ECLI:NL:RBMNE:2014:1037

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
C-16-362969 - KG ZA 14-108
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag op onroerende zaak in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 maart 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bouwpro B.V. en de Stichting Shri Ganesh. De zaak betreft de opheffing van een conservatoir beslag dat door de Stichting was gelegd op een onroerende zaak, die eerder door Bouwpro aan een derde was verkocht. De Stichting had het beslag gelegd om nakoming van een vermeende koopovereenkomst te waarborgen, maar de rechtbank oordeelde dat het beslag onnodig was, aangezien de eigendom van de onroerende zaak niet meer bij Bouwpro berustte. De rechtbank concludeerde dat, zelfs als er een koopovereenkomst zou zijn, het beslag geen doel meer diende. Bovendien was het verhaalsbeslag van rechtswege vervallen omdat de Stichting geen schadevergoeding had gevorderd binnen de gestelde termijn. De rechtbank heeft het beslag opgeheven en de Stichting veroordeeld in de proceskosten van Bouwpro, die op € 1.505,44 zijn begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/362969 / KG ZA 14-108
Vonnis in kort geding van 5 maart 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUWPRO B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. T. Kroes te Utrecht,
tegen
de stichting
STICHTING SHRI GANESH,
gevestigd te Maarssen,
gedaagde,
advocaat mr. J.A.M. van de Sande te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Bouwpro en de Stichting genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 21;
  • de op voorhand toegezonden productie van de zijde van de Stichting;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van Bouwpro;
  • de pleitnota van de Stichting.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bouwpro heeft het perceel [adres 1] te Utrecht gekocht. Bij besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Utrecht van 29 april 2013 is het perceel hernummerd. In de nieuwe situatie is sprake van de adressen [adres 2] en [adres 1] en van [adres 3] tot en met [nummers].
2.2.
Bestuurder en enig aandeelhouder van Bouwpro de heer [X] heeft op 23 april 2013 de onroerende zaak aan de [adres 2] te Utrecht, door partijen ook aangeduid als kavel 19, te koop aangeboden aan de Stichting. Vervolgens is onderhandeld over het sluiten van een koopovereenkomst met betrekking tot deze kavel. Op 31 oktober 2013 heeft Bouwpro aan de door de Stichting in de arm genomen makelaar medegedeeld dat zij de kavel aan een andere partij heeft verkocht.
2.3.
Op 8 november 2013 is de onroerende zaak, plaatselijk bekend [woonplaats] aan [adres 2], kadastraal bekend gemeente Catharijne, sectie B nummer 8390 (gedeeltelijk), met kavelnummer 19 bij notariële akte door Bouwpro geleverd aan de heer [Y]. Eveneens op 8 november 2013 is voornoemde onroerende zaak door [Y] (door)geleverd aan de heren [Z] en [A].
2.4.
De Stichting heeft bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 27 november 2013 een verzoekschrift ingediend tot het verkrijgen van verlof voor het ten laste van Bouwpro leggen van conservatoir beslag op een perceel grond plaatselijk bekend [woonplaats] aan de [adres 2], kadastraal bekend gemeente Catharijne, sectie B nummer 8390 (gedeeltelijk), bestaande uit bedrijvigheid (industrie) en terrein. De Stichting heeft aan haar verzoek – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Op 23 april 2013 heeft [X] de onroerende zaak aan de [adres 2] te Utrecht te koop aangeboden aan de Stichting. Vervolgens is onderhandeld over het sluiten van een koopovereenkomst. Tussen Bouwpro en de Stichting is omstreeks 17 september 2013 een koopovereenkomst tot stand gekomen, aldus de Stichting. Op 31 oktober 2013 heeft Bouwpro aan de door de Stichting in de arm genomen makelaar medegedeeld dat het pand aan een andere partij is verkocht. Primair wenst de Stichting nakoming door Bouwpro van de koopovereenkomst, waarvoor zij conservatoir beslag tot levering wil leggen en subsidiair wenst zij ter verzekering van verhaal voor geleden en te lijden schade conservatoir verhaalsbeslag te leggen. Het is volgens de Stichting voor haar onmogelijk om een soortgelijk pand te verwerven binnen redelijke termijn. Indien zij een geschikt pand zal moeten kopen, zullen de daaraan verbonden kosten (aanschafwaarde) ten minste € 150.000,00 hoger zijn dan het te kopen pand van [X]. Haar vordering, met inbegrip van rente en kosten, begroot de Stichting op € 195.000,00.
2.5.
De voorzieningenrechter heeft bij beschikking van 28 november 2013 de vordering van de Stichting begroot op € 195.000,00, inclusief rente en kosten. Daarbij is overeenkomstig het verzoek aan de Stichting verlof verleend om primair conservatoir beslag tot levering en subsidiair conservatoir beslag tot verhaal te doen leggen ten laste van Bouwpro op de aan Bouwpro in eigendom toebehorende onroerende zaak, plaatselijk bekend [woonplaats] aan [adres 2], kadastraal bekend gemeente Catharijne, sectie B nummer 8390 (gedeeltelijk) bestaande uit bedrijvigheid (industrie) en terrein. De termijn waarbinnen de eis in de hoofdzaak diende te worden ingesteld is bepaald op veertien dagen na het leggen van beslag.
2.6.
De Stichting heeft, na verkregen verlof, op 28 november 2013 conservatoir beslag gelegd op de aan Bouwpro in eigendom toebehorende onroerende zaak, plaatselijk bekend [woonplaats] aan [adres 2], kadastraal bekend gemeente Catharijne, sectie B nummer 8390 (gedeeltelijk) bestaande uit bedrijvigheid (industrie) en terrein. Het verzoekschrift en het proces-verbaal van beslaglegging zijn op 3 december 2013 aan Bouwpro overbetekend.
2.7.
Op 9 december 2013 heeft de Stichting een dagvaarding aan Bouwpro doen betekenen. In de dagvaarding vordert de Stichting – samengevat – primair te verklaren voor recht dat op of omstreeks 17 september 2013, dan wel in de periode tussen 17 september 2013 en 25 september 2013, tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot de onroerende zaak, plaatselijk bekend [woonplaats] aan [adres 2], kadastraal bekend gemeente Catharijne, sectie B nummer 8390 (gedeeltelijk) bestaande uit een loods met voorterrein cum annex. Voorts vordert zij primair Bouwpro te veroordelen om binnen drie maanden na betekening van het vonnis, de bedoelde koopovereenkomst uit te voeren, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom. Subsidiair vorder de Stichting te verklaren voor recht dat Bouwpro onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, althans in strijd met de jegens de Stichting in acht te nemen redelijkheid door de gevoerde onderhandelingen tot verkoop van de onroerende zaak af te breken. Verder vordert de Stichting subsidiair veroordeling van Bouwpro om de onderhandelingen, strekkende tot het tot stand brengen van een koopovereenkomst met betrekking tot bedoelde onroerende zaak voort te zetten totdat een koopovereenkomst tot stand is gekomen dan wel vaststaat dat in redelijkheid van (een van) partijen niet kan worden gevergd een koopovereenkomst te sluiten. Dit deel van de subsidiaire vordering op straffe van verbeurte van een dwangsom.

3.Het geschil

3.1.
Bouwpro vordert in dit kort geding bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, primair opheffing van het op 28 november 2013 door de Stichting gelegde conservatoir beslag op de onroerende zaak, plaatselijk bekend [woonplaats] aan [adres 2], kadastraal bekend gemeente Catharijne, sectie B nummer 8390 (gedeeltelijk). Subsidiair vordert zij de Stichting te gebieden de beslagen binnen vierentwintig uren na betekening van dit vonnis op te heffen en over te gaan tot doorhaling van de beslagen in de openbare registers, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 500.000,00. Meer subsidiair vordert Bouwpro de Stichting te gebieden de beslagen binnen vierentwintig uren na betekening van dit vonnis op te heffen en over te gaan tot doorhaling van de beslagen in de openbare registers, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 500.000,00, zodat Bouwpro het deel dat bekend is als kavel 10 aan derden zal kunnen verkopen en leveren.
3.2.
De Stichting voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.2.
Onder toepassing van artikel 66 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat hier van toepassing is, kan aan door Bouwpro gestelde nietigheid van het exploit van (over)betekening van 2 december 2013 worden voorbijgegaan. Dit omdat niet aannemelijk is geworden dat Bouwpro, voor wie het exploit bestemd is, door de onjuiste vermelding van haar naam, Bouw-Pro B.V. in plaats van Bouwpro B.V., het ontbreken van een vermelding van een huisnummer en melding van een verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam in plaats van de rechtbank Midden-Nederland, onredelijk is benadeeld. Voor Bouwpro is duidelijk dat het verlof aan haar is betekend en dat dit is verleend door de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, het tegengestelde is immers niet door Bouwpro gesteld. Voorts is gesteld noch gebleken dat Bouwpro onredelijk is benadeeld, zodat niet-naleving van de door haar aangehaalde voorschriften in de artikelen 705 lid 2 jo 702 jo 440 Rv geen nietigheid meebrengt.
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat de door de Stichting gestelde en door Bouwpro betwiste koopovereenkomst betrekking heeft op het perceel [adres 2], dat door hen wordt aangeduid met kavel 19. Deze kavel 19 is op 8 november 2013, derhalve voordat de Stichting verlof verkreeg tot het leggen van conservatoir beslag, door Bouwpro geleverd aan de heer [Y]. Uitgaande van een door de Stichting op bedoelde kavel gelegd conservatoir beslag, heeft dit beslag derhalve geen doel getroffen.
4.4.
Voorgaande brengt tevens mee dat, zover het beslag al doel heeft getroffen ten aanzien van kavel 19, het beslag dient het te worden opgeheven gelet op het feit dat, ook indien in een bodemprocedure zou komen vast te staan dat tussen Bouwpro en de Stichting een koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot betreffende kavel 19, het conservatoire beslag op dit punt de Stichting niet baat. Omdat de eigendom van bedoelde kavel niet meer op Bouwpro rust, kan daarvan door haar geen levering plaatsvinden. Hoewel de Stichting stelt dat Bouwpro het ertoe kan leiden dat de huidig eigenaar de betreffende kavel aan de Stichting levert, volgt hieruit niet – en dit is ook niet gesteld door de Stichting – dat Bouwpro bevoegd is te beschikken over kavel 19. Derhalve is het beslag onnodig en dient het te worden opgeheven.
4.5.
Omdat uit de overgelegde stukken en de toelichting daarop niet duidelijk wordt welke kavels – buiten de reeds behandelde kavel 19 – begrepen worden onder de aanduiding “de onroerende zaak, plaatselijk bekend [woonplaats] aan [adres 2], kadastraal bekend gemeente Catharijne, sectie B nummer 8390 (gedeeltelijk)” en daarom niet helder is of er beslag rust op andere kavels dan kavel 19, wordt voorts het volgende overwogen.
4.6.
Indien en voor zover het door de Stichting gelegde beslag een conservatoir leveringsbeslag betreft in de zin van 730 e.v. Rv en dit beslag rust op andere kavels dan kavel 19, zal het worden opgeheven omdat niet summierlijk is gebleken van een vorderingsrecht van de Stichting tot levering door Bouwpro van die andere kavels. Gesteld noch gebleken is immers dat tussen partijen enige overeenstemming is bereikt over andere kavels dan kavel 19, zodat leveringsbeslag niet aan de orde is.
4.7.
Aan het door Bouwpro weersproken betoog van de Stichting dat kavels inwisselbaar zijn, dan wel Bouwpro het ertoe zou moeten leiden dat de huidig eigenaar van kavel 19 deze kavel aan de Stichting dient te leveren en een andere kavel zou kunnen verkrijgen, althans Bouwpro kavel 19 dient terug te kopen om deze vervolgens aan de Stichting te leveren, kan worden voorbijgegaan omdat de Stichting dit niet aan haar verzoek tot het leggen van beslag ten grondslag heeft gelegd en het verlof tot het leggen van beslag niet verleend is met dit doel.
4.8.
Waar de Stichting het door haar gelegde beslag subsidiair heeft gelegd ter verzekering van verhaal van een schadevergoedingsvordering wordt het volgende overwogen. Uit de door de Stichting overgelegde dagvaarding in de hoofdzaak en haar toelichting daarop blijkt dat zij in die zaak geen vordering tot, al dan niet bij staat op te maken, schadevergoeding heeft ingesteld binnen de door de voorzieningenrechter in het verlof van 28 november 2013 bepaalde termijn van veertien dagen na het leggen van beslag. Toepassing van artikel 700 lid 3 Rv brengt daarom mee dat het door de Stichting gelegde verhaalsbeslag van rechtswege is vervallen.
4.9.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de slotsom dat het door de Stichting ten laste van Bouwpro gelegde beslag dient te worden opgeheven. Nu artikel 705 lid 1 Rv de voorzieningenrechter daartoe bevoegd verklaart, zal zij het beslag, overeenkomstig de primaire vordering, zelf opheffen bij dit vonnis. Omdat de primaire vordering van Bouwpro wordt toegewezen, behoeven de subsidiaire en meer subsidiair geen beoordeling meer.
4.10.
De door Bouwpro in deze procedure gevorderde uitvoerbaarverklaring van dit vonnis op de minuut zal worden afgewezen. Dit verzoek is niet op de wet gebaseerd. Hierbij wordt opgemerkt dat Bouwpro een grosse van dit vonnis zal ontvangen. Het verzoek tot uitvoerbaarverklaring op alle dagen en uren is niet gemotiveerd en zal daarom worden afgewezen.
4.11.
De Stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bouwpro worden begroot op € 1.505,44 (bestaande uit € 81,44 aan kosten voor de dagvaarding, € 608,00 aan griffierecht en € 816,00 aan salaris advocaat).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op het op 28 november 2013 ten laste van Bouwpro gelegde beslag op de onroerende zaak, plaatselijk bekend [woonplaats] aan [adres 2], kadastraal bekend gemeente Catharijne, sectie B nummer 8390 (gedeeltelijk) bestaande uit bedrijvigheid (industrie) en terrein,
5.2.
veroordeelt de Stichting in de proceskosten, aan de zijde van Bouwpro tot op heden begroot op € 1.505,44,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2014. [1]

Voetnoten

1.type: CTH/4065