zij, aangever en [benadeelde 2], hen niet goed konden passeren. Hij zag dat [benadeelde 2] aan haar tas van haar fiets werd getrokken en zag vervolgens dat een van hen de hockeystick van [benadeelde 2] in zijn handen had. De vier jongemannen stonden om [benadeelde 2] heen en een van hen had haar tas al in zijn handen. Aangever hoorde dat een van hen zei dat zij hun portemonnees en geld aan hen moesten afgeven. Een van hen hief de hockeystick op boven het hoofd van [benadeelde 2] en dreigde ermee. Aangever heeft vervolgens snijwonden opgelopen. [11]
Uit de medische verklaring van het Sint Antonius Ziekenhuis blijkt dat [benadeelde 3] pees- en zenuwletsel heeft opgelopen aan zijn wijsvinger. [12]
Medeverdachte[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 27 oktober 2013 samen met een aantal vrienden was. [verdachte] (rechtbank: [verdachte]) stelde voor om een straatroof te plegen. Daarop bleef iedereen stil staan op het fietspad. Op een gegeven moment zag hij een jongen en een meisje fietsen. Hij hoorde [verdachte] roepen: ‘Ik ga je lek steken’. Hij zag dat [verdachte] begon met vechten. Hij zag dat ze allemaal bij elkaar stonden en dat ze fysiek met elkaar bezig waren. Na het gevecht zag hij dat [verdachte] bloed aan zijn hand had en dat hij een mes vast hield. Die avond is een handtas gestolen. [medeverdachte 2] (rechtbank: [medeverdachte 2]) had de handtas bij zich. [verdachte] vertelde dat hij had gestoken. [medeverdachte 3] (rechtbank: [medeverdachte 3]) heeft zich bemoeid met het vechten. Medeverdachte [medeverdachte 1] zag namelijk armbewegingen van hem. [13]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij met een aantal personen aan het fietsen was. Er kwamen bekenden van hem langs. Zij werden door [verdachte] (rechtbank: [verdachte]) tegengehouden. Hij zag dat [verdachte] in gevecht ging met die man. Verdachte verklaart vervolgens dat zij [verdachte] toen gingen helpen. [verdachte] pakte de tas van het meisje. Verdachte had de jongen een keer geslagen en geduwd. [medeverdachte 3] hielp [verdachte] ook. De volgende dag ging [verdachte] proberen of de chipkaart het deed. [verdachte] vertelde toen ook dat hij twee keer had gestoken. [14]
Verdachte heeft verklaard dat hij erbij was. [15] Verdachte heeft voorts, nadat de politie hem heeft voorgehouden dat zij denken dat verdachte op 27 oktober 2013 samen met [medeverdachte 2] (rechtbank: [medeverdachte 2]) en [medeverdachte 3] was, geantwoord dat de politie haar werk goed had gedaan. [16]
Uit bevindingen van de politie blijkt dat verdachte tegen zijn vader heeft gezegd dat de jongens van de camerabeelden de jongens waren met wie hij de straatroof had gepleegd. Op de camerabeelden staan verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. [17]
Nadere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de persoon was die het mes heeft gebruikt. De rechtbank verwerpt dit verweer en verwijst daarbij naar de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. De rechtbank ziet geen redenen om aan die verklaringen te twijfelen.
4.3.3
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Het bewijs
[benadeelde 5], aangever mede namens [aangever 2], heeft verklaard dat hij op 1 januari 2013 samen met [benadeelde 4] te Nieuwegein was. Aangever zag dat twee jongens op hen af liepen. Hierop hebben [benadeelde 5] en[benadeelde 4] hun pas versneld. Zij zagen dat beide jongens hard lopend achter hen aan kwamen. Jongen 1 zei: ‘waarom keek je naar mij’ en ‘waarom keek je zo boos dan’ en schopte aangever tegen zijn dijbeen. Hij had een boksbeugel in zijn handen. Hij hield beide handen omhoog, ter hoogte van zijn borst en had gebalde vuisten. Dit kwam dreigend op hem, aangever, over. Jongen 1 vroeg hierop: ‘waar heb jij je mobiel?’ Aangever heeft vervolgens zijn mobiel aan jongen 1 gegeven. [18]
Aangever[benadeelde 4] heeft verklaard dat hij op 1 januari 2013 samen met [benadeelde 5] in Nieuwegein was. Aangever zag dat twee jongens achter hen aan kwamen fietsen en van hun fiets stapten. Vervolgens pakten de jongens hem bij zijn armen vast. Aangever hoorde jongen 1 zeggen: ‘heb je wat bij je’. Jongen 2 zei: ‘een mobiel of wat dan ook’. Aangever zag dat de jongen dichterbij kwam staan en dat hij een boksbeugel in zijn hand had. Aangever voelde dat die jongen hem, aangever met zijn rechtervuist op zijn hoofd sloeg. Vervolgens voelde hij dat die jongen hem met de boksbeugel sloeg, met zijn vuist. Aangever zag dat hij hem met kracht op zijn ribben raakte. Aangever hoorde jongen 1 zeggen: ‘fouilleer hem goed’. Aangever werd bang en heeft uit angst zijn mobiele telefoon afgegeven. Hij zag dat jongen 1 [benadeelde 5] twee harde trappen gaf tegen zijn benen. Aangever hoorde dat hij tegen [benadeelde 5] zei: ‘geef me je mobiel’. [19] Aangever herkende jongen 2 van school. Aangever heeft vervolgens bij de afdelingsleider in het fotoboek gekeken en jongen 2 herkend. Volgens de afdelingsleider heette die jongen [verdachte]. [20]
Uit bevindingen van de politie blijkt dat de afdelingsleider met ‘[verdachte]’ verdachte bedoelde. [21]
Nadere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte de persoon was die het feit heeft medegepleegd. Zo acht de verdediging de herkenning van verdachte niet betrouwbaar.
De rechtbank verwerpt dit verweer en neemt daarbij in overweging dat aangever[benadeelde 4] bij zijn aangifte direct heeft verklaard dat hij een van de jongens herkende van zijn school. Dat hij de naam van die desbetreffende jongen niet wist en daarvoor in het fotoboek van de school heeft gezocht naar die persoon, doet aan de betrouwbaarheid van die herkenning niets af.
De herkenning van verdachte als een van de mededaders bezien in verband met het gegeven dat de modus operandi van dit feit grote overeenkomsten vertoont met de modus operandi van de feiten 1 en 2 – te weten dat verdachte samen met (een) ander(en) in Nieuwegein nietsvermoedende mensen benadert en vervolgens geweld gebruikt en daarbij tegen de slachtoffers zegt dat hij hun spullen wil hebben – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gedaan.
4.3.4
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Het bewijs
Aangever [benadeelde 6] heeft verklaard dat hij op 1 september 2013 te Nieuwegein was. Er kwam een groep jongens aan lopen. Aangever kreeg ineens een klap tegen zijn kaak, waardoor hij zijn spullen (een helm, jas en wat andere dingen) liet vallen. Het skateboard van aangever lag al op de grond. Aangever voelde dat een andere jongen hem met zijn skateboard tegen zijn been sloeg. Aangever wilde daardoor zo snel mogelijk weg. Hij heeft daarop alles achtergelaten en is weggerend. Daarbij heeft hij zijn scooter ook laten staan. De vrienden van aangever zijn later terug gegaan en zagen dat de spullen van aangever weg waren. In de jas van aangever zaten zijn mobiele telefoon, portemonnee en sleutels. [22]
Bij doorzoeking van de woning van verdachte is een pinpas en rijbewijs op naam van die [benadeelde 6] aangetroffen. [23] [24] Voorts had verdachte op zijn telefoon een foto van voornoemd rijbewijs staan. [25]
Verdachte heeft bekend dat hij erbij was, toen ze zeiden: ‘we gaan deze jongens afpersen’ en dat hij daaraan meedeed. [26]
4.3.5
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Het bewijs
Aangever [benadeelde 7] ([benadeelde 7]) heeft verklaard dat hij op 2 september 2013 op het [X] College, gelegen aan de [adres], te Nieuwegein was. Hij zag dat [verdachte] (rechtbank: [verdachte]) naar hem toe kwam lopen en voelde dat hij hem, verdachte, vastgreep bij zijn armen. Hierna voelde aangever een klap op zijn neus. Vervolgens viel hij op de grond. Daarna voelde hij dat [verdachte] hem weer vasthield. [27]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat een groep jongens [benadeelde 7] had geslagen en geschopt. [verdachte] (rechtbank: [verdachte]), [medeverdachte 2] (rechtbank: [medeverdachte 2]) en [A] hadden geslagen of geschopt. [A] sloeg [benadeelde 7] op zijn neus. [medeverdachte 2] sloeg op zijn rug. [28]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij stompen en trappen zag. [29]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de vechtpartij plaatsvond in de ontvangstruimte van de school en dat daar veel kinderen waren. [30]
Verdachte heeft verklaard dat hij aangever een aantal malen heeft geslagen en dat er meerdere mensen betrokken waren bij de vechtpartij. [31]
4.3.6
Ten aanzien van feit 6
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 6 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Het bewijs
Aangeefster [aangever 1] heeft verklaard dat zij op 31 augustus 2013 te Utrecht was. Ze had haar portemonnee en tas op de grond gelegd toen zij werd aangesproken door drie jongens. Toen de jongens weg waren en aangeefster ook weg was gegaan, kwam zij erachter dat zij haar portemonnee miste. De portemonnee lag niet meer op de plek waar zij hem had neergelegd. [32]
Bij doorzoeking van de woning van verdachte op 26 november 2013 is een identiteitskaart op naam van die [aangever 1] aangetroffen. [33] [34] Voorts had verdachte op zijn telefoon een foto van voornoemde identiteitskaart staan. [35]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de identiteitskaart van [aangever 1] moest bewaren voor een mededader. Hij had een foto van die kaart in zijn telefoon staan om te gebruiken bij de verkoop van de kaart.
Nadere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de identiteitskaart van een misdrijf afkomstig is. De rechtbank verwerpt dit verweer en verwijst daarbij naar de aangifte van [aangever 1] en de verklaring van verdachte.
De verdediging heeft subsidiair aangevoerd dat slechts schuldheling kan worden bewezen. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat verdachte, gezien zijn verklaring, wist dat de identiteitskaart afkomstig was van een misdrijf.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 1
op 25 oktober 2013 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon en een hoesje met meerdere waardepapieren waaronder een pinpas, toebehorende aan [benadeelde 1], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
,welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde 1] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en vervolgens een mes voor zich heeft/hebben uitgestoken in de richting van die [benadeelde 1] en daarbij voornoemde [benadeelde 1] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: ‘ik wil je telefoon’ en ‘ik wil ook je portemonnee’ en vervolgens
- de sleutel uit de fiets van die [benadeelde 1] heeft/hebben gehaald en in een sloot heeft/hebben gegooid en vervolgens heeft/hebben gezegd ‘stap van je fiets af’ en ‘wat is je pincode’ en vervolgens heeft/hebben gezegd dat die [benadeelde 1] in het gras moest gaan liggen;
en/of
op 25 oktober 2013 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en een hoesje met
meerdere waardepapieren waaronder een pinpas, toebehorende aan die [benadeelde 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde 1] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en vervolgens een mes voor zich heeft/hebben uitgestoken in de richting van die [benadeelde 1] en daarbij voornoemde [benadeelde 1] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: ‘ik wil je telefoon’ en ‘ik wil ook je portemonnee’ en vervolgens
- de sleutel uit de fiets van die [benadeelde 1] heeft/hebben gehaald en in een sloot heeft/hebben gegooid en vervolgens heeft/hebben gezegd ‘stap van je fiets af’ en ‘wat is je pincode’ en vervolgens heeft/hebben gezegd dat die [benadeelde 1] in het gras moest gaan liggen;
feit 2
op 27 oktober 2013 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud (onder andere een OV-chipkaart), toebehorende aan[benadeelde 2], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen[benadeelde 2] en[benadeelde 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde 2] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en van de fiets heeft/hebben afgetrokken en vervolgens een mes heeft/hebben getoond aan die [benadeelde 2] en daarbij dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd ‘ik wil alles hebben’, en
- om die [benadeelde 2] en [benadeelde 3] heen gingen staan en
- die [benadeelde 3] meermalen heeft/hebben geslagen/geschopt tegen het hoofd en benen,
- dreigend een hockeystick heeft/hebben getoond en omhoog heeft/hebben gehouden en
- dreigend een mes heeft/hebben getoond aan die [benadeelde 3] en
- die [benadeelde 3] met een mes meermalen in het lichaam heeft/hebben gestoken;
feit 3
op 1 januari 2013 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee telefoons, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [aangever 2], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die[benadeelde 4] en [benadeelde 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
- die[benadeelde 4] en [benadeelde 5] heeft/hebben achtervolgd en vervolgens die[benadeelde 4] bij zijn armen heeft/hebben vastgepakt en heeft/hebben gezegd ‘Heb je iets bij je’ en ‘een mobiel of wat dan ook’, en
- aan die[benadeelde 4] een boksbeugel heeft/hebben getoond en vervolgens die[benadeelde 4] met een vuist tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en vervolgens die[benadeelde 4] met een boksbeugel tegen de ribben heeft/hebben gestompt en
- tegen die mededader heeft/hebben gezegd ‘fouilleer hem goed’, en vervolgens die[benadeelde 4] heeft/hebben gefouilleerd en
- tegen die [benadeelde 5] dreigend heeft/hebben gezegd ‘waarom keek je naar mij’ en ‘waarom keek je zo boos dan’, en vervolgens
- die [benadeelde 5] meermalen tegen de benen heeft/hebben geschopt en/of getrapt en
- aan die [benadeelde 5] dreigend een boksbeugel heeft/hebben getoond en met een boksbeugel dreigend voor die [benadeelde 5] heeft/hebben gestaan;
feit 4
op 1 september 2013 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon en een portemonnee en een helm en een jas en sleutels, toebehorende aan [benadeelde 6], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [benadeelde 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader(s) die [benadeelde 6] een klap tegen zijn kaak heeft/hebben gegeven en met een skateboard heeft/hebben geslagen tegen zijn been, waarna die [benadeelde 6] zich genoodzaakt voelde te vluchten;
en/of
op 1 september 2013 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [benadeelde 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en een portemonnee en een helm en sleutels en een jas en een scooter, toebehorende aan die [benadeelde 6], welk geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader(s) die [benadeelde 6] een klap tegen zijn kaak heeft/hebben gegeven en met een skateboard heeft/hebben geslagen tegen zijn been, waarna
die [benadeelde 6] zich genoodzaakt voelde te vluchten;
feit 5
op 2 september 2013 te Nieuwegein met anderen, in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten het [X] College, gelegen aan de [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 7], welk geweld bestond uit het meermalen slaan en schoppen van die [benadeelde 7];
feit 6
op tijdstippen in de periode van 1 september 2013 tot en met 26 november 2013 te Nieuwegein, een identiteitskaart op naam van [aangever 1] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 1:diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 en 3:diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4:diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meerdere verenigde personen;
feit 5:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 6:opzetheling.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch onderzoek pro justitia van 12 februari 2014 van E.M. Engers, GZ-psycholoog en orthopedagoog. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Verdachte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling. Bij verdachte is sprake van een gedragsstoornis, waarvan zijn spanningsbehoefte en beperkt normbesef deel uit maken. Dit was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde feit. Verdachte zoekt spannende situaties op en kan vervolgens de verleiding van het moment niet weerstaan.
De rapporterend psycholoog adviseert op grond hiervan om betrokkene voor de hem ten laste gelegde feiten enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt de conclusies van de rapporterend psycholoog over en maakt die tot de hare. De rechtbank zal de verdachte dan ook enigszins verminderd toerekeningsvatbaar verklaren.
Verdachte is wel strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot jeugddetentie van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 157 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun moet gedragen naar de aanwijzingen van de jeugdreclassering, waarvan zes maanden ITB Plus en behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling. De officier van justitie heeft voorts een werkstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen jeugddetentie, gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de strafeis van de officier van justitie.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in een kort tijdsbestek samen met anderen vier gewelddadige straatroven gepleegd. Hij heeft nietsvermoedende personen aangevallen vanwege hun portemonnees en telefoons. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. De rechtbank acht dit zeer ernstig. Verdachte heeft zich bij zijn handelen uitsluitend laten leiden door het – financiële – gewin van zichzelf en de andere groepsleden en geen oog gehad voor het gegeven dat dergelijke feiten een enorme impact hebben op het leven van de slachtoffers en bijdragen aan de gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaringen van een aantal van de slachtoffers blijkt dat zij nog steeds de psychische gevolgen van de feiten ondervinden en dat één van de slachtoffers blijvend lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan heling van een identiteitskaart. De rechtbank acht dit onacceptabel. Verdachte heeft op deze wijze bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit, die immers enkel loont wanneer er afnemers zijn voor gestolen goederen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen enkel moment heeft stilgestaan bij de gevolgen voor de personen bij wie de goederen zijn weggenomen.
De rechtbank gaat er bij de straatroven vanuit dat verdachte een leidersrol vervulde binnen de groep jongens waarmee hij deze straatroven heeft gepleegd. Uit verklaringen van meerdere medeverdachten blijkt dat verdachte telkens de persoon was die het voortouw nam. Hij stelde de straatroven voor, begon telkens als eerste en gebruikte ook het meeste geweld. Verdachte heeft in zijn verklaringen bij de politie echter getracht zijn rol te minimaliseren en heeft ter terechtzitting helemaal geen verklaring willen afleggen. De rechtbank weegt dit alles in het nadeel van verdachte mee.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
  • een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 januari 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten;
  • een de verdachte betreffend psychologisch onderzoek pro justitia d.d. 12 februari 2014 van E.M. Engers, GZ-psycholoog en orthopedagoog, waarin – naast hetgeen reeds in onderdeel 7 is besproken – wordt geadviseerd een, gedeeltelijk, voorwaardelijke straf op te leggen onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, waarvan 6 maanden ITB Plus, ook als dat inhoudt een behandeling bij de Waag;
  • een de verdachte betreffend rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 26 februari 2014, waarin wordt geadviseerd om aan verdachte een, gedeeltelijk, voorwaardelijke straf op te leggen onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, waarvan 6 maanden ITB Plus, ook als dat inhoudt dat hij meewerkt aan hulpverlening en behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden geen aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Het feit dat de officier van justitie bij de vordering ter zake de strafeis uitging van de door haar verzochte vrijspraak ter zake feit 3 maakt dit niet anders.
De rechtbank acht jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De rechtbank zal een gedeelte daarvan, te weten 157 dagen, voorwaardelijk opleggen. Met het voorwaardelijke strafdeel beoogt de rechtbank niet alleen de verdachte ervan te weerhouden nogmaals strafbare feiten te plegen, maar beoogt zij ook de oplegging van de maatregel Hulp en Steun, inclusief ITB Plus en begeleiding en behandeling bij De Waag, mogelijk te maken. De rechtbank zal daarnaast een werkstraf opleggen van 180 uur, subsidiair 90 dagen jeugddetentie.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1],[benadeelde 2] en[benadeelde 3] hoofdelijk dienen te worden toegewezen en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd. De benadeelde partij [benadeelde 4] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering, omdat verdachte van dat feit moet worden vrijgesproken.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] bepleit dat de hoogte van het bedrag aan materiële schade moet worden beperkt. Zo dient niet de nieuwwaarde, maar de dagwaarde van de telefoon te worden vergoed en dienen ook de reiskosten slechts gedeeltelijk te worden vergoed. Voorts dient het bedrag aan immateriële schade te worden gematigd.
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij[benadeelde 3] bepleit dat een aantal kostenposten van de materiële schade niet moeten worden meegenomen, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd en verwijst daarbij naar de kosten voor fysiotherapie. Voorts dient het bedrag aan immateriële schade te worden gematigd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij[benadeelde 2] is de verdediging van mening dat het bedrag aan immateriële schade moet worden gematigd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een bedrag van € 1.109,14 gevorderd als vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit, waarvan € 359,14 euro ter zake van materiële schade en € 750,00 ter zake van immateriële schade.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij, levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank acht de schade voldoende onderbouwd en waardeert deze op € 1.109,14 (elfhonderdnegen euro en veertien cent), waarvan € 359,14 ter zake van materiële schade en € 750,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade, omdat de schade kort gezegd door een groep is toegebracht. De vordering zal dan ook tot dat bedrag – hoofdelijk – worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf het tijdstip waarop de schade is veroorzaakt, te weten 25 oktober 2013.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte – eveneens hoofdelijk – opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij[benadeelde 2]
De benadeelde partij[benadeelde 2] heeft een bedrag van € 410,00 gevorderd als vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde feit, waarvan € 10,00 euro ter zake van materiële schade en € 400,00 ter zake van immateriële schade.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij, levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank acht deze schade voldoende onderbouwd en waardeert deze op € 410,00 (vierhonderdentien euro), waarvan € 10,00 ter zake van materiële schade en € 400,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade, omdat de schade kort gezegd door een groep is toegebracht. De vordering zal dan ook tot dat bedrag – hoofdelijk – worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf het tijdstip waarop de schade is veroorzaakt, te weten 27 oktober 2013.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte – eveneens hoofdelijk – opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij[benadeelde 3]
De benadeelde partij[benadeelde 3] heeft een bedrag van € 2.429,42 gevorderd als vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde feit, waarvan € 1.224,42 euro ter zake van materiële schade en € 1.205,00 ter zake van immateriële schade.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij, levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank acht deze schade – mede gelet op de nader door de benadeelde partij ter zitting afgelegde verklaring ter zake de kosten van fysiotherapie – voldoende onderbouwd en waardeert deze op € 2.429,42 (vierentwintighonderdnegenentwintig euro en tweeënveertig cent), waarvan € 1.224,42 ter zake van materiële schade en € 1.205,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade, omdat de schade kort gezegd door een groep is toegebracht. De vordering zal dan ook tot dat bedrag – hoofdelijk – worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf het tijdstip waarop de schade is veroorzaakt, te weten 27 oktober 2013.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte – eveneens hoofdelijk – opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft een bedrag van € 505,84 gevorderd als vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het onder 3 ten laste gelegde feit, waarvan
€ 5,84 euro ter zake van materiële schade en € 500,00 ter zake van immateriële schade.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij, levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 505,84 (vijfhonderdvijf euro en vierentachtig cent), waarvan € 5,84 ter zake van materiële schade en € 500,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade, omdat de schade kort gezegd door een groep is toegebracht. De vordering zal dan ook tot dat bedrag – hoofdelijk – worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf het tijdstip waarop de schade is veroorzaakt, te weten 1 januari 2013.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte – eveneens hoofdelijk – opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
feit 1:diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 en 3:diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4:diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meerdere verenigde personen;
feit 5:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 6:opzetheling;
verklaart het bewezene strafbaar;
verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot jeugddetentie van
180 dagen;
beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
bepaalt dat een gedeelte, te weten 157 dagen, van deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet aan de hem opgelegde voorwaarden houdt;
stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken en/of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
* zich zal houden aan de aanwijzingen gegeven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, te Utrecht in het kader van de hierbij opgelegde Maatregel Hulp en Steun, waarvan 6 maanden ITB Plus, ook als dat inhoudt dat hij meewerkt aan hulpverlening en behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling;
geeft aan genoemde instelling opdracht veroordeelde bij de naleving van die voorwaarden hulp en steun te verlenen;
veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van een werkstraf, van
180 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 90 dagen;
wijst –
ten aanzien van feit 1– de vordering van [benadeelde 1] toe tot € 1.109,14 (elfhonderdnegen euro en veertien cent), waarvan € 359,14 euro ter zake van materiële schade en € 750,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 oktober 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1], aan de Staat € 1.109,14 (elfhonderdnegen euro en veertien cent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 21 dagen (de toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op);
bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
wijst –
ten aanzien van feit 2– de vordering van[benadeelde 2] toe tot € 410,00 (vierhonderdentien euro), waarvan € 10,00 euro ter zake van materiële schade en € 400,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 oktober 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de verplichting op ten behoeve van[benadeelde 2], aan de Staat € 410,00 (vierhonderdentien euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 8 dagen (de toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op);
bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
wijst –
ten aanzien van feit 2– de vordering van[benadeelde 3] toe tot € 2.429,42 (vierentwintighonderdnegenentwintig euro en tweeënveertig cent), waarvan € 1.224,42 euro ter zake van materiële schade en € 1.205,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 oktober 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de verplichting op ten behoeve van[benadeelde 3], aan de Staat € 2.429,42 (vierentwintighonderdnegenentwintig euro en tweeënveertig cent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 34 dagen (de toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op);
bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
wijst –
ten aanzien van feit 3– de vordering van [benadeelde 4] toe tot € 505,84 (vijfhonderdvijf euro en vierentachtig cent), waarvan € 5,84 euro ter zake van materiële schade en € 500,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4], aan de Staat € 505,84 (vijfhonderdvijf euro en vierentachtig cent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 10 dagen (de toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op);
bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
heft op het, reeds geschorste, bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A. Messer, voorzitter en tevens kinderrechter,
mrs. G.V.M. Veldhoen en M.P. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 maart 2014.
Mr. E.A. Messer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
(zaak 2)
hij op of omstreeks 25 oktober 2013 te Nieuwegein, althans in het
arrondissement midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een telefoon en/of een hoesje met meerdere waardepapieren
waaronder een pinpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of
gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken
en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde 1] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en/of (vervolgens) een mes,
althans een dergelijk voorwerp, voor zich heeft/hebben uitgestoken in de
richting van die [benadeelde 1], in elk geval getoond aan die [benadeelde 1] en/of (daarbij)
voornoemde [benadeelde 1] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik wil je
telefoon" en/of "Ik wil ook je portemonnee", althans woorden van gelijke aard
en/of strekking en/of (vervolgens)
- de sleutel uit de fiets van die [benadeelde 1] heeft/hebben gehaald en/of in een
sloot heeft/hebben gegooid en/of (vervolgens) heeft/hebben gezegd "stap van je
fiets af" en/of "wat is je pincode" en/of (vervolgens) heeft/hebben gezegd dat
die [benadeelde 1] in het gras moest gaan liggen;
en/of
hij op of omstreeks 25 oktober 2013 te Nieuwegein, althans in
het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 1]
heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of een hoesje met
meerdere waardepapieren waaronder een pinpas, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 1], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn/haar mededader(s), welk
geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde 1] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en/of (vervolgens) een mes,
althans een dergelijk voorwerp, voor zich heeft/hebben uitgestoken in de
richting van die [benadeelde 1], in elk geval getoond aan die [benadeelde 1] en/of (daarbij)
voornoemde [benadeelde 1] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik wil je
telefoon" en/of "Ik wil ook je portemonnee", althans woorden van gelijke aard
en/of strekking en/of (vervolgens)
- de sleutel uit de fiets van die [benadeelde 1] heeft/hebben gehaald en/of in een
sloot heeft/hebben gegooid en/of (vervolgens) heeft/hebben gezegd "stap van je
fiets af" en/of "wat is je pincode" en/of (vervolgens) heeft/hebben gezegd dat
die [benadeelde 1] in het gras moest gaan liggen;
2.
(zaak 3)
hij op of omstreeks 27 oktober 2013 te Nieuwegein, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een tas (met inhoud, onder andere een OV-chipkaart), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde 2], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en /
of bedreiging met geweld tegen[benadeelde 2] en/of[benadeelde 3], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde 2] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en/of van de fiets
heeft/hebben afgetrokken en/of (vervolgens) een mes, althans een dergelijk
voorwerp, voor zich heeft/hebben uitgestoken in de richting van die [benadeelde 2], in
elk geval getoond aan die [benadeelde 2] en/of (daarbij) dreigend de woorden
heeft/hebben toegevoegd "Ik wil alles hebben", althans woorden van gelijke
aard en/of strekking en/of
- om die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] heen gingen staan en/of
- die [benadeelde 3] meermalen heeft/hebben geslagen/geschopt op/tegen het hoofd
en/of benen, althans het lichaam en/of
- dreigend een hockeystick heeft/hebben getoond en/of omhoog heeft/hebben
gehouden en/of
- dreigend een mes heeft/hebben getoond aan die [benadeelde 3] en/of
- die [benadeelde 3] met een mes, althans een dergelijk voorwerp meermalen in het
lichaam heeft/hebben gestoken;
3.
(zaak 4)
hij op of omstreeks 01 januari 2013 te Nieuwegein, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen twee telefoons, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [aangever 2], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die[benadeelde 4] en/of [benadeelde 5], gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en /
of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die[benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] heeft/hebben achtervolgd en/of (vervolgens) die
Fernando bij zijn armen heeft/hebben vastgepakt en/of ingesloten en/of
heeft/hebben gezegd "Heb je iets bij je" en/of "een mobiel of wat dan ook",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- aan die[benadeelde 4] een boksbeugel heeft/hebben getoond en/of (vervolgens) die
Fernando met een vuist op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
(vervolgens) die[benadeelde 4] met een boksbeugel tegen de ribben heeft/hebben
geslagen en/of gestompt en/of
- tegen die mededader heeft gezegd "Fouilleer hem goed", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens) die[benadeelde 4] heeft/hebben
gefouilleerd en/of
- tegen die [benadeelde 5] deigend heeft/hebben gezegd "waarom keek je naar mij en/of
"waarom keek je zo boos dan", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking en/of (vervolgens)
- die [benadeelde 5] meermalen tegen de be(e)n(en) heeft/hebben geschopt en/of getrapt
en/of
- aan die [benadeelde 5] dreigend een boksbeugel heeft/hebben gestoond en/of met een
boksbeugel dreigend voor die [benadeelde 5] heeft/hebben gestaan;
4.
(zaak 5)
hij op of omstreeks 1 september 2013 te Nieuwegein, althans in het
arrondissement midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een telefoon en/of en/of een portemonnee (met inhoud) en/of
een helm en/of een jas en/of sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde 6], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en
/ of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen
die [benadeelde 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en /
of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij en/of zijn mededader(s) die [benadeelde 6] een klap tegen zijn kaak, althans
zijn gezicht/hoofd heeft/hebben gegeven en/of met een skateboard heeft/hebben
geslagen tegen zijn been, althans zijn lichaam (waarna die [benadeelde 6] zich
genoodzaakt voelde te te vluchten);
en/of
hij op of omstreeks 01 september 2013 te Nieuwegein, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld
[benadeelde 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of
een portemonnee (met inhoud) en/of een helm en/of sleutels en/of een jas en/of
een scooter, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
die [benadeelde 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of
zijn mededader(s), welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s) die [benadeelde 6] een klap tegen
zijn kaak, althans zijn gezicht/hoofd heeft/hebben gegeven en/of met een
skateboard heeft/hebben geslagen tegen zijn been, althans zijn lichaam (waarna
die [benadeelde 6] zich genoodzaakt voelde te te vluchten);
5.
(zaak 6)
hij op of omstreeks 2 september 2013 te Nieuwegein met een ander of anderen,
op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek
toegankelijke ruimte, te weten het [X] College, gelegen aan de
[adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 7],
welk geweld bestond uit het meermalen slaan en/of schoppen van die [benadeelde 7];
6.
(zaak 8)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2013
tot en met 26 november 2013 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland, een
bankpas en/of een identiteitskaart (op naam van [aangever 1]) heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van deze goederen wist of redelijkerwijs
had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1], opgenomen op pagina 424-426, van het proces-verbaal met nummer 096 KULA 2013 242463, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 639.
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte[medeverdachte 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 630-631.
3.Het proces-verbaal omtrent pinpogingen pinpas, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 431.
4.Het proces-verbaal herkenning pinnen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 432.
5.Het proces-verbaal van doorzoeking ter in beslag neming, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 124 en 126.
6.De kennisgeving van in beslagneming, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, ongenummerd.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 503, 507-508.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 58, 60-61.
9.Het proces-verbaal van aangifte van[benadeelde 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 439-440.
10.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster[benadeelde 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 445.
11.Het proces-verbaal van aangifte van[benadeelde 3], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 453-454.
12.Het geschrift, te weten een medische verklaring, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 465-466.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte[medeverdachte 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 628-630.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 288-290.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 62.
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 83-84.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 557.
18.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 5], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 302-304.
19.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 308-309.
20.Het proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde 4], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 313.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 316.
22.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 6], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 352.
23.Het proces-verbaal van doorzoeking ter in beslag neming, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 124 en 126.
24.De kennisgeving van in beslagneming, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, ongenummerd.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 503, 507-508.
26.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 89.
27.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 7], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 370.
28.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 378-379.
29.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 382.
30.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 380.
31.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 395.
32.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 343-344.
33.Het proces-verbaal van doorzoeking ter in beslag neming, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 124 en 126.
34.De kennisgeving van in beslagneming, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, ongenummerd.
35.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 503, 507, 510.